Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-12-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3671
Zaaknummer
12-159a
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar dat verweerder niet heeft gereageerd op herhaalde verzoeken van de deken om te reageren op een klacht gegrond. Die klacht betrof het niet afrekenen van een voorschot bij overdracht van de zaak aan een kantoorgenoot die – alsnog – een toevoeging kon krijgen. Verweerder was na overdracht van klagers zaak ernstig ziek geworden, en had toen klager aandrong op afrekening de boot afgehouden. Het verweer dat een klacht te zeer persoonsgebonden is om aan een ander in behandeling te geven gaat niet op. Het moet voor die of een andere kantoorgenoot mogelijk zijn geweest om te doen wat in essentie nodig was. In verband met recidieve 8 dagen schorsing voorwaardelijk.
Uitspraak
Beslissing van 17 december 2012
in de zaak 12-159a
naar aanleiding van het dekenbezwaar van:
de deken van de orde van advocaten [X]
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 5 september 2012 met kenmerk 9012, door de raad ontvangen op 6 september 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] zijn dekenbezwaar tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 19 november 2012 in aanwezigheid van zowel de deken als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Het dekenbezwaar hangt samen met verweerders bijstand aan de heer K. [P] in 2011. Verweerder vroeg en ontving daarvoor een voorschot van € 2.300,00 omdat niet zeker was of hij zou worden toegevoegd. De toevoegingsaanvraag is in september 2011 afgewezen. In januari 2012 is de zaak overgenomen door een kantoorgenote van verweerder, zij kon wel een toevoeging krijgen.
2.3 Op 1 maart 2012 heeft verweerder een hersenbloeding gekregen en is als gevolg daarvan op 2 maart 2012 in het ziekenhuis opgenomen. Hij heeft de deken daarvan direct op de hoogte laten stellen. Na revalidatie elders is verweerder half mei 2012 weer thuis gekomen. Blijkens de medische verklaring van zijn huisarts van 19 september 2012 waren verweerders belastbaarheid en uithoudingsvermogen niet hersteld, hij zou zijn werkzaamheden over de week moeten spreiden en, meer dan gewoonlijk, rustpauzes tussendoor moeten nemen. Hij zou zijn werk zo moeten structureren dat hij niet meerdere taken tegelijk zou hoeven vervullen. Daarnaast diende hij andere stressoren te vermijden aangezien zij een negatief effect op zijn herstel en functioneren konden hebben. Verweerder heeft de deken een kopie van deze verklaring verstrekt.
2.4 De heer K. [P] heeft zich bij monde van zijn zus per mail van 6 juni 2012 over verweerder beklaagd. Bij brief d.d. 11 juni 2012 heeft de deken de klacht doorgestuurd aan verweerder met verzoek uiterlijk 2 juli 2012 te reageren. Bij gebreke van een reactie heeft de deken verweerder bij brief d.d. 4 juli 2012 gerappelleerd en een laatste uitstel verleend tot 18 juli 2012. Verweerder heeft daarop niet gereageerd, noch telefonisch noch schriftelijk noch anderszins.
2.5 Toen de deken later na de zomer bij verweerder op kantoor met hem heeft gesproken over onder meer het niet naleven van verordeningen is ook de klacht van [P] ter sprake gekomen. Toen is afgesproken dat verweerder contact zou opnemen met de familie [P] om tot een oplossing te komen.
2.6 [P] had zich er onder meer over beklaagd dat, nadat zijn zaak in januari 2012 door verweerders kantoorgenote mr. Noordzee van verweerder was overgenomen, het betaalde voorschot van € 2.300,00 niet aan klager heeft terugbetaald, c.q. niet met klager heeft afgerekend.
2.7 Verweerder heeft geen contact meer met [P] opgenomen, en ook de deken niets meer laten horen omtrent deze kwestie, ook niet nadat hij voor de behandeling van de klacht van [P] en het dekenbezwaar was opgeroepen.
2.8 Voormelde klacht van [P] is inmiddels ter zitting van de raad van 19 november 2012 onderzocht en behandeld. Bij beslissing van heden is die klacht gegrond geoordeeld met oplegging van de maatregel van berisping. Een kopie van de beslissing is aan deze beslissing gehecht, de inhoud ervan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
3 BEZWAAR
3.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij, ondanks herhaald verzoek daartoe, niet heeft gereageerd op verzoeken van de deken om te reageren op de door de heer [P] ingediende klacht.
3.2 Door dit nalaten heeft verweerder het de deken onmogelijk gemaakt de klacht van de heer [P] te onderzoeken.
3.3 De deken wil niet bagatelliseren wat verweerder is overkomen, maar meent dat verweerder de energie die hij nog wel heeft niet alleen in de behandeling van zaken zou moeten stoppen maar ook in het oplossen van problemen zoals dit.
4 VERWEER
4.1 Verweerder begrijpt niet dat de deken zijn bezwaar van 5 september 2012 heeft doorgezet. De deken kent inmiddels de verklaring van verweerders huisarts van 19 september 2012 uit een andere klachtzaak, toen hij met die verklaring om uitstel verzocht.
4.2 Toen het verwijt dat hij de verordeningen niet zou naleven bij hem op kantoor is besproken is ook de kwestie [P] ter sprake gekomen. Verweerder beschikt echter slechts over beperkte energie, hij heeft daarom prioriteit moeten verlenen aan de behandeling van een beperkte hoeveelheid zaken en oude kwesties uit 2011 moeten laten liggen.
4.3 Verweerder begrijpt niet goed dat [P] zich, ondanks zijn mail van 17 april 2012 waarin hij uitlegt dat hij sinds 2 maart in het ziekenhuis ligt, aansluitend moet revalideren en naar verwachting pas na de zomer weer gedeeltelijk kan gaan werken, toch op 6 juni 2012 met een klacht tot de deken heeft gewend.
4.4 Verweerder meent dat zo´n klacht te zeer persoonsgebonden is om over te dragen aan zijn kantoorgenoten. Bovendien is het nog maar de vraag of [P] recht heeft op teruggave van (een deel van) het voorschot.
5 BEOORDELING
5.1 Het is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt dat verweerder niet mee heeft gewerkt aan een onderzoek door de deken van een tegen hem ingediende klacht. Daardoor is de vervulling van de bij wet aan de deken opgedragen taak onnodig verzwaard.
5.2 De aandoening die verweerder 1 maart 2012 heeft getroffen en de gevolgen die hij daarvan in zijn praktijkuitoefening heeft te dragen kunnen verweerder niet disculperen. In juni en juli 2012 toen hij de brieven van de deken over deze klacht ontving was verweerder weliswaar nog maar een tot anderhalve maand thuis voor verder herstel maar ook onder die omstandigheden moet het mogelijk zijn geweest de deken tenminste een bericht te sturen dan wel te laten sturen dat de zaak zijn aandacht dan wel die van een kantoorgenoot had alsmede op welke termijn de deken een inhoudelijke reactie tegemoet zou kunnen zien. Dat zou tenminste enige duidelijkheid hebben geschapen.
5.3 Het verweer dat een klacht te zeer persoonsgebonden is om aan een ander in behandeling te geven gaat niet op. Het ging in die klacht voor een belangrijk deel om het uitblijven van een afrekening van het voorschot nadat de zaak aan een kantoorgenoot was overgedragen. Het moet voor die of een andere kantoorgenoot mogelijk zijn geweest om te doen wat blijkens het onderzoek ter zitting van de klacht van [P] (zie de beslissing in die klachtzaak) in essentie nodig was, te weten het aan de hand van het dossier reconstrueren van de bestede tijd en het opstellen van een voorstel tot afrekening. Deze had dat vervolgens aan verweerder ter bespreking c.q. goedkeuring voor kunnen leggen. Verweerder mocht een bereidheid daartoe bij zijn kantoorgenoten ook verwachten, zulks past binnen het normale kader van praktijkwaarneming. Verweerder heeft er ten onrechte voor gekozen in het geheel geen aandacht naar de klacht van [P] uit te laten gaan en diens belang bij een onderzoek van zijn klacht en het belang van de deken dat onderzoek te kunnen verrichten te verwaarlozen.
5.4 Daar komt bij dat verweerder ook zijn afspraak met de deken in het latere gesprek bij hem op kantoor om contact op te nemen met [P] om de kwestie te bespreken niet is nagekomen. Daarmee heeft verweerder zelf de kans verder verkleind dat de deken op zijn dekenbezwaar zou terugkomen.
5.5 Het dekenbezwaar is dan ook gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Nu verweerder in het geheel geen blijk heeft gegeven van inzicht in het laakbare van zijn nalatigheid jegens de deken, en de raad van discipline nog betrekkelijk recent, in maart 2012, een soortgelijk bezwaar van de deken jegens verweerder gegrond heeft geoordeeld onder oplegging van de maatregel van berisping, is de raad van oordeel dat oplegging van de hierna te noemen maatregel op zijn plaats is.
BESLISSING
De raad van discipline:
Het bezwaar van de deken tegen verweerder is gegrond.
Verweerder wordt de maatregel opgelegd van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van acht dagen. Deze maatregel zal niet ten uitvoer worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaar aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, H. Dulack, C.J.M. de Vlieger en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2012.
griffier voorzitter