Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA4503

Zaaknummer

B 311 - 2012

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Essentie:

Inhoudsindicatie

Niet onbegrijpelijk, noch ongeoorloofd dat een advocaat afgaat op de mededeling van zijn cliënt omtrent het weglakken van de naam van een medehuurder op een huurovereenkomst en diens standpunt in de procedure inbrengt.

Inhoudsindicatie

Confraternele correspondentie is buiten medeweten, maar onder verantwoordelijkheid van de advocaat overgelegd. Had niet mogen gebeuren, maar aangezien de brief van geen enkel belang is, is de klacht als van onvoldoende gewicht.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 10 juni 2013

in de zaak B 311 - 2012

naar aanleiding van de klacht van:

A

                  

 

klaagster

 

tegen:

B

                   

verweerster

 

 

 

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 22 november 2012 met kenmerk K12-120 , door de raad ontvangen op 23 november 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B, thans arrondissement ZWB, de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 april 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennisgenomen van:

- de brief van de deken van 22 november 2012, met bijlagen.

                                     

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

 

2.1         Verweerster heeft de ex-echtgenoot van klager bijgestaan in een alimentatieprocedure Verweerster heeft zich bij brief d.d. 26 juli 2011 tot klaagster gewend, omdat haar cliënt alimentatie wenste te ontvangen. Klaagster heeft hierop geantwoord niet bereid te zijn alimentatie te betalen en geen inkomensgegevens te zullen verstrekken.

 

2.2         Verweerster heeft op 3 november 2011 een verzoekschrift partneralimentatie bij de rechtbank ingediend. Het verzoek is door de rechtbank afgewezen. De cliënt van verweerster heeft tegen de beschikking van de rechtbank hoger beroep ingesteld.

 

2.3         Verweerster heeft in het beroepschrift onder meer het volgende geschreven:

“De vrouw heeft de zaak onnodig lang laten duren. Eerst was er sprake van wijziging van advocaat, daarna zou zij de alimentatiekwestie zelf behandelen en vervolgens weigerde ze gegevens te verstrekken of stuurde verouderde of onjuiste gegevens.”

 

3               KLACHT

3.1         De klacht houdt, na intrekking ter zitting van twee klachtonderdelen, zakelijk weergegeven in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster :

1         in de alimentatieprocedure de huurovereenkomst van haar cliënt heeft overgelegd, terwijl evident was dat daarmee was geknoeid (de naam en handtekening van een medehuurster, waaruit bleek dat de man samenwoonde, waren weggelakt). Hoewel verweerster hierop voor de zitting is gewezen, heeft zij niettemin ter zitting van 25 januari 2012 gezegd dat haar cliënt niet samenwoonde.

2          ter zitting van 25 januari 2012, eveneens opzettelijk in strijd met de waarheid en ondanks het feit dat een document waaruit het eigendomsrecht bleek was overgelegd, heeft verklaard dat haar cliënt geen appartement in X bezit en dat de naam van diens vader niet Y is.

3         in het beroepschrift tegen de alimentatiebeslissing van 21 mei 2012 klaagster er ten onrechte van heeft beschuldigd dat zij de zaak heeft getraineerd doordat eerst sprake was van wijziging van advocaat, zij daarna de alimentatiekwestie zelf zou behandelen en vervolgens weigerde gegevens te verstrekken of verouderde of onjuiste gegevens verstrekte.

4         in strijd met gedragsregel 12 als productie bij dat beroepschrift een brief van de - voormalige - advocaat van klaagster in het geding heeft gebracht.

 

4               VERWEER

 

4.1         Verweerster heeft het huurcontract overgelegd zoals zij dat van haar cliënt had gekregen; daarop was voor iedereen zichtbaar dat er iets was weggelakt, verweerster heeft niet geprobeerd dit te verhullen. Zij heeft verder slechts het standpunt van haar cliënt dat hij niet samenwoonde verwoord.

4.2         Verweerster heeft ook hier het standpunt van haar cliënt verwoord. Deze stelde dat hij geen woning in X had. Verweerster had geen reden om aan de woorden van haar cliënt te twijfelen. Niet verweerster, maar haar cliënt heeft ter zitting de echtheid van het door klaagster overgelegde eigendomsdocument in twijfel getrokken en gesteld dat de naam van zijn vader niet “Y” was. Dat de feiten anders lagen dan aanvankelijk door haar cliënt gesteld kan verweerster niet worden verweten.

4.3         Verweerster heeft in haar beroepschrift geschreven dat klaagster verouderde gegevens had aangeleverd. Zij doelde daarbij op de door klaagster in eerste aanleg aangeleverde - verouderde - financiële gegevens.

4.4         De door klaagster overgelegde brief was geen confraternele correspondentie. Deze brief had betrekking op een andere procedure. De advocaat van klaagster heeft geen bezwaar gemaakt tegen overlegging van deze brief.  

 

5.          BEOORDELING

          De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort ervan te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van haar cliënt te behartigen op een wijze die haar passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Een advocaat dient zich voorts te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan zij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn. De raad zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

5.1     De cliënt van verweerster heeft aan haar te kennen gegeven dat hij niet samenwoonde. Verweerster mag in beginsel afgaan op de juistheid van deze mededeling en deze in rechte overbrengen. Vast staat dat onder de huurovereenkomst een tweede naam en handtekening is weggelakt. Aan de raad ligt ter beantwoording voor de vraag of dit voor verweerster aanleiding had moeten zijn voor zodanige twijfel aan de juistheid van de mededeling van haar cliënt dat dit haar had moeten doen besluiten het standpunt van haar cliënt - dat hij niet samenwoonde - niet in rechte in te nemen. Verweerster stelt dat de huurovereenkomst is overgelegd als bewijs van de kosten en daarmee de behoefte aan alimentatie van haar cliënt. Verweerster heeft ter zitting verklaard dat het volgens haar cliënt makkelijker was om aan woonruimte te komen indien een huurovereenkomst door twee personen werd ondertekend. Wat hiervan ook zij, de raad acht het niet onbegrijpelijk noch ongeoorloofd dat verweerster is afgegaan op de mededeling van haar cliënt over de reden van het weglakken van die naam en handtekening, en diens zijn standpunt in de procedure heeft ingebracht. Gesteld noch gebleken in de dat verweerster dat weglakken zelf heeft gedaan of heeft geprobeerd tegenover de rechtbank te verhullen dat het had plaatsgevonden. Klaagster heeft bovendien op haar beurt in rechte haar standpunt ter zake - dat de man wel samenwoonde en dat dit bleek uit het weglakken van de naam van zijn vrouwelijke medehuurster - naar voren kunnen brengen.

Op grond van het bovenstaande zal de raad het eerste klachtonderdeel ongegrond verklaren.

 

   5.2  Verweerster stelt dat niet zijzelf, maar haar cliënt ter zitting de echtheid van een door klaagster overgelegd eigendomsdocument in twijfel heeft getrokken en heeft gesteld dat de naam van zijn vader niet “Y” was. Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting is verhandeld is niet gebleken dat verweerster e.e.a. ter zitting van 25 januari 2012 heeft gezegd, noch dat zij op hetgeen haar cliënt heeft gezegd invloed heeft uitgeoefend. Klachtonderdeel 2 kan daarom niet gegrond worden verklaard.

5.3     Hetgeen verweerster in haar beroepschrift heeft geschreven over de (pre)processuele houding van klaagster kan, ook al was het wellicht niet in alle opzichten juist, niet als jegens klaagster grievend of als een beschuldiging van onoirbaar handelen worden opgevat. Ook op dit onderdeel is de klacht ongegrond.

5.4     Verweerster heeft ter zitting erkend dat er sprake was van confraternele correspondentie, nu de overgelegde brief er één was van de ene voorgaande advocaat aan de andere. Zij stelt voorts dat dit buiten haar medeweten, maar wel onder haar verantwoordelijkheid is gebeurd. Verweerster heeft aan klaagster toegegeven dat dit niet had mogen gebeuren, maar daaraan toegevoegd dat de inhoud van de brief van geen enkele waarde was. Hoewel overlegging van confraternele correspondentie in beginsel niet behoort plaats te vinden, volgt de raad verweerster in haar stelling dat de inhoud van de betreffende brief niet van belang was. De raad zal dit onderdeel van de klacht daarom als van onvoldoende gewicht afwijzen.

 

                        BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

 

                        verklaart de klachtonderdelen 1 t/m 3 ongegrond

                       

wijst klachtonderdeel 4 als van onvoldoende gewicht af.

 

 

Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. E.P.C.M. Teeuwen,

A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni  2013 .

 

 

             

              griffier                                                    voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 juni 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-                          klager

-                          verweerder

-                     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-                          de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-      klaagster

-            verweerster

-            de deken van de orde van advocaten te

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl