Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2895

Zaaknummer

11-125

Inhoudsindicatie

Geklaagd wordt over de manier waarop verweerder heeft gereageerd op de klacht die over hem is ingediend. Verweerder zou zich laatdunkend over klager hebben uitgelaten en geprobeerd hebben de gemachtigde en zijn cliënten tegen elkaar uit te spelen.

Inhoudsindicatie

De klachtonderdelen worden ongegrond verklaard. Niet gebleken is dat verweerder geprobeerd heeft de betrokkenen tegen elkaar uit te spelen. De mededeling van verweerder dat klager steeds klachten zou indienen, acht de raad weliswaar niet erg gelukkig maar niet onwaar. Klager heeft ter zitting erkend tegen diverse personen en instanties klachten te hebben ingediend.

Uitspraak

Beslissing van 11 juni 2012

in de zaak 11-125

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [ ]

adres:

klager

tegen:

mr. X

voorheen advocaat te A, thans te B

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 oktober 2011 met kenmerk K 11/81, door de raad ontvangen op 17 oktober 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 april 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Verweerder werd ter zitting bijgestaan door mr. H.C.J. Coumou, advocaat in Apeldoorn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

1.  de brief d.d. 14 januari 2011 van klager aan mr. R.J.A. Dil (met bijlagen);

2.  de brief d.d. 17 maart 2011 van mr. M-L.A.J. Hoppenbrouwers aan klager;

3.  de brief d.d. 20 maart 2011 van klager aan mr. Dil;

4.  de brief d.d. 23 maart 2011 van mr. Hoppenbrouwers aan verweerder;

5.  de brief d.d. 14 april 2011 van verweerder aan mr. Dil;

6.  de brief d.d. 6 juni 2011 van mr. M-L.A.J. Hoppenbrouwers aan klager;

7.  de brief d.d. 24 juni 2011 van klager aan mr. Dil;

8. de brief d.d. 30 juni 2011 van mr. Hoppenbrouwers aan verweerder;

9.  de brief d.d. 4 juli 2011 van klager aan mr. Dil;

10.de brief d.d. 12 juli 2011 van mr. Hoppenbrouwers aan verweerder;

11. de brief d.d. 16 augustus 2011 van mr. Hoppenbrouwers aan verweerder;

12. de brief d.d. 26 september 2011 van mr. Hoppenbrouwers aan verweerder.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager trad op als gevolmachtigde van twee broers. De broers hebben geprocedeerd over de nalatenschappen van hun (andere) broer en hun moeder. Zij werden daarbij bijgestaan door verschillende advocaten van hetzelfde advocatenkantoor. Aan de zijde van de broers had zich een zuster gevoegd, tevens echtgenote van klager. Deze zuster werd bij aanvang vertegenwoordigd door dezelfde advocaat. Later is haar belangenbehartiging overgenomen door een advocaat van een ander kantoor.

2.2 Bij brief van 21 september 2010 hebben de broers en de zuster zich bij de Nederlandse Orde van Advocaten beklaagd over de wijze waarop hun belangen werden behartigd door verweerder en enkele van zijn kantoorgenoten. In het kader van het onderzoek van die klachten door de deken heeft verweerder ten behoeve van zijn verweer verwezen naar de contacten met klager. Hiertegen richten zich de klachten van klager. Klager heeft zijn klachten neergelegd in zijn brief van 14 januari 2011, gericht aan de deken van de Orde van advocaten in het arrondissement Arnhem.

3 KLACHT

3.1 De klacht, zoals ter zitting geherformuleerd, houdt in - zakelijk weergegeven - dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. verweerder in het verweer tegen de klacht (in de andere klachtzaak) geprobeerd heeft zijn cliënten tegen elkaar uit te spelen en klager daarin heeft betrokken;

b. verweerder in strijd met de waarheid in dat verweer heeft gesteld dat klager steeds en overal klachten indient;

c. verweerder in strijd met de waarheid in dat verweer gesteld heeft dat klager de zaak tegen de wederpartij alleen op arbeidsrechtelijke gronden wilde voortzetten en onvoldoende inschatting heeft gemaakt van de verschillende aspecten van de problematiek die werd voorgelegd.

4 VERWEER

4.1 Kort weergegeven luidt het verweer van verweerder:

1. Verweerder stelt dat het nooit zijn bedoeling is geweest zich laatdunkend uit te laten over klager. De cliënten zijn volgens verweerder nooit tegen elkaar uitgespeeld.

2. Verweerder stelt zich niet te hebben bediend van onwaarheden. Er zijn door klager verschillende klachten ingediend tegen anderen. Verweerder heeft zich niet onbetamelijk gedragen jegens klager.

3. Verweerder stelt als advocaat de leiding te hebben over de zaak en vanuit die positie zijn cliënten deskundig te hebben geadviseerd.

Het verweer dat klager niet ontvankelijk is in zijn klacht, heeft verweerder ter zitting ingetrokken.

5 BEOORDELING

5.1 Ad klachtonderdeel a) en b)

De klachtonderdelen a en b lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

De raad overweegt dat verweerder in zijn reactie op de klacht (in de andere klachtzaak) heeft verwezen naar de contacten met klager. Verweerder heeft daarbij onder meer aangevoerd dat er geen klachten zouden zijn ingediend als zijn cliënten zich niet door klager hadden laten vertegenwoordiger. Ook heeft verweerder geschreven dat klager vaker klachten heeft ingediend. Volgens klager werd hierdoor de suggestie gewekt dat hij te pas en te onpas klachten zou indienen.

De raad overweegt hieromtrent als volgt.

Dat verweerder in zijn reactie op de klacht die klager tegen hem had ingediend, heeft verwezen naar de contacten met klager, stond hem vrij. Klager was immers de gevolmachtigde van de cliënten van verweerder en als zodanig de (enige) contactpersoon van verweerder.

Niet is komen vast te staan dat verweerder hierbij geprobeerd heeft zijn cliënten tegen elkaar uit te spelen. Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is hiervan niet gebleken. Dit onderdeel van de klacht verklaart de raad dan ook ongegrond.

De mededeling van verweerder dat klager steeds klachten zou indienen, acht de raad niet erg gelukkig juist omdat –nu de verhoudingen al verstoord waren- te verwachten viel dat klager zich door die uitlatingen geprikkeld zou voelen. In zijn brief van 14 april 2011 heeft verweerder hiervoor reeds zijn excuses aangeboden.

Naar het oordeel van de raad heeft verweerder evenwel geen onwaarheden verkondigd. Klager heeft ter zitting erkend tegen diverse personen en instanties klachten te hebben ingediend.

De raad zal klachtonderdeel b) daarom eveneens ongegrond verklaren.

5.2 Ad klachtonderdeel c)

Voorop staat dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënten het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënten duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënten daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

Gemeten naar de genoemde maatstaf, heeft verweerder naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Vast staat dat klager in eerste instantie zelf heeft verzocht om de focus te leggen op de arbeidsrechtelijke aspecten. Vanaf het moment dat verweerder bij de zaak betrokken werd, heeft hij besloten om een in het erfrecht gespecialiseerde advocaat bij de zaak te betrekken. Dit lag –gelet op de standpunten die door de beide partijen over en weer in de procedures werden ingenomen en de vorderingen die tegen de broers werden ingesteld- ook het meest voor de hand. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder hierdoor onjuist heeft opgetreden noch dat de belangen van de cliënten hierdoor zijn geschaad.

De raad verklaart onderdeel c) van de klacht ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klachtonderdelen a tot en met c ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. H.J.P. Robers, I.P.A. van Heijst, A.M.T. Weersink en A. Gerritsen-Bosselaar, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.