Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-02-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2490
Zaaknummer
11-170U
Inhoudsindicatie
Gegronde klacht over optreden tegen voormalige cliënt. Niet voldaan aan uitzonderingsbepalingen van gedragsregel 7 lid 5. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 22 februari 2012
in de zaak 11-170U
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
mr.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 26 mei 2011, met kenmerk RvT 0910-8883LP/SD, door de raad ontvangen op 27 mei 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 december 2011 in aanwezigheid van de heer T. Wouters, directeur/grootaandeelhouder van klaagster, en verweerder, vergezeld van diens kantoorgenoot mr. B. ten Doeschate. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de onder 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad;
- de stukken genummerd 1 tot en met 21, zoals weergegeven in de aan die brief gehecht inventarislijst.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Mr H., kantoorgenoot van verweerder, heeft in 2008 en 2009 in diverse kwesties advocatuurlijke bijstand verleend aan klaagster. Voor deze werkzaamheden heeft het kantoor van verweerder in de periode van 21 maart 2008 - 11 februari 2009 diverse declaraties verzonden aan klaagster.
2.2 Sinds omstreeks september 2010 treedt verweerder op voor een leverancier van klaagster, in een geschil tegen klaagster. In een telefoongesprek tussen een van de directeuren van klaagster en mr. H. is het bezwaar van klaagster tegen het optreden van verweerder besproken.
2.3 Op 8 oktober 2010 heeft klaagster verweerder verzocht terug te treden als advocaat van een wederpartij van klaagster in een recent daarvoor ontstaan geschil.
2.4 Verweerder heeft hierop per mail van 11 oktober 2010 gereageerd, met de mededeling dat hij zich niet terugtrok. In de vervolgens gevoerde civiele procedure tussen klaagster en haar leverancier heeft verweerder voor deze leverancier opgetreden.
2.5 Bij brief van 15 oktober 2010 heeft (de raadsman van) klaagster zich bij de deken Utrecht beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in strijd met gedragsregel 7 optreedt tegen klaagster, terwijl het kantoor van verweerder in het verleden voor klaagster is opgetreden.
4 VERWEER
4.1 Verweerder erkent dat zijn kantoor in 2008 klaagster heeft bijgestaan in diverse kwesties. Hij meent dat hij een beroep kan doen op de uitzonderingsbepaling van Gedragsregel 7 lid 5, omdat:
• de kwestie tussen klaagster en de door hem bijgestane leverancier een andere kwestie betreft dan zijn kantoorgenoot mr. H. destijds voor klaagster heeft behandeld en de destijds door klaagster toevertrouwde belangen andere zijn dan haar huidige belangen in het geschil tegen de leverancier;
• mr. H. niet beschikt over informatie van vertrouwelijk aard over klaagster, die van belang zou kunnen zijn voor de kwestie waarin verweerder voor de leverancier optreedt;
• van overige redelijke bezwaren niet is gebleken.
5 BEOORDELING
5.1 Bij de beoordeling van de onderhavige klacht neemt de raad tot uitgangspunt dat het een advocaat niet is toegestaan om tegen een voormalige cliënt van hem op te treden (gedragsregel 7 lid 4). Van deze regel kan ingevolge gedragsregel 7 lid 5 slechts worden afgeweken indien cumulatief voldaan is aan de navolgende drie voorwaarden:
a. de aan de advocaat toevertrouwde of toe te vertrouwen belangen betreffen niet dezelfde kwestie ten aanzien waarvan de voormalige cliënt werd of wordt bijgestaan en houden ook geen verband met die kwestie en een daar op vooruitlopende ontwikkeling is ook niet aannemelijk; én
b. de advocaat of een kantoorgenoot van hem beschikt niet over vertrouwelijke informatie van welke aard ook afkomstig van zijn voormalige cliënt, dan wel zaaksgebonden informatie of informatie de persoon dan wel het bedrijf van de voormalige cliënt betreffende, die van belang kan zijn in de zaak tegen de voormalige cliënt én
c. ook overigens is niet van redelijke bezwaren gebleken aan de zijde van de voormalige cliënt.
5.2 Indien niet cumulatief voldaan wordt aan deze drie voorwaarden kan de advocaat ingevolge regel 7 lid 6 desalniettemin afwijken van het bepaalde in regel 7 lid 4 indien deze cliënt op grond van de aan hem verstrekte behoorlijke informatie vooraf instemt met een optreden van de advocaat tegen deze cliënt.
5.3 Vaststaat dat het kantoor van verweerder in 2008/2009 in diverse kwesties klaagster als advocaat heeft bijgestaan. Uit de stukken die klaagster in dat kader heeft overgelegd maakt de raad op dat deze kwesties veelal de verhouding tussen klaagster en haar leveranciers en afnemers betroffen. Zo heeft verweerder klaagster geadviseerd over de door haar te hanteren algemene voorwaarden. De raad sluit niet uit dat bij de behandeling van die kwesties ook de al dan niet gebruikelijke opstelling en handelwijze van klaagster in geschillen met haar leveranciers en afnemers aan de orde is gekomen.
5.4 Eveneens staat vast dat de kwestie waarin verweerder tegen klaagster optreedt ook een geschil tussen klaagster en een leverancier betreft.
5.5 Het vorenstaande in aanmerking nemende oordeelt de Raad dat verweerder niet heeft aangetoond dat hij niet beschikt over de in gedragsregel 7 lid 5 sub b genoemde vertrouwelijke informatie. Deze informatie kan immers ook bestaan uit de commerciële opstelling van een cliënt jegens derden of uit diens wens om geschillen met derden in of juist buiten rechte op te lossen. In dit kader overweegt de raad nog dat ook in het geval er twijfel bestaat over de vraag of er sprake is van vertrouwelijke informatie een advocaat toch van het optreden in kwestie dient af te zien.
5.6 Op grond van de overeenkomsten tussen de in het verleden voor klaagster behandelde kwesties en de huidige kwestie tegen klaagster is de raad tevens van oordeel dat genoegzaam vaststaat dat er in ieder geval sprake is van redelijke bezwaren van de zijde van klaagster tegen het optreden van verweerder voor een van haar leveranciers in een geschil tegen klaagster.
5.7 Nu daarmee vaststaat dat niet voldaan is aan de drie onder 5.1, cumulatief, genoemde voorwaarden, stond het verweerder enkel vrij om tegen klaagster op te treden indien klaagster vooraf daarover door verweerder behoorlijk was geïnformeerd en daarmee had ingestemd. Dat hiervan sprake is, is gesteld noch gebleken. De klacht is derhalve gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 In de aard van de begane overtreding, het feit dat verweerder geen advies van de deken heeft gevraagd en niet nader heeft gecorrespondeerd met klaagster naar aanleiding van diens bezwaren over zijn optreden tegen klaagster, ziet de raad aanleiding om aan verweerder een maatregel op te leggen. De raad acht op grond van genoemde omstandigheden de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A. van Marwijk Kooy, G.J.W. Pulles, J.H.P, Smeets, M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 22 februari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl