Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-01-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2476

Zaaknummer

M 99 - 2011

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat werkzaamheden ten onrechte in rekening zijn gebracht. Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet bij de rechtbank te informeren of het verzoek om aanhouding al dan niet was gehonoreerd. Klacht deels gegrond. Waarschuwing.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

M99-2011 Klacht

 

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

 

de klacht van:

 

 

klager,

 

tegen

 

verweerster,

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

 

1.         Verloop van de klachtprocedure.

 

Bij schrijven van 14 april 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement   Maastricht de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 november 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 13 september  2011, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 7 november 2011.

 

De raad heeft voorts kennis genomen van de nagekomen brief van verweerster van 4 november 2011 met produkties.

 

Bij de mondelinge behandeling is verweerster, vergezeld van haar patroon mr. X, verschenen. Klager is niet verschenen.

 

2.         De feiten

 

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

            Nadat klager voor het kantoor van verweerster een website had ontwikkeld heeft hij zich voor juridische bijstand tot verweerster gewend inzake de erkenning van en omgang met zijn dochter. Nadat vergeefs was getracht een regeling in der minne tot stand te brengen heeft verweerster op 9 september 2009 in opdracht van klager een verzoek ingediend bij de rechtbank strekkende tot erkenning en omgang. Op 23 november 2009 heeft verweerster klager een declaratie gestuurd. Op 1 december 2009 heeft klager bij e-mailbericht bezwaar gemaakt tegen de declaratie en verzocht om de procedure in te trekken dan wel aan te houden. Bij faxbericht d.d. 24 maart 2010 heeft verweerster de rechtbank verzocht de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden. Begin oktober 2010 ontving verweerster bericht van de advocaat van de wederpartij inhoudend dat bij tussenbeschikking d.d. 13 juli 2010 een mondelinge behandeling was bepaald, hetgeen verweerster heeft gemeld aan klager. Verweerster heeft de rechtbank verzocht de mondelinge behandeling aan te houden. Klager heeft een andere advocaat in de arm genomen.

 

3.         De klacht

 

3          De klacht houdt het volgende in:

1.         Verweerster heeft haar werkzaamheden aan klager ten onrechte in rekening gebracht; de afspraak hield in dat enkel kantoorkosten in rekening gebracht zouden worden en dat tegenover de inhoudelijke werkzaamheden van verweerster stond dat klager de website van verweersters kantoor zou maken en bijhouden.

2.         Verweerster heeft de zaak van klager niet goed behandeld en de procedure niet ingetrokken ondanks klagers herhaalde verzoek daartoe.

           

4.         Het verweer

 

4.         Het standpunt van verweerster houdt in:

1.         De afspraak luidde dat in eerste instantie in het minnelijk traject met de wederpartij geen kosten in rekening zouden worden gebracht voor de werkzaamheden van verweerster, waartegenover klager geen kosten in rekening zou brengen voor het onderhoud en de aanpassing van de website. In geval van een procedure zou op uurbasis worden gedeclareerd, hetgeen blijkt uit een e-mailbericht aan klager van 19 december 2009.

2.         Verweerster heeft klager niet van de zittingsdatum op de hoogte gesteld omdat zij zelf niet op de hoogte was gesteld van een zittingsdatum. Nadat verweerster de rechtbank op 24 maart 2010 had verzocht om de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden, heeft zij niets meer van de rechtbank vernomen en verkeerde zij  in de veronderstelling dat het verzoek was gehonoreerd. Zij was dan ook erg verbaasd toen zij op 5 oktober 2010 van de advocaat van de wederpartij vernam dat er toch een mondelinge behandeling was bepaald. De tussenbeschikking van 13 juli 2010 waarin de zitting was bepaald ontving zij niet eerder dan op 25 oktober 2010 van de rechtbank.

 

5.         Beoordeling van de klacht

           

Klachtonderdeel 1

5.1.      Uit de aan de raad overgelegde stukken kan niet worden afgeleid hoe de tussen partijen gemaakte prijsafspraak exact luidde. Verweerster stelt dat een opdrachtbevestiging waarin de prijsafspraak was vastgelegd aan klager is verzonden, maar klager betwist dat hij deze heeft ontvangen. De raad is van oordeel dat een discussie over het honorarium niet aan de orde zou zijn geweest indien aan klager was gevraagd om de afspraken over de financiële gang van zaken uitdrukkelijk te bevestigen. Door dit na te laten heeft (het kantoor van) verweerster niet gehandeld zoals had mogen worden verwacht. Nu echter de exakte inhoud van de afspraak niet is komen vast te staan, kan niet worden geoordeeld dat de door verweerster bij klager in rekening gebrachte werkzaamheden ten onrechte in rekening zijn gebracht. De raad is dan ook van oordeel dat het eerste onderdeel van de klacht ongegrond moet worden verklaard.

 

            Klachtonderdeel 2

5.2.      Het tweede onderdeel van de klacht ziet op de wijze waarop verweerster de zaak heeft behandeld. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

 

5.3.      Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

 

5.4.      De tuchtrechter toetst in volle omvang,  maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bijvoorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 

5.5.                  Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerster geen schriftelijke reactie van de rechtbank heeft ontvangen op haar verzoek om de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden. Verweerster heeft evenmin bij de rechtbank geïnformeerd of het verzoek om aanhouding al dan niet was gehonoreerd. Door er desondanks – naar achteraf is gebleken, ten onrechte – van uit te gaan dat het verzoek om aanhouding door de rechtbank was gehonoreerd heeft verweerster niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt, nu door haar toedoen klager het risico liep dat zijn processuele belangen werden geschaad. Dit onderdeel van de klacht is dan ook gegrond.

 

5.6.      De raad komt tot de slotsom dat klachtonderdeel 1 ongegrond en klachtonderdeel 2 gegrond moet worden verklaard. De raad acht een enkele waarschuwing een passende maatregel.

           

6.         Beslissing

 

De raad verklaart de klachtonderdeel 1 ongegrond en klachtonderdeel 2 gegrond en legt ter zake aan verweerster op een enkele waarschuwing.

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, in tegenwoordigheid van  mw. mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 16 januari 2012.

 

 

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                    mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans ,

griffier.                                                                          voorzitter.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verzonden op: 17 januari 2012

 

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.     Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.     Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.