Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-10-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3813

Zaaknummer

124/11

Inhoudsindicatie

Het feit dat de cliënt zijn advocaat vraagt een door de cliënt zelf en een derde opgestelde intentieovereenkomst, op verzoek van beiden, te controleren op eventuele gebreken of fouten, betekent niet dat deze derde daarmee ook cliënt is geworden van de advocaat en derhalve advocaat is van beide partijen; temeer daar deze derde zich had voorzien van eigen adviseurs en zulks kenbaar was gemaakt aan de advocaat. Dit is niet anders indien de nota voor de werkzaamheden door beide partijen gezamenlijk is betaald. De klacht is derhalve ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 12 oktober 2012

in de zaak 124/11

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [   ]

klager

 

tegen:

mr. [   ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 23 december 2011 met kenmerk 010/011 KG090, door de raad ontvangen op 27 december 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 juni 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Laatstgenoemde is vergezeld van zijn gemachtigde mr. K. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In of omstreeks augustus 2009 is aan verweerder dan wel één of meer van zijn kantoorgenoten een concept intentieovereenkomst ter controle voorgelegd betreffende de verkoop van de onderneming T. B.V. aan klager dan wel een door klager op te richten B.V. De kosten daarvan zouden worden gedragen door M.P., groot aandeelhouder van T.B.V., en klager ieder de helft. Koper en verkoper hadden overeenstemming bereikt over de verkoop en hadden één en ander schriftelijk vastgelegd, maar wilden dit laten controleren.

2.3    Enige weken later, na het overlijden van de directeur van T. B.V., heeft diens zoon G.P. zich bezig gehouden met de verkoop van bedoelde onderneming. In overleg met G.P. heeft verweerder een activaovereenkomst opgesteld, alsmede een daarmee samenhangende licentieovereenkomst en geldleningsovereenkomst. Vervolgens is er een geschil ontstaan omtrent de nakoming van deze overeenkomsten tussen de betrokken partijen, in welk geschil verweerder de belangen behartigt van de onderneming T. B.V. / G.P.

2.4    Bij e-mail van 20 augustus 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder tijdens de overname van de onderneming T. B.V. de belangen behartigde van beide partijen, die gezamenlijk en gelijktijdig cliënt zijn geweest van verweerder, en daarna, toen er een geschil ontstond over de nakoming van de overeenkomsten, is gaan optreden voor T.B.V. / G.P. tegen klager. Op grond van de gedragsregels is dit tuchtrechtelijk verwijtbaar.

 

Toelichting

De facturering van verweerder aan klager heeft geleid tot een onoverbrugbaar belangenconflict tussen de verkoper van de onderneming T.B.V., verweerder en klager. Vervolgens is verweerder gaan optreden voor verkoper tegen klager waarbij de grondslag van de vordering gelegen was in de niet nakoming van de koopovereenkomst door koper / klager.

 

4    VERWEER

4.1    In augustus 2009 is verweerder benaderd door één van zijn vaste klanten, de heer M.P., groot aandeelhouder van T. B.V.  P. was in een vergevorderd stadium van de verkoop van zijn onderneming aan klager. Er was door partijen een concept intentieovereenkomst opgesteld. Zij wilden controleren of de inhoud van de intentieovereenkomst correct was vastgelegd waarbij inschakeling van twee adviseurs niet nodig was. De heer M.P. deelde verweerder mee dat was afgesproken dat alleen verweerder ingeschakeld zou worden en dat de helft van zijn kosten bij klager in rekening mochten worden gebracht. Na het overlijden van de heer M.P. heeft diens zoon G.P. zich bezig gehouden met de verkoop van de onderneming en in overleg met hem heeft verweerder een activaovereenkomst opgesteld (alsmede een daarmee samenhangende licentieovereenkomst en een geldleningsovereenkomst). Verweerder heeft deze in oktober 2009 aan klager en diens adviseur gezonden. Eén van de aspecten waarover verweerder en de adviseurs van klager hebben gesproken betrof de kosten voor het maken van de overeenkomsten. In het contract was bepaald dat beide partijen de helft van de kosten zouden dragen voor het opmaken van de contracten. Namens klager werd meegedeeld dat deze niet bereid was de helft van de kosten te betalen omdat hij zijn eigen adviseurs had die hij moest betalen. Naar aanleiding van een vraag van verweerder of klager dan ook door een eigen advocaat werd bijgestaan, gaf diens adviseur aan dat via hem een advocaat meekeek.

Verweerder heeft klager op 3 november 2009 gevraagd of hij zijn verdere werkzaamheden ten aanzien van de koopovereenkomst voor beide partijen verrichtte of slechts namens verkoper. Klager antwoordde direct per e-mail dat slechts de kosten voor het opstellen van de licentieovereenkomst door partijen gedeeld zouden worden en de overige kosten niet. Klager deelde voorts mede dat zijn belangen met betrekking tot de koopovereenkomst en de licentieovereenkomst door een advocaat van zijn adviseur werden behartigd. Klager ging er derhalve zelf vanuit dat verweerder optrad als advocaat van T. B.V. / M.P. en dat zijn eigen belangen door een eigen advocaat werden behartigd.

Ten aanzien van de werkzaamheden na de intentieovereenkomst is door verweerder aangegeven dat het zwaartepunt van de werkzaamheden ligt bij degene die de concepten opstelt en aanpast naar de wensen van partijen en dat het gebruikelijk is dat de koper de concepten maakt. Indien klager niet zou willen bijdragen in de kosten van de koopovereenkomst en de daarmee samenhangende licentieovereenkomst en geldleningsovereenkomst, zouden de adviseurs van klager de werkzaamheden ten aanzien van de overeenkomst verder mogen uitvoeren. Vervolgens heeft een adviseur van klager aangegeven dat dat niet handig was omdat verweerder al zoveel werkzaamheden had verricht en dat het beter en redelijk was dat verweerder de werkzaamheden zouden blijven verrichten en dat klager in de kosten zou bijdragen. Klager heeft daar op dat moment opnieuw mee ingestemd. Om geen onduidelijkheid over de positie van verweerder te krijgen, was er afgesproken dat verweerder al zijn kosten volledig aan zijn cliënte (T. B.V.) zou factureren en dat de bijdrage van klager meegenomen zou worden in de financiële afwikkeling van de overname. Partijen hebben rond de kerstdagen in 2009 de betreffende overeenkomsten getekend.

Vervolgens ontstonden er medio 2011 problemen tussen verkoper en koper / klager met betrekking tot de nakoming van de desbetreffende koopovereenkomst. M.P. heeft zich toen opnieuw tot verweerder gewend. Een kantoorgenote van verweerder heeft klager sommatiebrieven gezonden waarna op 20 juni 2011 een gesprek heeft plaatsgehad ten kantore van verweerder tussen klager en diens adviseur enerzijds en verweerder en diens kantoorgenote mr. B. anderzijds. Klager voerde tijdens dat gesprek aan dat het verweerder niet vrij stond om tegen hem op te treden omdat hij daarvoor ook de belangen van klager had behartigd.

Verweerder is van mening dat het feit dat de belangen van partijen korte tijd parallel liepen, namelijk bij het beoordelen c.q. aanpassen van de intentieovereenkomst, niet meebrengt dat verweerder adviseur van beide partijen is geweest. Het feit dat verweerder een deel van de kosten van de intentieovereenkomst bij klager in rekening heeft gebracht (welk deel klager overigens nooit heeft voldaan), maakt dat niet anders. Er is dan ook geen sprake van enigerlei vorm van belangenverstrengeling noch van enig belangenconflict. Klager heeft zulks ook nimmer gesuggereerd want hij beriep zich steevast op zijn eigen adviseurs. De belangen van klager als koper werden behartigd door een advocaat van diens adviseur. Klager heeft dat erkend. Thans is verweerder ingeschakeld om nakoming te vorderen ten aanzien van de koop-, licentie- en geldleningsovereenkomst. Ten aanzien van die overeenkomsten werd klager niet door verweerder of een kantoorgenoot bijgestaan maar door een advocaat van zijn adviseur. Alle informatie waarover verweerder of zijn kantoorgenoten beschikten en welke enige relevantie heeft om nakoming van klager te vorderen, vloeit voort uit de bijstand die verweerder aan verkoper heeft verleend in kader van het overnameproces. Bovendien heeft klager in het kader van de intentieovereenkomst geenszins vertrouwelijke informatie van welke aard ook ontvangen die van belang zou kunnen zijn in de huidige zaak tegen klager. Verweerder is dan ook van oordeel dat het hem vrij staat om namens T. B.V. / de erven P. nakoming te vorderen van de koop-, licentie- en geldleningsovereenkomst.

 

Repliek

Klager verwijst naar een tweetal e-mails van verweerder aan hem waarin verweerder duidelijk aangeeft dat er sprake is van cliënt relatie. Dit betreft een e-mail d.d. 21 januari 2010 en een e-mail van 23 februari 2010. Deze stukken bevinden zich in het dossier.

Verweerder is altijd advocaat geweest van T. B.V. c.q. vader en zoon P. Klager zou alleen bijdragen in de kosten van verweerder omdat het zwaartepunt van de werkzaamheden bij hem lag en niet bij de adviseurs van klager. Klager heeft verweerder nooit als zijn advocaat gezien en steeds aangevoerd dat hij het gehele traject zijn eigen adviseurs, accountants en advocaten had als verweer tegen de stelling dat hij diende bij te dragen in de kosten van opstelling van de contracten. Klager heeft er nimmer bezwaar tegen gemaakt dat verweerder T. B.V. bijstond bij de verkoop van de onderneming, nadat zijn kantoorgenoten de concept intentieovereenkomst hadden beoordeeld.

 

5    BEOORDELING

5.1    Vast staat dat de intentieovereenkomst die op 26 augustus 2009 voor lag, toen verweerder werd ingeschakeld door zijn cliënt, was opgesteld door partijen zelf. Verweerder werd benaderd met het verzoek te controleren of het contract correct was opgesteld. De kantoorgenoten van verweerder hebben aanpassingen doorgevoerd waarna de intentieovereenkomst is getekend en die periode was afgesloten. Het enkele feit dat de kosten van de bemoeienis van het kantoor van verweerder door koper en verkoper werden gedeeld, betekent geenszins dat koper (klager) zich daarmee cliënt van verweerder mocht beschouwen. Vast staat immers dat de heer M.P. zich als vaste cliënt van verweerder tot laatstgenoemde heeft gewend. Bovendien beschikte verweerder op 26 augustus 2009 wel over adviseurs, zoals hij heeft erkend. Het enkele feit dat de kantoorgenoten van verweerder op verzoek van en in overleg met koper en verkoper de intentieovereenkomst hebben aangepast, betekent niet dat koper daarmee ook automatisch cliënt is geworden van verweerder dan wel van zijn kantoorgenoten.

5.2    Ten aanzien van de werkzaamheden met betrekking tot de koop-, licentie- en geldleningsovereenkomst is de raad eveneens van oordeel dat klager niet de indruk kan hebben gekregen dat verweerder als zijn advocaat optrad. Immers expliciet heeft klager aangegeven dat hij zijn eigen adviseurs had die de concepten beoordeelden. Het feit dat verweerder de contracten opstelde betekent niet dat hij daarmee automatisch voor beide partijen als advocaat optrad. Er is immers slechts één partij, in casu verweerder, die de concepten opstelt. Vervolgens staat de inhoud van de concepten ter discussie van beide partijen. Zo is het ook in het onderhavige geval gegaan. Onweersproken staat vast dat de concept koopovereenkomst op 7 oktober 2009 aan klager en zijn adviseur de heer V. is gestuurd. Op 9 oktober 2009 heeft klager per e-mail aan verweerder bericht dat het concept was besproken met de heer V. en dat deze contact zou opnemen met verweerder. Uiteindelijk heeft verweerder de heer V. op 27 oktober 2009 uitgebreid gesproken over de inhoud van het concept. De heer V. gaf daarbij namens klager aan welke bepalingen gewijzigd dienden te worden c.q. aangepast.

5.3    Tevens baseert de raad zich in zijn oordeel op het feit dat vaststaat dat verweerder het o.a. niet eens was met de bepaling in de koopovereenkomst betreffende de kosten van het opstellen van de koopovereenkomst. Klager gaf via zijn adviseur de heer V. aan dat hij niet bereid was de helft van die kosten te betalen omdat hij zijn eigen adviseurs had die hij moest betalen. Daaruit is af te leiden dat het voor klager duidelijk was dat verweerder niet de belangen van klager behartigde, maar uitsluitend optrad als advocaat van T. B.V. / de heren P.

5.4    Voorts heeft klager een beroep gedaan op twee e-mails van verweerder van 21 januari 2010 en 23 februari 2012 waarin verweerder schrijft dat zijn kantoor “voor beide partijen verder zou werken” (een e-mail van 21 januari 2010) en “ik werk voor beide partijen en beide partijen moeten daarvoor betalen” (e-mail van 23 februari 2010). Ter zitting heeft verweerder uiteengezet dat dat ziet op de kosten waarvan het de bedoeling was dat partijen die gezamenlijk zouden dragen. De raad acht dit aannemelijk en is van oordeel dat uit de enkele tekst niet is af te leiden dat verweerder daarmee aangaf ook als advocaat voor klager te zullen optreden. De raad oordeelt de klacht dan ook ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

Oordeelt de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P. Schulting, voorzitter, mrs. P.L.G. Buisman, L.J. van der Veen, G.J. van der Veer en M.M. Wiersema, leden, bijgestaan door mr. D.C. van

 

der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2012.

 

griffier                                                   voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 22 oktober 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl