Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2877

Zaaknummer

12-154H

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij over getroffen rechtsmaatregelen kennelijk ongegrond. Klacht over declaratiegedrag niet ontvankelijk, wegens gebrek aan belang.

Uitspraak

Beslissing van 12 juni 2012

in de zaak 12-154H

naar aanleiding van de klacht van:

de heer ing.

klager

tegen:

mr.

advocaat

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem van 23 mei 2012 (met kenmerk: td/md/334), door de raad ontvangen op 24 mei 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

1.2 Klager is verwikkeld in een geschil met zijn ex-echtgenote over de afwikkeling van hun echtscheiding. Verweerder staat daarin de ex-echtgenote bij.

1.3 Op 30 januari 2008 is tussen klager en zijn ex-echtgenote een echtscheidingsconvenant gesloten waarin klager een bedrag van EUR 165.500 aan de ex-echtgenote verschuldigd was en waarin de verplichting voor klager is opgenomen om elke maand EUR 1.000 te betalen aan de ex-echtgenote.

1.4 In maart 2009 is een poging gedaan om tot een notariële akte van verdeling te komen, maar de akte is niet verleden.

1.5 Klager heeft niet, althans niet volledig,voldaan aan zijn maandelijkse verplichtingen op grond van de betalingsregeling. Verweerder heeft op 20 oktober 2008 gesommeerd tot nakoming van de betalingsregeling op grond van het echtscheidingsconvenant. Na ingebrekestelling heeft verweerder, namens de ex-echtgenote de betalingsregeling op grond van het echtscheidingsconvenant opgezegd.

1.6 Verweerder heeft, namens de ex-echtgenote, klager op 21 augustus 2009 gedagvaard tot nakoming van de betalingsregeling ter zake van het op dat moment nog door klager verschuldigde bedrag van EUR 155.787.

1.7 Tijdens een comparitie bij de Rechtbank Haarlem hebben klager en de ex-echtgenote op 25 januari 2010 opnieuw een betalingsregeling overeengekomen, vastgelegd in een proces-verbaal. Op 3 november 2010 heeft verweerder namens de ex-echtgenote, op basis van de grosse van het proces-verbaal, executoriaal beslag gelegd ten laste van klager, zulks ter voldoening aan deze betalingsregeling.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder ten onrechte een procedure aanhangig heeft gemaakt respectievelijk executoriaal beslag gelegd, ter incasso van de op grond van het echtscheidingsconvenant door klager verschuldigde bedragen.

b)  verweerder heeft belemmerd dat klager en de ex-echtgenote een notariële akte van verdeling hebben ondertekend.

c) verweerder de van klager op zijn derdenrekening ontvangen bedragen ten onrechte, althans voor te grote bedragen, heeft verrekend met zijn declaraties voor de werkzaamheden die hij voor de ex-echtgenote heeft verricht.

Bij brief van 21 mei 2011 heeft klager zich beklaagd over verweerder.

3 VERWEER

3.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij gerechtigd was de diverse rechtsmaatregelen namens zijn cliënte, de ex-echtgenote, te entameren. Nadat klager niet voldeed aan zijn verplichtingen uit hoofde van het echtscheidingsconvenant, mocht verweerder de betalingsregeling op grond van het echtscheidingsconvenant, na ingebrekestelling, opzeggen en klager dagvaarden voor de Rechtbank Haarlem. De tijdens de comparitie in deze procedure tussen klager en de ex-echtgenote overeengekomen nieuwe betalingsregeling is klager evenmin nagekomen. Vervolgens stond het verweerder vrij om deze betalingsregeling, vastgelegd in het proces-verbaal dat een voor executie vatbare titel vormt, executeren. Mocht deze executie niet rechtmatig zijn, dan is het aan klager om, met behulp van zijn eigen advocaat, hiertegen op te komen.

3.2 Het is niet aan verweerder maar aan de ex-echtgenote om eventueel mee te werken aan een verdelingsakte. Acties van klager om de ex-echtgenote daartoe te bewezen zijn overigens uitgebleven. Tenslotte is het niet aan klager om zich te beklagen over de hoogte van de declaraties die verweerder aan de ex-echtgenote zendt. Overigens heeft verweerder met de ex-echtgenote afgesproken dat de van klager uit hoofde van de betalingsregeling te ontvangen bedragen mogen worden verrekend met zijn declaraties, maar klager staat daar verder buiten.

4 BEOORDELING

4.1 Bij de beoordeling stelt de voorzitter voorop dat de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij (de ex-echtgenote van klager). De advocaat van de wederpartij komt volgens vaste rechtspraak van het hof van discipline een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt(e) te behartigen op de wijze die hem goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt en kan slechts onder bijzondere omstandigheden worden ingeperkt. Zo dient de advocaat zich niet te bedienen van middelen die geen noemenswaardig voordeel voor zijn eigen cliënt opleveren maar wel onevenredig nadeel aan de wederpartij kunnen toebrengen. De advocaat van de wederpartij zal evenwel in het algemeen niet hoeven af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, wel opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. De voorzitter zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel (a) overweegt de voorzitter dat uit de stukken blijkt dat klager niet volledig heeft voldaan aan zijn verplichtingen op grond van de betalingsregeling uit het echtscheidingsconvenant van 30 januari 2008. In die situatie heeft verweerder voor de belangen van de ex-echtgenote mogen opkomen door de betalingsregeling op te zeggen en klager te dagvaarden tot betaling van het volledige door hem verschuldigde bedrag. Hetzelfde geldt voor het treffen van executoriale maatregelen op basis van de op 25 januari 2010 tot stand gekomen, in een proces-verbaal vastgelegde, nieuwe betalingsregeling. Uit de stukken blijkt immers dat klager evenmin volledig heeft voldaan aan zijn verplichtingen op grond van deze tweede betalingsregeling.

4.3 Ook overigens zijn naar het oordeel van de voorzitter uit de stukken geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen, waaruit blijkt dat verweerder de door het hof van discipline bepaalde vrijheid van een advocaat zou hebben overschreden. Verweerder kan daarom geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt en klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond.

4.4 Met klachtonderdeel b) verwijt klager verweerder dat hij verhinderd zou hebben dat tussen klager en de ex-echtgenote een notariële akte van verdeling tot stand is gekomen. Klager miskent dat het niet verweerder maar de ex-echtgenote zelf is, die moet beslissen over haar medewerking aan een notariële akte ter verdeling van de huwelijksgemeenschap. Verweerder heeft daarin slechts een adviserende rol. Klager heeft bovendien niet gesteld dat verweerder in die adviserende rol op tuchtrechtelijk laakbare wijze zou hebben gehandeld met als gevolg dat de ex-echtgenote ten onrechte haar medewerking aan de verdeling heeft onthouden. Dit klachtonderdeel is derhalve niet vast komen te staan en is naar het oordeel van de voorzitter dan ook kennelijk ongegrond.

4.5 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat het behoud van verhaalsobjecten voor de door klager verschuldigde bedragen een valide reden lijkt voor het niet aan klager toescheiden van het woonhuis in het kader van een verdeling. Indien verweerder de ex-echtgenote geadviseerd heeft om niet mee te werken aan de akte van verdeling, dan betreft dat geen op voorhand onjuist advies. Ook op dit punt heeft verweerder de hem toekomende advocatuurlijke vrijheid niet overschreden.

4.6 Met klachtonderdeel c) beklaagt klager zich erover dat verweerder te hoge declaraties zou hebben gezonden aan zijn cliënte, de ex-echtgenote van klager en ten onrechte voor haar ontvangen bedragen te hebben verrekend met zijn declaraties. Nu verweerder de advocaat van klagers wederpartij is heeft klager, naar het oordeel van de voorzitter, geen rechtstreeks belang bij dit klachtonderdeel. Mocht verweerder teveel in rekening hebben gebracht aan de ex-echtgenote, dan wel ten onrechte bedragen verrekend hebben, dan zouden daarmee hooguit de belangen van zijn cliënte en niet die van klager zijn geschaad. In dit klachtonderdeel is klager dan ook kennelijk niet ontvankelijk.

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline verklaart de klachtonderdelen a) en b) kennelijk ongegrond en klachtonderdeel c) kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Roell , plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 12 juni 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 juni 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.