Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2801

Zaaknummer

R. 3649/11.51

Inhoudsindicatie

Door klagers zijn in het verzet geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de (plaatsvervangend) voorzitter heeft gegeven. Voorts merkt de Raad ten overvloede op dat verweerder niet tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij – er niet mee bekend zijnde dat er geen vruchtgebruikersrekening was geopend – niet op de consequenties van het niet openen van een vruchtgebruikersrekening heeft gewezen.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van 3 maart 2011 met kenmerk K070 2010/2011, door de Raad ontvangen op 4 maart 2011, heeft de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de Raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 25 maart 2011 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 maart 2011 is verzonden aan klagers.

1.3 Bij faxbrief van 5 april 2011, door de Raad ontvangen op 6 april 2011, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad van 16 januari 2012 in aanwezigheid van klager sub 1 en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De Raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

  de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klager d.d. 5 april 2011.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder behartigde de belangen van klager en zijn echtgenote bij de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van klagers echtgenote.

2.2 De schoonvader van klager had een zogenaamd “keuzelegaat en vruchtgebruikrekening testament” opgesteld.

2.3 In december 2007 heeft de (boedel)notaris een voorstel gedaan om de erfenis af te wikkelen.

2.4 Bij faxbrief van 14 januari 2008 heeft verweerder de notaris, voor zover in deze relevant, als volgt bericht:

“Zoals wij bespraken wenst cliënte niet in te gaan op het voorstel tot afkoop van het vruchtgebruik op de nalatenschap van wijlen de heer J.H. (red.). Cliënte is gerechtigd tot de helft van die nalatenschap. Gelet daarop stelde ik namens cliënte voor de helft van de opbrengst van de woning, die deel uitmaakt van de nalatenschap, te crediteren op een nader te bepalen spaarrekening ten name van cliënte. De rente van de betreffende spaarrekening komt vervolgens levenslang aan uw cliënte toe. Wij bespraken dat de kosten van de verkoop en levering ten laste van uw cliënte komen.

Namens uw cliënte stemde u in met dit voorstel. U stelde voor de betreffende spaarrekening bij een Rabobank onder te brengen. Ik heb dat gemeld aan cliënte. Cliënte doet deze week navraag omtrent de mogelijkheden bij de Rabobank, waarna ik u nader zal berichten.

….

Ten slotte verzoek ik u nog om mij te informeren over de andere bestanddelen van de nalatenschap. Ik begreep dat daarvan in ieder geval uitmaakt een kapitaalrekening met een saldo van circa € 10.000,--. Wellicht is het een optie om de helft van dat saldo ook op de te openen Rabobank-rekening te plaatsen? Ik verneem daarnaast van u graag omtrent eventuele andere bestanddelen van de nalatenschap.”

2.5 In mei 2008 heeft verweerder zijn werkzaamheden voor klager en zijn echtgenote op hun verzoek beëindigd.

2.6 In 2010 heeft klager sub 1 zich wederom tot verweerder gewend, nadat de schoonmoeder van klager sub 1 gebruik had gemaakt van haar recht op afgifte van haar legaat, onder inbrenging van de waarde daarvan in de nalatenschap.

2.7 Bij brieven van 23 november en 1 december 2010 heeft klager zich bij de Deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij de belangen van klager en zijn echtgenote niet naar behoren heeft behartigd en dat zij ten gevolge daarvan schade hebben geleden.

3.3 In het kader van het verzet heeft klager gesteld dat verweerder heeft nagelaten klager te waarschuwen voor de risico’s van het keuzelegaat.

 

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft gesteld dat het risico van het keuzelegaat was afgedekt, omdat er al een voorstel lag van de wederpartij om te komen tot een afwikkeling van de nalatenschap tegen betaling aan klagers echtgenote van € 60.000,--. Hierdoor zou dit bedrag op de rekening van de echtgenote van klager worden gestort en aldus worden onttrokken aan de macht van klagers schoonmoeder, hetgeen wenselijk was, gelet op het wantrouwen dat tussen partijen bestond. Verweerder heeft klager de volgende mogelijkheden voorgehouden. De echtgenote van klager zou een bedrag van € 60.000,-- tegen finale kwijting ontvangen of zijn echtgenote zou ontvangen een bedrag van € 77.000,-- met daarop een levenslang vruchtgebruik ten behoeve van haar moeder. De moeder van de echtgenote van klager zou dan de rente-inkomsten op dit bedrag genieten. Klagers  hebben voor deze laatste optie gekozen. Verweerder heeft de wederpartij van deze keuze op 14 januari 2008 op de hoogte gesteld. In april 2008 werd duidelijk dat de vruchtgebruikersrekening bij de SNS Bank kon worden geopend en daarna heeft klager sub 1verweerder bericht verder geen gebruik te zullen maken van zijn diensten.

4.2 In 2010 heeft klager zich opnieuw tot verweerder gewend aangezien hij van de wederpartij een dagvaarding had ontvangen. Op de derdenrekening van de notaris stond nog altijd een bedrag van € 77.000,--, vanwege het ontbreken van een vruchtgebruikersrekening, welke niet door klager was doorgegeven. De schoonmoeder van klager kon hierdoor haar vruchtgebruik niet uitoefenen en wenste niet meer mee te werken aan de afwikkeling van de nalatenschap zoals was overeengekomen. Verweerder stelt vast dat indien de echtgenote van klager in 2008, zoals overeengekomen, een vruchtgebruikersrekening had geopend en het betreffende rekeningnummer aan de notaris zou hebben doorgegeven zij thans een bedrag van € 77.000,-- zou hebben gehad. Dat klagers geen gevolg hebben gegeven aan hetgeen zij met de moeder van de echtgenote zijn overeengekomen dient verweerder niet te worden aangerekend.

 

5 BEOORDELING

5.1 Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting onderschrijft de Raad de beoordeling van de (plaatsvervangend) voorzitter van 25 maart 2011 en maakt deze tot de zijne. Door klagers zijn in het verzet geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de (plaatsvervangend) voorzitter heeft gegeven.

Ten overvloede overweegt de Raad dat verweerder niet beter wist dan dat er een overeenkomst was gesloten tussen klagers echtgenote en de wederpartij, alsmede dat klagers zelf de opdracht aan verweerder hebben beëindigd, voordat er een vruchtgebruikersrekening was opgeopend. Verweerder kan derhalve niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij – er niet mee bekend zijnde dat  er geen vruchtgebruikersrekening was geopend – niet op de consequenties van het niet openen van een dergelijke rekening heeft gewezen.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. L.M.P. Eenens, mr. P.C.M. van Schijndel, mr. A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2012.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 maart 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de Deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.

a