Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2901

Zaaknummer

12-18

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. De klacht behelst het onvoldoende informatie verschaffen over de kosten van een intake gesprek; het aannemen van een intimiderende houding jegens klaagster; het openbaar maken van vertrouwelijke informatie en het achterhouden van een trouwboekje door de advocaat in afwachting van betaling door klaagster van de nota van de advocaat. De laatste klacht oordeelt de raad gegrond. Het was de advocaat niet toegestaan om stukken van haar cliënt onder zich te houden als pressiemiddel voor de betaling van haar nota. Een dergelijk retentierecht komt de advocaat niet toe. Verweerster zocht door het trouwboekje achter te houden een vorm van zekerheid voor de betaling van haar nota en handelde daarmee in strijd met regel 28 en met de strekking van de regels 23 en 27 van de Gedragsregels 1992. De overige klachtonderdelen missen feitelijke grondslag en zijn derhalve ongegrond. Maatregel enkele waarschuwing.

Uitspraak

12-18

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Bij brief d.d. 27  januari 2012 heeft mr. J. van der Hel, deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

     

X,

     wonende te A,

     klaagster,

     hierna: klaagster

     

     tegen:

         

     Y,

     advocaat te B,

     beklaagde,

     hierna: verweerster

     

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 2 april 2012.

Verschenen is verweerster. Aan de zijde van  klaagster zijn verschenen: klaagster en de dochter van klaagster, bijgestaan door haar advocaat. Voorts is verschenen de heer E., die voor klaagster als tolk is opgetreden.

Bij de behandeling van de klacht was de raad als volgt samengesteld: mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, en de mrs. J.R.O. Dantuma, H. Dulack, C.J. Lunenberg-Demenint en C.J.M. de Vlieger, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.

waar klager en verweerder zijn verschenen.

2.

De klacht luidt als volgt.

a.

Er is niet op voorhand aangegeven dat aan een intakegesprek kosten verbonden waren.

b.

Door een intimiderende houding van verweerster heeft klaagster een door verweerster aangereikte opdrachtbevestiging getekend.

c.

Verweerster heeft het trouwboekje van klaagster ingehouden en wenst het trouwboekje niet terug te geven.

d.

Verweerster heeft gedreigd met openbaarmaking van vertrouwelijke informatie die in het gesprek eventueel naar voren zou zijn gekomen.

e.

Verweerster heeft misbruik gemaakt van de situatie dat klaagster min of meer afhankelijk is van een Turks sprekende advocaat.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens.

3.1

Klaagster wenste informatie over een echtscheidingsprocedure. Klaagster is van Turkse afkomst en vond het daarom gewenst dat zij door een Turks sprekende advocaat werd bijgestaan. Klaagster heeft met verweerder contact opgenomen voor een informatief gesprek en aangegeven dat zij niet beschikte over voldoende financiële middelen om op betalende basis te procederen. Tijdens dit gesprek heeft verweerster aangegeven te verwachten dat klaagster voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking zou komen. Het gesprek heeft op 1 augustus 2011 plaatsgevonden. Nadat het gesprek ongeveer anderhalf uur had geduurd heeft klaagster aangegeven dat zij een uurloon hanteerde van € 180 exclusief BTW. Vervolgens is door klaagster een opdrachtbevestiging getekend waar in dit uurtarief was vermeld. Vervolgens heeft verweerster het trouwboekje van klaagster ingenomen. Enige dagen nadien heeft een gesprek met het juridisch loket plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft klaagster om een doorverwijzing naar het kantoor van klaagster gevraagd. Vervolgens stelt klaagster diverse malen met het kantoor van verweerster te hebben gebeld, maar niemand van het kantoor te hebben kunnen bereiken. Klaagster heeft een bericht op de voice mail van het kantoor ingesproken waarna verweerster klaagster heeft teruggebeld. Partijen verschillen van mening over de toonzetting van dit gesprek. Klaagster stelt dat verweerster uitermate kwaad was en grove taal gebruikte; verweerster stelt dat zij van verweerster “de wind van voren kreeg”. Op verzoek van de deken heeft verweerster het trouwboekje inmiddels aan klaagster overhandigd.

3.2

Bij de stukken bevindt zich een opdrachtbevestiging gedateerd 1 augustus 2011 waarin klaagster aan verweerster opdracht heeft gegeven een echtscheidingsprocedure te voeren en waarin is opgenomen dat klaagster wel in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand en waarin een uurtarief wordt genoemd van € 180 per uur en wordt vermeld dat dit alleen verschuldigd is indien de Raad voor Rechtsbijstand de gefinancierde rechtshulp zou intrekken.

4.

Klaagster heeft de klacht als volgt toegelicht.

Klaagster verwijt verweerster dat zij niet aan het begin van het gesprek heeft gezegd dat het gesprek niet gratis zou zijn. Klaagster verwachtte dat het gratis zou zijn gelet op eerdere ervaringen en omdat de maatschappelijk werkster, die klaagster had geadviseerd naar een Turkse advocaat zou gaan, daarvan uitging. Verweerster wilde klaagster aan het eind van het gesprek het trouwboekje niet terug geven en zei dat er eerst betaald moest worden.

Klaagster heeft verweerster gevraagd de echtscheiding te behandelen. Verweerster was echter teveel gefocust op de bezittingen. Zoveel vragen daarover vond klaagster niet nodig. Het ging om bezittingen die op naam stonden van de vader van klaagster. Klaagster voelde zich bedreigd en onder druk gezet om de opdrachtbevestiging te tekenen. Klaagster kan niet lezen. Klaagster heeft het papier getekend maar kent de inhoud niet. Aan het eind van het gesprek is er wel zoiets gezegd dat als er geen toevoeging verkregen zou worden er zelf betaald moest worden en is een uurtarief genoemd van 180 euro exclusief BTW.

5.

Tot haar verweer heeft verweerster het volgende naar voren gebracht.

Voorafgaande aan het intakegesprek heeft een telefoongesprek met klaagster en haar dochter plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek is aan de orde gekomen dat klaagster een klein inkomen had en om die reden vermoedelijk voor een toevoeging in aanmerking kwam. Verweerster heeft klaagster toen aangeraden zich bij het juridisch loket te vervoegen en een doorverwijzing naar haar kantoor te vragen, omdat dit 50 euro korting zou opleveren. Toen klaagster en haar dochter bij verweerster op kantoor waren heeft verweerster in de opdrachtbevestiging haar uurtarief omcirkeld voor het geval geen toevoeging zou kunnen worden verkregen. In de loop van het gesprek bleek namelijk dat klaagster bezittingen in het buitenland had. Tot september 2011 diende bij de indiening van het echtscheidingsverzoek het originele trouwboekje bij de rechtbank Almelo overgelegd te worden.

Het ging om meer dan een informatief gesprek. Klaagster wilde wel degelijk dat verweerster de echtscheiding voor haar ging behandelen. Verweerster heeft tenminste anderhalf uur met moeder en dochter gesproken waaronder ook over de boedelscheiding.

Er kwam in het gesprek naar voren dat sprake was van onroerend goed in het buitenland. Als verweerster de zaak had behandeld zou zij aan het einde van de rechtsbijstand aan de Raad voor Rechtsbijstand een verklaring moeten afleggen over het vermogen van klaagster. Om die reden heeft verweerster  klaagster tijdens de bespreking op het risico gewezen dat zij haar toevoeging kwijt kon raken. Daarvan was klaagster boos en ontdaan. Verweerder moest dit zeggen want zij zou zich richting de Raad voor Rechtsbijstand moeten verantwoorden. Klaagster wilde wel degelijk ook nog na afloop van het intakegesprek dat verweerster de zaak ging doen. Vier weken na het intakegesprek heeft klaagster bij het juridisch loket een verwijzing naar het kantoor van verweerster gevraagd. Dat zou ze niet gedaan hebben indien zij zich onder druk gezet voelde.

5.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Klachtonderdelen a en b

Onweersproken is door verweerster gesteld dat het intakegesprek tenminste anderhalf uur heeft geduurd en dat in een voordien plaatsgevonden hebbend telefoongesprek met klaagster en/of haar dochter is gesproken over het aanvragen van een toevoeging. Tussen partijen staat voorts vast, dat tijdens het intakegesprek de opdrachtbevestiging is besproken waarin is opgenomen dat verweerster  een toevoeging aan zou vragen en dat toen voorts gesproken is over het in de opdrachtbevestiging genoemde uurtarief van 180 euro per uur op basis waarvan de werkzaamheden in rekening zouden worden gebracht indien een toevoeging zou worden geweigerd of later zou worden ingetrokken. Tenslotte heeft klaagster erkend, dat zij zich enige tijd nadat het intakegesprek had plaatsgevonden bij het juridisch loket heeft vervoegd en heeft verzocht om een verwijzing naar verweerster om als advocaat haar echtscheiding te behandelen. Dit gesprek was voor het intake gesprek reeds afgesproken maar heeft klaagster vervolgens door laten gaan.

De raad is van oordeel dat verweerster tijdens en voorafgaande aan het intakegesprek voldoende informatie heeft verschaft over de hoogte van haar kosten en de consequenties van een weigering of latere intrekking van een toevoeging.  Nadat deze informatie was verschaft heeft klaagster haar relatie met verweerster niet beëindigd, althans bestendigd door bij het juridisch loket een verwijzing te vragen en deze verwijzing aan verweerster te doen toekomen. Het is dus niet gegaan zoals klaagster stelt zodat de feitelijke grondslag van beide klachtonderdelen niet is komen vast te staan. De klachtonderdelen a en b zijn derhalve ongegrond. 

Klachtonderdeel c

Verweerster erkent dat zij aan klaagster heeft meegedeeld dat het door haar ingenomen trouwboekje niet eerder gerestitueerd zou worden dan nadat de kosten van de bespreking op betalende basis zouden zijn voldaan. Voorts staat vast dat verweerster eerst na bemiddeling van de deken het trouwboekje aan klaagster heeft afgegeven. Dit klachtonderdeel beoordeelt de raad gegrond. Het was verweerster niet toegestaan om stukken van klaagster onder zich te houden als pressiemiddel voor de betaling van haar nota. Een dergelijk retentierecht komt de advocaat niet toe. Verweerster zocht door het trouwboekje achter te houden een vorm van zekerheid voor de betaling van haar nota en handelde daarmee in strijd met regel 28 en met de strekking van de regels 23 en 27 van de Gedragsregels 1992.

Klachtonderdeel d

Niet is komen vast te staan dat verweerster heeft gedreigd met openbaarmaking van vertrouwelijke informatie die in het gesprek eventueel naar voren zou zijn gekomen. Blijkens de door klaagster gegeven toelichting gaat het daarbij om "aanzienlijke hoeveelheden onroerend goed”, waarover in de visie van klaagster door verweerster veel te veel  gesproken werd. Verweerster heeft aan klaagster uitgelegd dat zij in geval een toevoeging zou worden verkregen aan het einde van de zaak aan de raad voor rechtsbijstand zou moeten verklaren over welk vermogen klaagster beschikte, waarbij het onroerend goed dat klaagster in het buitenland bezat of in het kader van de boedelscheiding zou ontvangen aan de orde zou kunnen komen. De raad is van oordeel dat verweerster mocht handelen zoals zij heeft gedaan en het in het kader van haar voorlichtingstaak zelfs de verplichting had om aldus te handelen.

Klachtonderdeel d is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel e

Dit klachtonderdeel is een stelling en bevat geen specifiek onderbouwd verwijt. Het onderdeel mist zelfstandige betekenis, zodat daarop niet behoeft te worden beslist.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Klachtonderdeel  c is gegrond. Klachtonderdeel e mist zelfstandige betekenis, zodat daarop niet behoeft te worden beslist. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Aan verweerster wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2012.

Griffier      Voorzitter