Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-06-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2913
Zaaknummer
H63-2012
Inhoudsindicatie
Het betaamt een advocaat niet om niet gemaakte reiskosten te declareren, hoe onhelder regelgeving ook moge zijn. Dat de Raad voor Rechtsbijstand de declaraties van verweerder en zijn kantoorgenoten niet corrigeerde doet niets af aan het onbetamelijk handelen van verweerder en zijn kantoorgenoten.
Inhoudsindicatie
Er is sprake van het gedurende een lange periode declareren van niet gemaakte reiskosten en reistijd. Verweerder heeft dit niet alleen zelf jarenlang gedaan, hij heeft ook zijn kantoorgenoten geïnstrueerd deze declaratiewijze te hanteren en aldus een slecht voorbeeld gegeven.
Inhoudsindicatie
Bezwaar gegrond; onvoorwaardelijke schorsing van twee maanden.
Uitspraak
Beslissing van 4 juni 2012
in de zaak H 63 - 2012
naar aanleiding van het bezwaar van:
de deken van de Orde van Advocaten in het X
deken
tegen
Y
verweerder
gemachtigde : Z
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 27 februari 2012 , door de raad ontvangen op 28 februari 2012 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement X zijn bezwaar tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 16 april 2012 in aanwezigheid van de deken, verweerder en mrs. H en U, kantoorgenoten van verweerder, tegen wie door de deken eveneens bezwaren bij de raad zijn ingediend (bij de raad bekend als H 61-2012 en H 62-2012) . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van:
- de brief van de deken van 27 februari 2012;
- de brieven van de gemachtigde van verweerder van 22 en 29 maart 2012, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de navolgende feiten:
2.1 Artikel 24 lid 5 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 luidt als volgt:
“ Indien een reis wordt afgelegd ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand aan meerdere rechtzoekenden op dezelfde locatie, wordt het tijdverlet in verband met deze reis slechts eenmaal vergoed .”
Artikel 25 lid 5 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 luidt als volgt:
“ Indien een reis wordt afgelegd ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand aan meerdere rechtzoekenden op dezelfde locatie, wordt in verband met deze reis slechts eenmaal een kilometervergoeding toegekend.”
In de nota van toelichting bij artikel 25 Besluit vergoedingen rechtsbijstand is het volgende opgenomen:
“ Indien reiskosten worden gemaakt ten behoeve van het bijwonen van een zitting waar samenhangende procedures of strafzaken worden behandeld worden deze een maal vergoed, omdat de kosten maar eenmaal worden gemaakt.”
2.2 De Raad voor Rechtsbijstand heeft bij een toevoegingbeschikking dd. 3 maart 2011 een bijlage gehecht, waarin wordt vermeld dat dubbel declareren van de reiskosten niet is toegestaan.
2.3 De Raad voor Rechtsbijstand heeft op 7 april 2011 een nieuwsbrief doen uitgaan. Deze vermeldt onder meer het volgende:
“ In het Besluit voor vergoedingen rechtsbijstand 2000 is een regeling opgenomen voor de vergoeding van de reiskosten en –tijd die u hiervoor kunt ontvangen.
Als meerdere zaken op een dezelfde dag en dezelfde plaats worden behandeld en u daarvoor een keer reist, bestaat slechts eenmaal recht op vergoeding van reiskosten en –tijd. U kunt dus maar eenmaal dezelfde reis declareren. Het zelfde geldt voor combinatieritten in piketzaken. En voor gevallen waarin u een locatie meerdere gedetineerden bezoekt. Dit komt overeen met de bedoeling van de wetgever, zoals blijkt uit de toelichting op artikelen 24 en 25 van het Bvr 2000.”
2.4 De Raad voor Rechtsbijstand heeft in april 2011 aan de deken een overzicht toegestuurd van 75 aanvragen vergoedingen civiele/bestuursrechtelijke zaak die door verweerder en mrs. H en U in 2010 waren ingezonden.
2.1 Van april – november 2011 heeft een politieonderzoek plaatsgevonden. De deken heeft bij brief van 28 november 2011 het van de Raad voor Rechtsbijstand ontvangen overzicht aan verweerder toegezonden. De deken heeft aan verweerder bericht dat het vermoeden was gerezen dat bij herhaling niet gemaakte reiskosten waren gedeclareerd. De deken gaf aan verweerder te kennen dat, indien dat vermoeden juist zou blijken te zijn, verweerder zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrifte en oplichting.
2.2 Verweerder heeft bij brief van 12 december 2011 gereageerd op voormelde brief van de deken.
2.3 Op 15 december 2011 heeft de deken, samen met de waarnemend deken en de adjunct secretaris van de raad van toezicht een bezoek gebracht aan het kantoor van verweerder ter vaststelling van de feiten. Hierbij waren verweerder en mr. U aanwezig. Uit het onderzoek op 15 december 2011 is gebleken dat in de periode van 20 november 2009 – 10 november 2010 bij herhaling meerdere malen reiskosten waren gedeclareerd en uitbetaald, terwijl er sprake was van een combinatiereis van meerdere clienten op dezelfde bestemming, dan wel een gecombineerde reis naar meerdere bestemmingen.
2.4 Op 13 januari 2012 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden op het kantoor van verweerder tussen de deken, de waarnemend deken en de adjunct-secretaris van de raad van toezicht. Hierbij waren verweerder en mrs. H en U aanwezig. Uit aanvullend onderzoek was gebleken dat ook in de periode van november 2010 tot en met december 2011 sprake was geweest van het bij herhaling meerdere malen declareren van reiskosten en -tijd, terwijl er sprake was van een bezoek aan meerdere clienten op dezelfde bestemming, dan wel een gecombineerde reis op een dag naar meerdere bestemmingen.
2.5 Op het kantoor van verweerder wordt ten aanzien van elke aanvraag vaststelling vergoeding handmatig gewerkt. mrs. H en U zijn in loondienst van de BV van verweerder. Verweerder heeft hen opgeleid. Daarbij heeft verweerder benadrukt dat zij bij het verzoek om vaststelling van de toevoegingsvergoeding altijd de kilometers moesten invullen. Het was geen instructie, maar een mededeling in de zin van “zo doen we dat hier”. De vaststelling van de vergoeding kwam alleen verweerder onder ogen, mrs. H en U namen hiervan geen kennis. De vergoedingen zijn uitsluitend ten goede gekomen aan de BV van verweerder.
2.6 Verweerder heeft in januari 2012 aan de heer L. opdracht verleend om de juistheid van de ingediende boekjaren 2006 t/m 2010 te controleren en om een administratieve procedure rondom de juistheid van het indienen van reisdeclaraties te ontwerpen.
2.7 Door de heer L. is op 26 maart 2012 een rapport uitgebracht. Berekend is dat op de reiskostendeclaraties van verweerder en van mrs. H en U de volgende correcties dienen plaats te vinden:
Verweerder mr. H mr. U Totaal
2006 : € 3.663,20 € 1.463,42 € 0,00 € 5.126,62
2007 : € 2.431,03 € 1.593,30 € 62,15 € 4.086,48
2008 : € 7.146,38 € 240,78 € 0,00 € 7.387,16
2009 : € 2.798,79 € 1.497,65 € 948,99 € 5.245,43
kw 4 : € 793,93 € 0,00 € 123,61 € 917,54
2010 : € 5.068,09 € 937,34 € 1.690,01 € 7.695,43
2011 : € 2.205,45 € 155,14 € 155,14 € 2.515,73
Totaal 2006-2011: € 32.974,39
3 BEZWAAR
3.1 Verweerder heeft gedurende ettelijke jaren stelselmatig bij de Raad voor Rechtsbijstand toevoegingdeclaraties ingediend en daarbij aangegeven recht te hebben op vergoeding van reiskosten en -tijd, die in werkelijkheid niet zijn gemaakt. Verweerder heeft aldus een declaratiegedrag vertoond, dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.
De deken heeft ter toelichting op zijn bezwaar het volgende naar voren gebracht:
3.2 Onder meer bij de volgende aanvragen heeft verweerder met betrekking tot meerdere toevoegingen aanspraak gemaakt op reistijd en -kostenvergoeding, terwijl verweerder slechts eenmaal vanuit H op en neer is gereisd:
- onder de nummers 3 tot en met 7 heeft verweerder bij vijf toevoegingen aanspraak gemaakt op reiskosten-vergoeding, terwijl verweerder slechts eenmaal vanuit H naar D is gereisd; de vaststelling van de vergoeding en reiskosten werd aangevraagd op 30 november en 23 december 2009 en op 18 februari, 27 januari en 4 maart 2010.
- onder de nummers 33 tot en met 38 heeft verweerder bij zes toevoegingen aanspraak gemaakt op reistijd en -kostenvergoeding, terwijl verweerder slechts eenmaal vanuit H op en neer is gereisd naar A;
- onder de nummers 55 tot en met 61 heeft verweerder bij zes toevoegingen aanspraak gemaakt op reiskosten-vergoeding, terwijl verweerder slechts eenmaal vanuit H op en neer is gereisd naar Z;
3.3 Het is uiterst laakbaar om een vergoeding voor niet gemaakte kosten te declareren. Een advocaat behoort niet stil te zitten indien reistijd en gemaakte reiskosten, niet eenmaal maar meerdere malen worden vergoed.
4 VERWEER
4.1 De artikelen 24 en 25 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 bepalen, dat er slechts ‘’eenmaal wordt vergoed indien er een reis is afgelegd ten behoeve van rechtsbijstand aan meerdere rechtzoekenden op dezelfde locatie”. Er staat niet expliciet vermeld dat men niet meer mag opgeven/declareren.
4.2 De Raad voor Rechtsbijstand is niet duidelijk geweest in zijn beleid en heeft nooit eerder de declaraties van verweerder en zijn kantoorgenoten gecorrigeerd. Indien door verweerder of een van zijn kantoorgenoten het aantal kilometers niet werd ingevuld, werd zelfs door de Raad voor Rechtsbijstand zelf het aantal kilometers ingevuld. Het formulier aanvraag-vergoedingen vermeldt bovendien: “altijd invullen”. Nergens kan worden aangegeven dat er sprake is geweest van een rit ten behoeve van meerdere clienten. Kennelijk bestond er ook bij anderen onduidelijkheid. Dit zal de reden geweest zijn dat de Raad voor Rechtsbijstand in de nieuwsbrief dd. 7 april 2011 bekend heeft gemaakt hoe een en ander diende te worden begrepen. Verweerder heeft wegens langdurig verblijf in het buitenland pas eind mei/ begin juni 2011 kennis genomen van de nieuwsbrief dd. 11 april 2011. Verweerder heeft die nieuwsbrief zodanig gelezen dat uitsluitend reizen naar meerdere clienten in een detentiecentrum niet meer apart mochten worden gedeclareerd.
4.3 Verweerder heeft nimmer willens en wetens de declaratieformulieren onjuist ingevuld dan wel onjuiste informatie verstrekt. Verweerder was oprecht de mening toegedaan, dat de wijze waarop binnen zijn kantoor werd gedeclareerd, was toegestaan. Verweerder ging er van uit dat de door hem gehanteerde wijze van declareren onderdeel uitmaakte van het forfaitaire vergoedingensysteem. Er is geen sprake van valsheid in geschrifte of oplichting; er is immers nooit met opzet foutieve informatie gegeven.
4.4 De bijlage bij de beschikking van de Raad voor Rechtsbijstand dd. 3 maart 2011 is door verweerder niet gelezen. De echtgenote van verweerder, die de toevoegingen verwerkt , heeft deze bijlage niet herkend als een pagina met een aparte mededeling en deze daarom niet ter kennisneming aan verweerder voorgelegd.
4.5 Niet altijd werden dossiers waarin dezelfde kilometers werden gemaakt tegelijkertijd gedeclareerd. In dossiers waarin geen korte termijn speelde bleef de declaratie soms langer liggen. Onnauwkeurigheid had ook te maken met onderlinge vervanging door kantoorgenoten.
4.6 Verweerder is bereid om de teveel gedeclareerde kilometers en de daarmee samenhangende reistijd terug te betalen aan de Raad voor Rechtsbijstand. De gemachtigde van verweerder heeft tijdens een telefoongesprek dd. 27 januari 2012 aan de Raad voor Rechtsbijstand al aangeboden een eerste terugbetaling te doen van € 20.000-,-. De regiomanager van de Raad voor Rechtsbijstand wenst echter dat er een finale regeling tot stand komt.
4.7 Verweerder erkent dat snel en niet altijd adequaat is gedeclareerd. De controle achteraf was beperkt. Zoals wel vaker in de gefinancierde rechtshulppraktijk, was de declaratie het sluitstuk en moest onder druk van het werk tussendoor worden gedeclareerd. Er is niet met opzet dubbel gedeclareerd. Verweerder is wellicht lichtvaardig of zelfs naïef geweest, maar zeker niet te kwader trouw.
4.8 Verweerder was opleider en werkgever van mrs. H en U . Verweerder heeft hun het systeem van declareren geleerd en neemt de verantwoordelijkheid hiervoor volledig op zich.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder erkent dat door hem en in zijn opdracht door zijn kantoorgenoten reistijd en reiskosten meerdere malen zijn gedeclareerd, terwijl de reis maar eenmaal waren gemaakt. De raad volgt verweerder niet in zijn verweer. Het betaamt een advocaat niet om niet gemaakte reiskosten te declareren, hoe onhelder regelgeving in de visie van verweerder ook moge zijn.
5.2 Dat de Raad voor Rechtsbijstand de declaraties van verweerder en zijn kantoorgenoten niet corrigeerde doet hieraan niets af. Dat aan de zijde van de Raad voor Rechtsbijstand kennelijk geen sluitend systeem bestond, waaruit de ten onrechte gedeclareerde reiskosten bleek, betekent niet dat door verweerder en zijn kantoorgenoten meermalen gedeclareerd mocht worden. Het had op de weg van verweerder gelegen, de Raad voor Rechtsbijstand opmerkzaam te maken op de ten onrechte uitbetaalde reiskosten, zodra hij de vaststelling van de vergoeding en reiskosten onder ogen kreeg.
5.3 Daarnaast heeft de Raad voor Rechtsbijstand er bij een toevoegingsbeschikking dd 3 maart 2011 en in de nieuwsbrief dd. 7 april 2011 op gewezen dat niet dubbel gedeclareerd mocht worden. Dat deze berichtgeving door verweerder niet dan wel te laat gelezen is dan wel anders is begrepen komt voor risico van verweerder.
5.4 De raad stelt vast dat de terugbetaling van de teveel gedeclareerde bedragen door verweerder nog niet is geschied, aangezien verweerder hierover nog in debat is met de Raad voor Rechtsbijstand.
5.5 Als door verweerder erkend staat vast dat vanaf 2000 door verweerder en in zijn opdracht door zijn kantoorgenoten mrs. H en U niet gemaakte reiskosten en reistijd bij de Raad voor Rechtsbijstand in rekening is gebracht. Het bezwaar van de deken is derhalve gegrond. Het door verweerder ter zake gevoerde verweer maakt dit niet anders.
6 MAATREGEL
6.1 De raad overweegt dat er sprake is geweest van het gedurende een lange periode declareren van niet gemaakte reiskosten en reistijd. Verweerder heeft zich aldus niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder heeft dit niet alleen zelf jarenlang gedaan, hij heeft ook zijn kantoorgenoten geïnstrueerd deze declaratiewijze te hanteren. Verweerder heeft aldus een slecht voorbeeld gegeven aan advocaten die bij hem in opleiding waren.
6.2 De raad overweegt voorts dat verweerder nog geen terugbetaling heeft gedaan, maar dat zijdens verweerder aan de Raad voor Rechtsbijstand wel is aangeboden om een aanbetaling van € 20.000,- te doen. Door de Raad voor Rechtsbijstand is er echter voor gekozen om een finale regeling te treffen. Hierover worden nog onderhandelingen gevoerd, waarbij ook terugbetaling over de periode 2000-2005 en een mogelijke uitschrijving van verweerder aan de orde is. Een strafrechtelijk onderzoek tegen verweerder loopt nog.
6.3 De raad is van oordeel dat, gelet op de ernst van de tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen van verweerder en de duur en de financiële omvang daarvan, mede rekening houdend met bovenvermelde omstandigheden, een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee maanden geboden is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar van de deken gegrond;
- legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee maanden;
- bepaalt dat de opgelegde schorsing in gaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien verweerder uit andere hoofde is geschorst in de praktijk uitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend aan de ommekomst van de schorsing c.q. aan de herinschrijving op het tableau,
- bepaalt dat deze maatregel –zodra onherroepelijk- openbaar wordt gemaakt door de deken in het arrondissement ’s-Hertogenbosch op de aldaar gebruikelijke manier.
Aldus gewezen door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. I.E.M. Sutorius, Th. Kremers , A.A. Freriks, en R. G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door
mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2012 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op5 juni 2012.
per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl