Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-09-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3913

Zaaknummer

R. 4010/12.144

Inhoudsindicatie

Niet kan worden vastgesteld dat verweerder klager ten onrechte op betalende wijze heeft bijgestaan of in enig ander opzicht verwijtbaar heeft gehandeld door klager voor zijn werkzaamheden declaraties te sturen.Daarbij is van belang dat verweerder niet de beschikking heeft gekregen over de financiële gegevens van klager ten behoeve van een verzoek tot peiljaarverlegging

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Uit de door partijen overgelegde stukken kan niet worden afgeleid dat klager heeft gereageerd op de aan hem verzonden aanmaningsbrieven van het door verweerder ingeschakelde incassobureau. Gelet hierop is het handelen van verweerder om zijn vordering op klager door middel van een gerechtelijke procedure te incasseren niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Ten behoeve van de zitting van 20 november 2009 heeft verweerder bij brief van 17 augustus 2009 klager uitgenodigd voor een bespreking bij hem op kantoor op 1 november 2009. Niet is komen vast te staan dat klager op voornoemde brief heeft gereageerd. Hetzelfde geldt ten aanzien van de brieven van verweerder aan klager van 2 en 23 september 2009. Bij brief van 11 november 2009 heeft verweerder klager er op gewezen een andere advocaat te zoeken. Dat klager zulks niet heeft gedaan, kan verweerder tuchtrechtelijk niet verweten worden. Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken kan niet worden vastgesteld dat verweerder zich op een onzorgvuldige wijze aan klagers zaak heeft onttrokken.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Bij gebreke van een schriftelijke machtiging heeft de deken de door klager gestelde klacht van mevrouw D. tegen verweerder niet kunnen onderzoeken. Voor het geval klager dit klachtonderdeel op persoonlijke titel heeft ingediend, is hij kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een eigen belang bij dit klachtonderdeel.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klachten zijn deels kennelijk ongegrond deels kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde voor Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 20 augustus 2012, door de raad ontvangen op 21 augustus 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Klager heeft zich tot verweerder gewend om zijn belangen te behartigen in een echtscheidingsprocedure.

1.2    Verweerder heeft klager bij brief van 22 december 2008 onder meer bericht:

“Voor de financiering van deze zaak bespraken wij het feit dat ik hiervoor een toevoeging zal aanvragen. Wij houden er rekening mee dat het peiljaar in 2009 verlegd zal moeten worden. U zult één en ander nog moeten overleggen met Uw belastingman die eventueel kan helpen een voorlopige aangifte 2009 op te stellen welke wij kunnen gebruiken bij het verzoek tot vastleggen van het peiljaar. U heeft mij op de voorhand een voorschot eigen bijdrage voldaan ad. € 94,-.”

1.3    Verweerder heeft vier maal tevergeefs toevoegingen voor klager aangevraagd.

1.4    Bij brief van 17 augustus 2009 heeft verweerder klager ter ondertekening een akte van berusting toegezonden. Daarbij heeft verweerder tevens aan klager bevestigd dat hij niet over een toevoeging beschikt en aan klager een declaratie gezonden voor 5,6 uur op basis van een uurtarief van € 105,00 exclusief BTW. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn overleg te plegen over de voldoening van de declaratie.

1.5    Bij brief van 11 november 2009 heeft verweerder klager bericht dat hij niet op zijn brief van 17 augustus 2009 heeft gereageerd, geen betalingsregeling heeft aangeboden en evenmin de akte van berusting aan hem heeft geretourneerd. Ten slotte heeft verweerder klager bericht dat hij voornemens is zich als advocaat van klager terug te trekken.

1.6    Op 20 november 2009 heeft een behandeling ter zitting plaatsgevonden. Verweerder is ter zitting niet verschenen.

1.7    Verweerder heeft een incassobureau ingeschakeld ten aanzien van de openstaande declaraties ad totaal € 907,72. Het incassobureau heeft klager op 12 april 2010, 22 april 2010, 3 mei 2010, 22 juni 2010, 7 en 21 juli 2010 incassobrieven gezonden. Verweerder heeft klager vervolgens in rechte betrokken.

1.8    Bij verstekvonnis van de Rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Alphen aan den Rijn is de vordering van verweerder toegewezen.

1.9    Bij brief van 16 februari 2012 heeft de gemachtigde van klager bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

a.    in strijd met de gemaakte afspraak klagers zaak op betalende wijze heeft behandeld en ten onrechte geen toevoeging voor klager verkregen;

b.    niet dan wel slecht bereikbaar is;

c.    onzorgvuldig heeft gehandeld door zich vlak voor een zitting van de rechtbank aan de zaak te onttrekken en klager er niet op te wijzen dat klager een nieuwe advocaat diende te zoeken;

d.    in een andere zaak, waarin mevrouw D cliënte van verweerder is, in strijd met door hem gedane mededelingen over de kans van slagen van haar vordering de voor haar gevoerde procedure heeft verloren.

 

3    BEOORDELING

Ten aanzien van de klachtonderdeel a

3.1    Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder enig verwijt treft dat geen toevoeging is afgegeven. Daarbij is van belang dat verweerder niet de beschikking heeft gekregen over de financiële gegevens van klager ten behoeve van een verzoek tot peiljaarverlegging. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat verweerder klager ten onrechte op betalende wijze heeft bijgestaan of in enig ander opzicht verwijtbaar heeft gehandeld door klager voor zijn werkzaamheden declaraties te sturen.

3.2    Uit de door partijen overgelegde stukken kan niet worden afgeleid dat klager heeft gereageerd op de aan hem verzonden aanmaningsbrieven van het door verweerder ingeschakelde incassobureau. Gelet hierop is het handelen van verweerder om zijn vordering op klager door middel van een gerechtelijke procedure te incasseren niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.3    Gelet op de tegenstrijdige verklaringen van klager en verweerder over door klager met het kantoor van verweerder gevoerde telefoongesprekken kan niet worden vastgesteld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klager niet terug te bellen.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.4    Ten behoeve van de zitting van 20 november 2009 heeft verweerder bij brief van 17 augustus 2009 klager uitgenodigd voor een bespreking bij hem op kantoor op 1 november 2009. Niet is komen vast te staan dat klager op voornoemde brief heeft gereageerd. Hetzelfde geldt ten aanzien van de brieven van verweerder aan klager van 2 en 23 september 2009. Bij brief van 11 november 2009 heeft verweerder klager er op gewezen een andere advocaat te zoeken. Dat klager zulks niet heeft gedaan, kan  verweerder tuchtrechtelijk niet verweten worden. Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken kan niet worden vastgesteld dat verweerder zich op een onzorgvuldige wijze aan klagers zaak heeft onttrokken.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

3.5    Bij gebreke van een schriftelijke machtiging heeft de deken de door klager gestelde klacht van mevrouw D. tegen verweerder niet kunnen onderzoeken. Voor het geval klager dit klachtonderdeel op persoonlijke titel heeft ingediend, is hij kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een eigen belang bij dit klachtonderdeel.

3.6    Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c kennelijk ongegrond en klachtonderdeel d kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

 

4    BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond en klachtonderdeel d als kennelijk niet-ontvankelijke af.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 17 september 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 september 2012 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.