Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-07-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:1

Zaaknummer

R. 3888/12.22

Inhoudsindicatie

Grenzen van de vrijheid van handelen advocaat wederpartij.

Inhoudsindicatie

Enkele dagen na afwijzing ontruimingsvordering in kort geding heeft wederpartij met behulp van “de sterke arm” de in het pand in kwestie verblijvende personen, gesommeerd dat te verlaten op grond van “huisvredebreuk”. Advocaat wederpartij was bij die actie aanwezig. Hoewel de raad op basis van de tegenstrijdige stellingen op dit punt, niet kan vaststellen of advocaat wederpartij op dat moment met de inhoud van het kort geding vonnis bekend was, staat wel vast dat hij dat reeds aangekondigde vonnis niet heeft afgewacht alvorens zijn cliënt bij de ontruiming te vergezellen.

Inhoudsindicatie

Geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die rechtvaardigen dat niet van zijn cliënt verwacht kon worden het vonnis af te wachten. Het had op de weg van advocaat wederpartij gelegen zijn cliënt te adviseren het vonnis af te wachten dan wel te weigeren aanwezig te zijn, behoudens ingeval alle bij de “ontruiming” betrokkenen voorafgaand volledig over de stand van zaken met betrekking tot het kort geding door hem waren geïnformeerd. Daarvan is niet gebleken.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing.

Uitspraak

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 12 januari 2012 met kenmerk K235 2010/2011 ab/ts, door de raad ontvangen op 13 januari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 juni 2012 in aanwezigheid van klagers. Verweerder heeft de raad bij fax van 6 juni 2012 laten weten niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1    Verweerder heeft zijn cliënte bijgestaan in – ondermeer – een ontruimingsprocedure tegen klagers, die van haar althans van haar huurder een bedrijfsruimte aan de Vijverhofstraat 19A te Rotterdam stelden te huren.

2.2    Bij vonnis (in kort geding) van 19 december 2008 heeft de Kantonrechter te Rotterdam de door de cliënte van klager bij wijze van voorlopige voorziening gevorderde veroordeling tot ontruiming, afgewezen.

2.3    Op 23 december 2008 heeft verweerder met behulp van  de sterke arm het bedrijfspand aan de [straatnaam] te X op basis van “huisvredebreuk” doen ontruimen.

2.4    Klagers hebben betwist dat sprake was van huisvredebreuk alsmede betwist dat de cliënte van verweerder over een geldige titel beschikte. Klagers hebben zich op het standpunt gesteld dat de cliënte van verweerder daarmee onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. Zij hebben de cliënte van verweerder in rechte betrokken en onder meer een verklaring voor recht gevorderd.

2.5    Bij brief met bijlagen van 7 juli 2011 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.6    Bij vonnis van 12 augustus 2011 heeft de kantonrechter te Rotterdam de gevorderde verklaring voor recht (dat sprake was van een onrechtmatige ontruiming) toegewezen en de cliënte van verweerder veroordeeld in de proceskosten.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder dat hij op 23 december 2008 met behulp van de sterke arm een bedrijfspand aan de straatnaam 2.  te Xop basis van “huisvredebreuk” heeft doen ontruimen, terwijl hij wist althans behoorde te weten dat daarvan geen sprake was. Klagers hadden in hun visie op basis van een (onder)huurovereenkomst een geldige titel voor verblijf in het pand. Bovendien beschikte (de cliënte van) verweerder niet over een geldige titel om tot ontruiming over te gaan, nu de rechter de vordering tot ontruiming bij vonnis d.d. 19 december 2008 had afgewezen.    

4    VERWEER

4.1    Verweerder stelt allereerst dat klagers al eerder, namelijk bij brief van 24 augustus 2009, hebben geklaagd over zijn optreden op 23 december 2008 en daarom in onderhavige klacht niet-ontvankelijk zijn. Voorzover de klacht niet al eerder zou zijn ingediend, is de redelijke termijn voor indiening daarvoor verstreken. Het belang van de rechtszekerheid dient volgens hem te prevaleren en (ook) om die reden zijn klagers niet-ontvankelijk.

4.2    Er is volgens verweerder op 23 december 2008 geen sprake geweest van een ontruiming of uitzetting. Zijn cliënte heeft op die datum in het bijzijn van de politie de personen die in haar pand verbleven gesommeerd dat pand te verlaten. Voor een dergelijke vordering heeft zijn cliënte volgens verweerder geen titel nodig. Zijn aanwezigheid daarbij ter plaatse acht verweerder niet klachtwaardig. De inhoud van het vonnis van 19 december 2008 was hem op dat moment niet bekend en kon dat ook niet zijn.

4.3    Tot slot voert verweerder aan dat klagers geen zelfstandig belang hebben bij de klacht. Hij verwijst daartoe naar het gesprek met de deken op 27 oktober 2009.

5    BEOORDELING

Ten aanzien van de ontvankelijkheid

5.1    Het is juist dat klagers op zichzelf genomen hun klachten hadden kunnen concentreren. Dat hebben zij niet gedaan. Dat enkele gegeven leidt er evenwel nog niet toe dat zij in onderhavige klacht niet kunnen worden ontvangen. Een dergelijk gevolg van hun handelwijze behoefden zij immers niet te voorzien.

5.2    Dat klagers onderhavige klacht ook reeds in hun brief van 24 augustus 2009 zouden hebben opgenomen, maakt het oordeel ten aanzien van de ontvankelijkheid niet anders, aangezien daarop niet inhoudelijk is beslist.

5.3    Dat er tussen de gedraging waarover klagers klagen en de datum van indiening van de klacht 2 jaar en 9 maanden is verstreken leidt evenmin tot niet ontvankelijkheid. De Advocatenwet kent geen algemene termijn voor verval of verjaring van het klachtrecht. Wel brengt het beginsel van rechtszekerheid mee dat een advocaat ervan uit moet kunnen gaan dat een klacht over zijn verrichtingen binnen een redelijke termijn wordt ingediend. Welke termijn als redelijk wordt beschouwd, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Nu door het enkele tijdsverloop verweerder niet in zijn belangen is geschaad, leidt dat niet tot niet-ontvankelijkheid.

5.4    Klagers kunnen in hun klacht worden ontvangen.

Ten aanzien van de klacht

5.5    Bij de beoordeling van de klacht stelt de raad voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid van de advocaat te beknotten. Deze vrijheid brengt evenwel niet mee dat de advocaat de belangen van de wederpartij van zijn cliënt nodeloos en op ontoelaatbare wijze mag schaden.

5.6    Vast staat dat verweerder aanwezig was bij de “ontruiming” op 23 december 2008. Vast staat voorts dat hij op die datum op de hoogte was van de stellingen van klagers, zoals zij die tijdens het ontruimings-kort geding dat door de cliënte van verweerder was aangespannen, kenbaar hebben gemaakt. Hoewel op basis van de tegenstrijdige stellingen van klagers en verweerder op dit punt, niet kan worden vastgesteld dat verweerder op 23 december 2008 bekend was met de inhoud van het vonnis d.d. 19 december 2008, kan wel worden vastgesteld dat verweerder niet de reeds aangekondigde beslissing van de kantonrechter op de ontruimingsvordering van zijn cliënte heeft afgewacht alvorens zijn cliënte bij een ontruiming van het pand in kwestie, te vergezellen. Nu bovendien geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die rechtvaardigen dat niet van zijn cliënte verwacht kon worden het vonnis van de kantonrechter af te wachten, is de raad van oordeel dat zijn aanwezigheid bij de “ontruiming” op 23 december 2008 zonder de betrokken instanties te informeren over het kort geding dat heeft geleid tot het vonnis van 19 december 2008 en hetgeen daar aan de orde is geweest, tuchtrechtelijk laakbaar is. Het had op de weg van verweerder gelegen zijn cliënte te adviseren het vonnis af te wachten – hetgeen gesteld noch gebleken is - ofwel te weigeren aanwezig te zijn, tenzij alle bij de “ontruiming” betrokkenen voorafgaand volledig over de stand van zaken met betrekking tot het kort geding door hem waren geïnformeerd. Van dit laatste is niet gebleken. De klacht is gegrond.

6    MAATREGEL

    Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7    BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juli 2012.

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 juli 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl