Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2932

Zaaknummer

M235-2011

Inhoudsindicatie

Als gemeenschappelijk advocaat in een echtscheidingszaak zorgplicht verzaakt en onvoldoende oog gehad voor de belangen van klaagster en haar psychische situatie, waardoor zij veel rechten heeft prijsgegeven. Sprake van een herhalend patroon en vanwege de ernst van gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijt een schorsing van één maand,

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; schorsing 1 maandag

Inhoudsindicatie

Openbaarmaking ex artikel 48 lid 3 advocatenwet.

Uitspraak

Beslissing van 16 april 2012

in de zaak M235 -2011

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

A

klaagster

 

tegen:

 

B

verweerder                      

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 4 januari 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 februari 2011 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de deken d.d. 4 januari 2012 en de daarbij gevoegde stukken.

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Klaagster heeft zich tezamen met haar toenmalige echtgenoot in januari 2006 gewend tot verweerder in het kader van een echtscheiding. Verweerder is vervolgens gaan optreden als hun beider advocaat. Verweerder heeft een convenant opgesteld, het gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank en zorggedragen voor inschrijving van de beschikking in de registers. Al met al heeft deze procedure binnen vier maanden zijn beslag gekregen. Van de gesprekken zijn geen gespreksverslagen gemaakt. Bij brief d.d. 18 januari 2006 heeft verweerder aan de Woningstichting geschreven dat klaagster psychische problemen had hetgeen een urgentieverklaring rechtvaardigde.

2.2     In het convenant is een – aan klaagster verknocht – bedrag ter zake een smartengeldvergoeding buiten beeld gebleven. Verevening van pensioenrechten is in het convenant uitgesloten. Er is geen  partneralimentatie overeengekomen. In het laatste artikel van het convenant is een clausule opgenomen waarin partijen afstand doen van het recht om ontbinding of vernietiging van de overeenkomst te vragen bij gebleken benadeling van meer dan ¼ gedeelte.

2.3     Klaagster heeft enige jaren later verweerder opnieuw benaderd, omdat zij meende rechten te hebben prijsgegeven. Verweerder noteerde op een papier dat klaagster nog pensioenvereveningsformulieren kon invullen en dat zij de mogelijkheid had om een procedure wegens benadeling voor meer dan ¼ te voeren.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder, toen hij de echtscheiding van klaagster en haar echtgenoot op gemeenschappelijk verzoek behandelde, onvoldoende oog heeft gehad voor de belangen van klaagster en haar psychische situatie, waardoor zij veel rechten heeft prijsgegeven.

 

4        VERWEER

4.1  Verweerder is van mening dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft driemaal met partijen gesproken over de afwikkeling van de echtscheiding.  Verweerder heeft weliswaar opgemerkt dat klaagster tijdens die gesprekken een passieve houding aannam en dat haar ex-echtgenoot steeds het woord voerde, maar verweerder wist niet dat klaagster te kampen had met psychische klachten waardoor zij haar belangen niet kon overzien. Hoewel in het convenant is vermeld dat partijen waren gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, is verweerder bij het opstellen van het convenant uitgegaan van het stelsel van algehele gemeenschap van goederen, omdat de man desgevraagd had verklaard dat er geen huwelijkse voorwaarden waren gemaakt.

4.2 Verweerder was niet op de hoogte van het bestaan van een smartengeldvergoeding. Verweerder heeft klaagster wel gewezen op de consequenties van het afzien van pensioenverevening, maar een brief waarin dit schriftelijk is vastgelegd is niet voorhanden. De kwijtingsclausule neemt verweerder standaard in convenanten op. Een brief waarin hij partijen wijst op de consequenties van deze clausule is niet voorhanden.

 

5        BEOORDELING

5.1  De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2  Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3  De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd. Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.4  Bij de beoordeling van de klacht over het optreden van verweerder acht de raad de volgende feiten en omstandigheden van belang:

-          Hoewel in het convenant is vermeld dat partijen waren gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, is verweerder bij het opstellen van het convenant uitgegaan van het stelsel van algehele gemeenschap van goederen; als partijen zelf niet meer over de akte beschikten, had hij de akte op andere wijze – bijvoorbeeld via een notaris – kunnen opvragen.

-          In het convenant is de bepaling opgenomen dat tussen partijen geen pensioenverevening zou plaatsvinden. Verweerder heeft klaagster naar eigen zeggen gewezen op de consequenties daarvan, doch klaagster betwist dit en uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt geenszins dat de gevolgen van het afzien van pensioenverevening schriftelijk of anderszins aan klaagster zijn voorgehouden. Naar eigen zeggen was verweerder voorts niet op de hoogte van de waarde van de pensioenen. Tenslotte is in dit verband van belang dat verweerder, toen klaagster zich opnieuw tot hem wendde, haar heeft voorgehouden dat zij nog wel pensioenformulieren zou kunnen insturen naar het pensioenfonds.

-          Blijkens het convenant is geen partneralimentatie ten behoeve van klaagster overeengekomen, terwijl uit de aan de raad overgelegde stukken niet blijkt dat de gevolgen daarvan schriftelijk of anderszins aan klaagster zijn voorgehouden.

-          In artikel 6 van het convenant is een clausule opgenomen waarbij partijen afstand doen van het recht om ontbinding of vernietiging van de overeenkomst te vragen bij gebleken benadeling van meer dan ¼ gedeelte, terwijl ook ten aanzien van dit artikel uit de aan de raad overgelegde stukken niet blijkt dat de gevolgen daarvan schriftelijk of anderszins aan klaagster zijn voorgehouden. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat deze bepaling slechts is opgenomen, omdat deze standaard staat vermeld in het model dat door hem wordt gebruikt. Ondanks voormelde clausule in het convenant heeft verweerder, toen klaagster zich later opnieuw tot hem wendde, haar meegedeeld dat nog een procedure mogelijk zou zijn wegens benadeling voor meer dan ¼.

-          Bij de verdeling is een – aan klaagster verknocht – bedrag ter zake een smartengeldvergoeding buiten beeld gebleven.

5.5  Van een advocaat die optreedt als gemeenschappelijk advocaat in een echtscheidingszaak mag worden verlangd dat hij zich ervan vergewist of beide partijen begrijpen wat wordt overeengekomen, alsook dat de ene partij niet wordt bevoordeeld ten opzichte van de andere partij, zonder dat partijen schriftelijk op de consequenties worden gewezen. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt voorts dat verweerder bij brief d.d. 18 januari 2006 aan de Woningstichting heeft geschreven dat klaagster psychische problemen had hetgeen een urgentieverklaring rechtvaardigde. De raad is dan ook van oordeel dat op verweerder een zwaarwegende zorgplicht rustte om na te gaan of klaagster de vergaande consequenties van hetgeen in het convenant werd vastgelegd begreep en aanvaardde. De raad is op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht van oordeel dat verweerder zijn zorgplicht heeft verzaakt en onvoldoende oog heeft gehad voor de belangen van klaagster en haar psychische situatie, waardoor zij veel rechten heeft prijsgegeven.

5.6  De klacht is derhalve gegrond.

 

6          MAATREGEL

6.1       Verweerder is reeds meerdere malen tuchtrechtelijk veroordeeld, zodat de raad constateert dat van een herhalend patroon sprake is.  De raad acht gezien het vorenstaande en de ernst van het onderhavige gegrond bevonden tuchtrechtelijk verwijt een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand passend en geboden.

6.2       De in artikel 46 Advocatenwet beschermde belangen vorderen, dat op de voet van artikel 48 lid 3 Advocatenwet het feit van de opgelegde schorsing - zodra onherroepelijk- door de deken aan de leden van de Maastrichtse orde wordt bekendgemaakt op de gebruikelijke wijze van publiceren.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening in de praktijk voor de duur van een maand. De raad bepaalt dat de opgelegde schorsing ingaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien verweerder uit andere hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend hieraan. De raad bepaalt, dat de deken het feit van deze schorsingsmaatregel -zodra onherroepelijk- aan de leden van de orde in Maastricht bekend maakt op de aldaar gebruikelijke manier van publiceren.

 

Aldus gewezen door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2012.

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op    17 april 2012  per aangetekende brief verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            verweerder

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl