Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-02-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2497

Zaaknummer

11-022A

Zaaknummer

11-023A

Inhoudsindicatie

 Klachten in verband met dreigende brieven van verweerders. Klacht tegen verweerster gegrond omdat deze als dreigend moet worden aangemerkt, er geen enkele noodzaak was de tekst aldus te formuleren en er een andere weg openstond om de gevraagde informatie te verkrijgen. Enkele waarschuwing. Klacht tegen verweerder ongegrond: de brief van verweerder is niet onnodig grievend of dreigend van aard. Deze is gericht aan de advocaat van klager en bovendien gericht op enig rechtsgevolg.

Uitspraak

 Beslissing van 27 februari 2012

in de zaken 11-022A en 11-023A

naar aanleiding van de klachten van:

de heer

klager

tegen:

1. mevrouw mr.

verweerster

2. de heer mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brieven aan de raad van 24 januari 2011 met kenmerken 0910-973 en 1011-124, door de raad ontvangen op 25 januari 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klachten ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 december 2011 in  aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal  opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

-  de bedoelde brieven van de deken aan de raad van 24 januari 2011;

-  de bij deze brieven behorende inventarislijsten en de daarin genoemde    bijlagen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 In mei 2009 heeft klager, werkzaam bij X B.V., de interim-manager van zijn afdeling geïnformeerd dat hij op de computer van een werknemer van X B.V. kinderpornografisch materiaal had aangetroffen. Klager heeft gedurende lange tijd geprobeerd deze kwestie door middel van het tonen van een forensisch rapport onder de aandacht van zijn werkgever te krijgen. Eind 2009 heeft X B.V. klager een beëindigingsvoorstel gedaan in verband met opheffing van zijn afdeling. Klager heeft dit voorstel niet geaccepteerd. Op 5 maart 2010 heeft verweerder de advocaat van klager een e-mailbericht gezonden waarin te kennen is gegeven dat indien klager zijn geheimhoudingsbeding zou overtreden door informatie over X B.V. aan derden, waaronder de aandeelhouder, te openbaren, X B.V. gepaste (rechts)maatregelen zal nemen, waarbij een ontslag op staande voet niet wordt uitgesloten. Op 19 maart 2010 heeft X B.V. een ontslagvergunning bij het UWV aangevraagd. In het kader van deze aanvraag zijn verweerders op 18 juni 2010 bij de directeur van het UWV geweest. Deze vergunning is geweigerd. X B.V. heeft vervolgens op 7 oktober 2010 een verzoekschrift strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. X B.V. werd in deze kwestie bijgestaan door verweerders. Op enig moment heeft de werkgever van klager te kennen gegeven het bewijs (van het aantreffen) van kinderpornografisch materiaal te willen ontvangen. Klager heeft dit geweigerd. Verweerster heeft per brief van 30 augustus 2010, gericht aan de advocaat van klager, verzocht om toezending van het in die brief genoemde rapport. In die brief stond onder andere de volgende alinea:

 “I hereby request you again to send me a copy of the above mentioned report as soon as possible. Failure to do so leaves my client no other choice than to engage the police to investigate the matter including the fact that your client is – appartenly – in the possession of a report containing child pornography which in itself is a criminal offence.”

 Op 24 september 2010 heeft verweerster namens X B.V. aangifte gedaan tegen een onbekende dader. Op 3 december 2010 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per 15 december 2010 voorwaardelijk ontbonden.

2.2 Bij brieven van 20 juli 2010 en 12 oktober 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerders.

3 KLACHT

Verweerster

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij klager heeft bedreigd in de zin van artikel 284 Sr, doordat zij geprobeerd heeft klager af te persen in de zin van artikel 317 Sr, doordat zij smaad dan wel smaadschrift jegens hem heeft gepleegd, althans doordat zij met haar brief van 30 augustus 2010 niet heeft gehandeld zoals een advocaat betaamt.

Verweerder

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) klager via een e-mailbericht van 5 maart 2010 aan de advocaat van klager ten onrechte heeft gedreigd met ontslag op staande voet indien klager zijn geheimhoudingsbeding zou schenden door aan derden, waaronder de aandeelhouder van X B.V., vertrouwelijke informatie te openbaren;

b) in een gesprek van 18 juni 2010 de directeur van het UWV onjuist heeft voorgelicht, doordat hij hem heeft verklaard niet op de hoogte te zijn geweest van mogelijk strafbare feiten binnen het bedrijf van X B.V. en namens de werkgever heeft verzocht om voortzetting van de ontslagprocedure.

4 BEOORDELING

Verweerster

4.1 Klager verwijt verweerster met haar brief van 30 augustus 2010 strafbaar jegens hem te hebben gehandeld althans dat zij niet heeft gehandeld zoals een advocaat betaamt. De raad zal het handelen van verweerster toetsen aan de maatstaf of zij heeft gehandeld zoals een advocaat betaamt, zodat hij niet een oordeel zal geven over de vraag of verweerster zich aan strafbaar feiten schuldig heeft gemaakt. Dat laatste oordeel komt immers de strafrechter toe. Voor wat betreft de tuchtrechtelijke toets geldt het volgende.

4.2 Uitgangspunt is dat aan een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Het tuchtrecht dient niet ter beknotting van die vrijheid. Die vrijheid is echter niet absoluut, doch vindt onder meer beperking hierin, dat de advocaat zich in of buiten rechte niet hetzij schriftelijk hetzij mondeling onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt. Dreigementen met bijvoorbeeld een aangifte als pressiemiddel zijn voor een advocaat ontoelaatbaar.

4.3 Naar het oordeel van de raad is verweerster met de formulering van het in de brief van 30 augustus 2010 vervatte verzoek over de tuchtrechtelijke streep gegaan. Weliswaar vroeg verweerster enkel een kopie van het betreffende rapport. Echter, de daaropvolgende passage over een politieonderzoek en de vermelding dat het bezit van het rapport door klager als zodanig ook strafbaar is kan redelijkerwijs niet anders dan als dreigend pressiemiddel worden begrepen. Zoals ook ter zitting is gebleken, was er geen enkele noodzaak de tekstpassage op deze wijze te formuleren en had verweerster kunnen volstaan met het verzoek om het rapport. Daarbij stond er een andere weg open om dit document bij klager op te vragen.

4.4 De klacht is derhalve gegrond.

Verweerder

Klachtonderdeel a)

4.5 Klager verwijt verweerder dat hij via een e-mailbericht van 5 maart 2010 aan de advocaat van klager ten onrechte heeft gedreigd met ontslag op staande voet indien klager zijn geheimhoudingsbeding zou schenden door aan derden, waaronder de aandeelhouder van X B.V., vertrouwelijke informatie te openbaren.

4.6 De raad is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijke grens heeft overschreden. Weliswaar heeft verweerder een stevige brief geschreven aan de advocaat van klager, maar deze is, beoordeeld tegen het licht van het hierboven genoemde criterium, niet onnodig grievend of dreigend van aard. Dat gepaste rechtsmaatregelen in een aanzegging worden opgenomen kan wat dat betreft niet als ongebruikelijk worden aangemerkt. De feiten en omstandigheden in deze zaak geven geen aanleiding voor een andersluidend oordeel. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.7 Klager verwijt verweerder dat hij in een gesprek van 18 juni 2010 de directeur van het UWV onjuist heeft voorgelicht, doordat hij hem heeft verklaard niet op de hoogte te zijn geweest van mogelijk strafbare feiten binnen het bedrijf van X B.V. en namens de werkgever heeft verzocht om voortzetting van de ontslagprocedure. Verweerder heeft aangevoerd dat hij tegenover het UWV niet heeft ontkend op de hoogte te zijn van het fotografisch materiaal, maar heeft gezegd dat het niet aan hem als (arbeidsrecht)advocaat is om te beoordelen of het getoonde materiaal een strafbaar feit oplevert.

4.8 Klager heeft naar aanleiding van dit verweer zijn klacht niet nader onderbouwd. Aldus kan de raad de juistheid van de stelling van klager niet vaststellen. Dit onderdeel van de klacht dient om die reden ongegrond te worden verklaard.

5 MAATREGEL

 Gelet op alle omstandigheden acht de raad de oplegging van de maatregel van een enkele waarschuwing aan verweerster passend en geboden.

 

 

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht tegen verweerster gegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van enkele waarschuwing op;

- verklaart de klacht tegen verweerder ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.M. v.d. Laar, A.G. van Marwijk Kooy, M.W. Schüller, J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 februari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl