Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-07-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3018

Zaaknummer

12-116

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat van de wederpartij. Klager heeft te lang gewacht met het indienen van de klacht. Daarom is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Voor het geval de klacht niet kennelijk niet-ontvankelijk zou zijn geweest, zou de klacht kennelijk ongegrond zijn geweest. Het stond verweerder vrij het standpunt van zijn cliënte te verwoorden op de wijze waarop hij dat gedaan heeft.

Uitspraak

Beslissing van 9 juli 2012

in de zaak 12-116

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

advocaat te [plaats]

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht van 13 juni 2012 met kenmerk RvT 1112-9231LB/SD, door de raad ontvangen op 15 juni 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Klager heeft op [….] 2004 een kredietovereenkomst gesloten met een bank ten behoeve van de uitoefening van zijn bedrijf.

Op [….] 2005 heeft de bank het krediet opgezegd en klager aangesproken tot (terug)betaling van het door hem geleende bedrag

ad € 54.000,-, van de overeengekomen rente en – toen betaling uitbleef en klager in rechte werd aangesproken – de proceskosten.

In de gerechtelijke procedure van de bank tegen klager is verweerder als advocaat voor de bank opgetreden.

Bij vonnis van [….] 2006 is een comparitie bepaald. Blijkens het proces-verbaal heeft verweerder onder meer het volgende aangevoerd ter gelegenheid van de comparitie die op [….] 2006 heeft plaatsgevonden:

“De bank is wel degelijk zorgvuldig te werk gegaan. Het krediet betreft een goedgekeurd product, waarbij aan de hand van het saldo en het verloop van de rekening in de loop der jaren een bepaald kredietbedrag tot stand komt”.

De rechtbank heeft de vordering van de bank bij vonnis van [….] 2007 toegewezen. Tegen dit vonnis heeft klager geen hoger beroep aangetekend.

Omdat klager niet aan het vonnis voldeed is door de deurwaarder beslag gelegd op zijn uitkering. De deurwaarder heeft de beslagvrije voet niet juist toegepast. Klager heeft daartegen een klacht ingediend. De kamer voor gerechtsdeur-waarders te Amsterdam heeft bij beslissing op verzet op [….] 2010 aan de deurwaarder een berisping opgelegd.

Medio 2010 heeft klager vernomen dat de accountmanager, die namens de bank de kredietovereenkomst met klager heeft gesloten, bij vonnis van [….] 2008 door de strafrechter is veroordeeld wegens oplichting van de bank en het witwassen van het door oplichting verkregen geld doordat hij in de periode van [….] 2006 tot en met [….] 2007 op frauduleuze wijze kredieten heeft verstrekt.

Bij brief van 17 december 2011, door de Orde ontvangen op 21 december 2011, heeft klager zich beklaagd over verweerder.

KLACHT

Klager verwijt verweerder dat hij in een rechtszaak tussen hem en de bank tijdens een comparitie van partijen aantoonbaar heeft gelogen door namens de bank te beweren dat:

“de bank wel degelijk zorgvuldig te werk is gegaan en

het krediet een goedgekeurd product betreft, waarbij aan de hand van het saldo en het verloop van de rekening in de loop der jaren een bepaald kredietbedrag tot stand komt”.

TOELICHTING  VAN KLAGER OP DE KLACHT

Een advocaat mag in een procedure nooit liegen met het doel de rechter op het verkeerde been te zetten en een voor zijn opdrachtgever gunstig vonnis te bewerkstelligen.

Verweerder heeft wel degelijk gelogen.

In het vonnis waarbij een comparitie is bepaald, is aan de bank verzocht alle stukken betreffende de gang van zaken omtrent de aanvraag van zijn krediet over te leggen. Doordat niet aan dit verzoek is voldaan, in combinatie met de andere feiten, moet verweerder hebben geweten dat het krediet op onjuiste gronden aan hem is verstrekt.

Verweerder heeft zijn stellingen niet met bescheiden onderbouwd.

VERWEER

Op [….] 2010 is hij elders gaan werken als advocaat. Het dossier van de rechtszaak van de bank tegen klager is achtergebleven op zijn oude kantoor. Hij heeft daarom niet de beschikking over de stukken van de destijds gevoerde rechtszaak.

Namens de bank zijn wel degelijk voorafgaande aan de comparitie producties overgelegd. Zulks blijkt uit het proces-verbaal van de comparitie. Omdat hij niet de beschikking heeft over het dossier, kan hij niet nagaan om welke producties het ging.

Hij heeft tijdens de comparitie niet gelogen. Evenmin heeft hij de rechtbank misleid. Hij werpt de beschuldigingen van klager verre van zich.

Hij staat nog steeds achter hetgeen hij ter gelegenheid van de comparitie heeft aangevoerd. Men kan verschillend denken over het destijds door hem verwoorde standpunt, maar dat betekent niet dat hij destijds heeft gelogen.

Indien klager zich niet met het vonnis van [….] 2007 kon verenigen had hij hoger beroep moeten aantekenen.

De deurwaarder heeft in opdracht van zijn cliënte gehandeld, niet in opdracht van hem. Dat de deurwaarder is berispt, was hem niet bekend.

Evenmin was hem bekend dat de accountmanager, die namens de bank de kredietovereenkomst met klager heeft gesloten, is veroordeeld door de strafrechter. Hij betwist dat klager slachtoffer is geworden van de door de accountmanager gepleegde strafbare feiten.

De kredietovereenkomst met klager is afgesloten in 2004, terwijl de accountmanager is veroordeeld voor feiten die zich in de periode van [….] 2006 tot en met [….] 2007 hebben voorgedaan.

BEOORDELING

Klager beklaagt zich over uitlatingen van verweerder, die zijn gedaan ter gelegenheid van de comparitie die op [….] 2006 heeft plaatsgevonden.

Vervolgens heeft de rechtbank klager bij vonnis van [….] 2007 veroordeeld tot terugbetaling van het krediet.

De uitkomst van de rechtszaak en de mogelijke gevolgen van hetgeen verweerder heeft aangevoerd ter gelegenheid van de comparitie moeten daarom in elk geval vanaf eind augustus 2007 bij klager bekend worden verondersteld.

Door pas meer dan vier jaren nadien op 21 december 2011 een klacht tegen verweerder in te dienen, heeft klager te lang gewacht met het indienen van zijn klacht.

De omstandigheid dat klager medio 2010 heeft kennisgenomen van de veroordeling van de accountmanager, die betrokken was bij de totstandkoming van de kredietovereenkomst met hem, levert geen rechtvaardiging op voor het tijdsverloop van ruim vier jaar. Blijkens het strafvonnis zijn de omstandigheden waaronder de kredietovereenkomst met klager is afgesloten niet te vergelijken met de kredieten die onderwerp van de strafzaak waren. Van belang is voorts dat de kredieten die in de strafzaak aan de orde waren zijn afgesloten in de periode van [….] 2006 tot en met [….] 2007, terwijl de kredietovereenkomst met klager is gesloten op [….] 2004.

Omdat klager te lang heeft gewacht met het indienen van zijn klacht, en verweerder daardoor in zijn mogelijkheden om zich te verweren tegen de klacht is geschaad – immers hij heeft niet meer de beschikking over het dossier van de rechtszaak van de bank tegen klager – is de klacht van klager tegen verweerder kennelijk niet-ontvankelijk.

Voor het geval de klacht ontvankelijk zou zijn geweest overweegt de voorzitter ten overvloede het volgende:

Door te stellen dat de bank wel degelijk zorgvuldig te werk is gegaan en het krediet een goedgekeurd product betreft, waarbij aan de hand van het saldo en het verloop van de rekening in de loop der jaren een bepaald kredietbedrag tot stand komt heeft verweerder geen feiten aangevoerd waarvan hij wist of redelijkerwijs kon weten dat zij in strijd met de waarheid zijn. Aldus heeft hij het standpunt van de bank verwoord hetgeen zijn taak als advocaat van de bank was.

Tenslotte heeft klager nog aangevoerd dat de deurwaarder, die verzocht was het vonnis van [….] 2007 ten uitvoer te leggen, een fout heeft gemaakt doordat hij een te laag vrij te laten bedrag heeft gehanteerd en dat aan de deurwaarder daarvoor een berisping is opgelegd. Voor de door de deurwaarder gemaakte fouten is slechts de deurwaarder verantwoordelijk en niet verweerder.

Het hier voorgaande leidt ertoe dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Indien de klacht niet kennelijk niet-ontvankelijk zou zijn geweest, zou het oordeel hebben geluid dat de klacht kennelijk ongegrond was.

BESLISSING

De klacht van klager tegen verweerder is kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van

mr. A. Huber als griffier op 9 juli 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 juli 2012 per aangetekende post aan klager verzonden.

Deze beslissing is in afschrift op 10 juli  2012 per gewone post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten te ‘s-Gravenhage.