Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3127

Zaaknummer

R.3821/11.223

Inhoudsindicatie

De deken heeft een ambtshalve klacht ingediend tegen verweerder, gelet op het feit dat verweerder, die zich eerst zelf heeft laten schrappen van het tableau, wederom een verzoek heeft gedaan om toegelaten te worden tot de balie.

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft erkend dat hij in strijd met de verordening op de administratie en financiële integriteit heeft gehandeld door geen eigen Stichting Derdengelden te hebben opgericht, alsmede dat hij zijn onafhankelijke positie als advocaat onder meer in gevaar heeft gebracht door cliënten te huisvesten in zijn hotel of in aan hem toebehorende appartementen.

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft door een eigen financieel belang te hebben bij cliënten, anders dan in het kader van zijn werkzaamheden als advocaat, miskend dat een dergelijk eigenbelang kan leiden tot een belangenconflict tussen de advocaat en cliënt.

Inhoudsindicatie

Verder is komen vast te staan dat verweerder niet voldaan heeft aan de op hem als advocaat rustende essentiële verplichting om zijn administratie op orde te hebben en te houden en zorgvuldigheid te betrachten in financiële aangelegenheden.

Inhoudsindicatie

Zo heeft verweerder onder meer geen inzicht kunnen geven in de door hem voor cliënten ontvangen gelden, ontvangen op diens zakelijke of privérekening, en de wijze waarop deze gelden zijn doorbetaald.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Vier van de vijf klachtonderdelen zijn gegrond. Het klachtonderdeel dat ziet op handelen in strijd met artikel 12 lid 1 Advocatenwet wordt ongegrond verklaard, aangezien de raad de juistheid van het door de deken gestelde niet heeft kunnen vaststellen.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Als maatregel legt de raad verweerder de maatregel op van schrapping van het tableau.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 18 oktober 2011 met kenmerk K2682010/2011ew/ij, door de raad ontvangen op 19 oktober 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlandende klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 februari 2012 in aanwezigheid van de deken en verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde mr. S., advocaat te U.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder werd op 2 november 2007 ingeschreven als advocaat in het Arrondissement Den Haag.

2.2 Eind oktober 2010 ontving de Raad van Toezicht in Den Haag signalen afkomstig van een tweetal organisaties, die slachtoffers van mensenhandel ondersteunen over het functioneren van verweerder als advocaat van een aantal van deze slachtoffers.

2.3 In dezelfde periode bleek de Raad van Toezicht dat er sprake was van een justitieel vooronderzoek naar verweerder door de nationale recherche.

2.4 Op 16 november 2010 heeft de deken met eenlid van de Raad van Toezicht, een eerste kantoorbezoek gebracht aan verweerder. Van dit bezoek is een verslag gemaakt dat aan verweerder is toegezonden. In dit verslag is onder meer opgenomen:

"(…)

Het bezoek had drie redenen.

1. Verweerder [griffier] heeft de pleitoefeningen niet gehaald. Gelet op het feit dat hij al derdejaars-stagiaire is en ook al stageverlenging heeft gekregen (oorspronkelijk einddatum november 2010) dreigt de situatie dat verweerder [griffier] niet op tijd aan al zijn stageverplichtingen kan hebben voldaan.

2. Het bezoek vindt plaats in het kader van de verordening op de vakbekwaamheid en de verordening op de administratie en de financiële integriteit.

3. Er zijn bij de Deken signalen binnengekomen die dringend bespreking behoeven.

(…)”

2.5 In het verslag van het bezoek op 16 november 2010 is verder onder meer opgenomen:

“ (…)

De jaarrekeningen 2008 en 2009 zijn al af. De IB aangiften over deze jaren zijn al ingediend. Verweerder[griffier]is bereid om een kopie aan de deken toe te sturen.

Verweerder [griffier] is bij AON verzekerd tegen de gevolgen van beroepsaansprakelijkheid. Hij heeft de gebruikelijke advocatenpolis.

Verweerder[griffier] is bereid om een kopie van de arbeidsongeschiktheidspolis aan de deken te sturen.

Verweerder [griffier] heeft geen derdengeldenrekening. Hij maakt gebruik van de derdengeldenrekening van zijn patroon [griffier]. Hij zegt dat hij nog nooit gebruik van die rekening heeft hoeven maken.

“(…)

Verweerder [griffier] vermeldt het nummer van de derdengeldenrekening (van zijn patroon [griffier]) niet op zijn briefpapier. Afgesproken wordt dat verweerder[griffier] een Stichting Derdengelden zal oprichten en het nummer van de daaraan gekoppelde bankrekening zal vermelden op zijn briefpapier.

Verweerder [griffier]heeft een enkele keer een kasbetaling ontvangen. Bijvoorbeeld een eigen bijdrage. Hij schrijft dan een kwitantie uit en bewaart een kopie van de kwitantie in het dossier.

(…)

Deze uitzonderingen daargelaten gaan alle betalingen via de bank. Verweerder [griffier]is bereid om de Deken inzage te geven in zijn bankadministratie en de bankafschriften in kopie toe te sturen.

Verweerder [griffier] stuurt de cliënt geen rekening voor het betalen van de eigen bijdrage. Als de cliënt de eigen bijdrage betaalt krijgt hij een kwitantie.

(…)

De boekhouding werd niet in het kantoor van verweerder [griffier] aangetroffen. Hij leek aanvankelijk niet goed te begrijpen wat hiermee bedoeld werd, maar gaf later aan dat de boekhouding bij de boekhouder ligt.

(…)

Verweerder [griffier] dient ervoor te zorgen dat de boekhouding op zijn kantoor wordt bewaard en toegankelijk is.

(…)

In het kantoor van verweerder [griffier] bevonden zich maar een handvol dossiers. Verweerder [griffier] heeft toegezegd om bij het volgend bezoek al zijn dossiers op kantoor te hebben. Hij heeft de dossiers weggehaald omdat het slot van het kantoor niet in orde was. Daarom heeft hij ze meegenomen naar huis.

(…)

Verweerder [griffier] zal de deken een kopie van de actuele auditverklaring doen toekomen.

Toe te zenden stukken:

Er wordt afgesproken dat verweerder [griffier] de volgende stukken naar de Deken zal sturen:

- jaarstukken 2008 en 2009 met toelichting

- IB aangifte 2008 en 2009 met toelichting

- Een kopie van de polis arbeidsongeschiktheidsverzekering

- De auditverklaring(en)

- akte van de stichting derdengelden die verweerder [griffier] spoedig zal doen oprichten en waarover hij (met een ander of anderen) het bestuur voert.

(…)

2.6 Over de signalen die de deken heeft ontvangen, is onder meer het navolgende in het verslag opgenomen:

“(…)

Op de vraag of er zich vaker situaties hebben voorgedaan waarbij verweerder [griffier] slachtoffers van mensenhandel met eigen middelen heeft geholpen zegt hij dat hij 2 of 3 Indiase mensen geld heeft gegeven om eten te kopen.

(…)

Op de vraag of hij ooit zijn privérekening ter beschikking heeft gesteld voor de ontvangst van de uitkering van een B9-slachtoffer beaamt hij dat, hoewel hij eerder heeft aangegeven nooit derdengelden te hebben ontvangen.

(…)

De uitkering is 2 maanden op zijn rekening gekomen. Hij heeft die uitkering 1-op-1 aan haar doorbetaald. Zij heeft een kwitantie getekend.Verweerder [griffier] zal die kwitantie(s) bij de volgende afspraak aan de Deken tonen.

(…)

Op de vraag of verweerder [griffier] ooit (B9)-cliënten in huis heeft laten logeren/wonen beaamt hij dat. Een minderjarige cliënt heeft één of twee dagen bij hem in huis gewoond voordat hij naar de opvang kon. Verweerder [griffier] zal bij het volgende gesprek nadere informatie verschaffen over het laten logeren/woning. Daarbij zal hij laten weten hoe dat is gegaan en of er geld is betaald.

Verweerder [griffier] zegt toe na te denken over de eventuele andere bijzondere gevallen en daarvan een nauwkeurige beschrijving met naam van de cliënt (en INDnummer) aan de Deken te doen toekomen opdat kan worden beoordeeld of er sprake is geweest van een zorgvuldige behandeling van zaken en een zorgvuldige rechtsbijstand aan de cliënt.

Aan de hand van de opgaaf van verweerder [griffier], die binnen een week wordt verwacht, zal verder onderzoek plaatsvinden. Verweerder [griffier] dient uitvoerig en per geval toe te lichten waarom de uitkering van de betrokken cliënt op zijn rekening moest worden gestort en de originele bankafschriften waarop de ontvangsten en de uitbetalingen blijken aan de Deken te tonen. Verder zal verweerder [griffier] de bewijzen van uitbetaling aan de betreffende cliënten bij het volgende gesprek gereed hebben.

(…).

2.7 Op 21 december 2010 heeft er een vervolggesprek plaatsgehad op het kantoor van verweerder met een lid van de Raad van Toezicht, alsmede verweerder en diens echtgenote.

2.8 In het gespreksverslag is onder meer opgenomen:

"(…)

De Stichting Derdengelden is nog niet opgericht.

(…)

Er worden geen facturen gestuurd naar cliënten voor eigen bijdragen. Wel worden er brieven verzonden waarin staat hoeveel de cliënt moet betalen.

Er wordt opgemerkt op verweerder [griffier] geen kopie van de jaarrekeningen heeft opgestuurd. De reden hiervoor is dat het vastgoed van verweerder [griffier] ook in de jaarrekening van het advocatenkantoor is opgenomen. De jaarrekening van 2008 komt ter inzage. Er zal een kopie naar de RvT worden verzonden. Anders dan verweerder [griffier] in het gesprek van 16 november 2010 aannam, is de jaarrekening van 2009 nog niet klaar.

(…)

Overigens viel het op dat de dossiers van verweerder [griffier] nu op zijn kantoor staan. Hij liet de dossierkast zien.

(…)

Er wordt opnieuw gevraagd of de verweerder [griffier] mensen heeft verder geholpen zoals onderdak geven en helpen met procedures. Er wordt gevraagd naar mensen die niet eerder aangegeven zijn. Verweerder [griffier]denkt na, maar zegt van niet.

(…)

Verweerder [griffier] heeft in zijn ingezonden stukken zeven gevallen genoemd en toegelicht. Bij alle gevallen zit een verklaring van de betrokken persoon over het handelen van verweerder [griffier]. Zonder uitzondering zijn die personen erg tevreden over zijn handelen. Het viel mr. X [lid van de Raad van Toezicht; griffier] op dat de verklaringen niet zijn gedateerd. Verweerder [griffier] zegt dat de verklaring onlangs zijn opgesteld na het gesprek met het lid van de Raad van Toezicht en de Deken [griffier] van 16 november 2010. Hij heeft daarvoor contact met zijn (ex-)cliënten opgenomen.

Het door verweerder [griffier] ingestuurde overzicht wordt doorgenomen.

(…)

Als verweerder [griffier] verder gaat dat strikt juridisch werk, wekt hij het vermoeden dat zijn cliënten afhankelijk van het zijn. Verweerder [griffier] geeft toe dat zijn hart te groot is en dat hem dat inderdaad problemen kan geven.

(…)

De inkomsten voor mw. S. [griffier] werden op de rekening van verweerder [griffier] gestort. Hij boekt een gedeelte van dat geld op de rekening van zijn hotel en betaalde haar contant uit. Volgens zijn zeggen zijn die kwitanties in de boeken van het hotel terug te vinden.

(…)

Wel geeft hij aan dat het geld voor mw. S. [griffier]op de rekening van hem terecht is gekomen (€891,36) en dat hij haar cash heeft betaald uit de kas van het hotel. Er is wel een bedrag overgemaakt naar D. hotels[griffier] (€ 900,=). Een en ander wordt verrekend in boekhouding.

Vervolgens wordt gevraagd of verweerder [griffier] nu nog B9-zaken heeft lopen. Hij ontkent dat er nog zaken lopen. Bovendien zitten er ook geen mensen uit de procedures meer in zijn hotel of appartementen.

(…).”

2.9 Bij brief van 8 januari 2011 heeft verweerder gereageerd op het tweede gespreksverslag en onder meer geschreven:

“(…)

24. Over het algemeen heb ik altijd een hoeveelheid contact geld bij mij. Nadat ik de creditering had opgemerkt, werden zij door mij hiervan op de hoogte gesteld. Over het algemeen kwam men onverwachts binnen om het geld op te halen. Aangezien ik daarop voorbereid was, had ik er altijd voor gezorgd dat ik voldoende contant geld op zak had. Meestal was dit uit de privékas. Door het in bezit hebben van contanten was het niet altijd noodzakelijk om op hetzelfde ogenblik naar de pinautomaat te vliegen en daar het geld te halen.

25. Door volledige uitbetaling werd door de personen, zonder enige dwang mijnerzijds, een kwitantie ondertekend. Hiermede was de vordering van de cliënten dan teniet gegaan. Het gedeelte dat niet opgenomen was behoorde door het teniet gaan van de vordering van de cliënten op mij, na deze rechtshandeling, van rechtswege aan mij, dat ik dan naar eigen inzichten kon uitgeven.

(…)

26. Ten aanzien van alle cliënten aan wie op humanitaire gronden enige hulp is aangeboden moge het navolgende worden verduidelijkt:

(…)

b. Voor de aangeboden hulp of huisvesting is geen geld of enige tegenprestatie van welke aard dan ook  gevorderd.

 

(…)

f. Hen is ook bijgebracht dat indien zij niet tevreden zijn met mijn dienstverlening als advocaat zij naar hartelust kondenoverstappen naar een andere.

(…)"

2.10 Bij faxbrief van 14 januari 2011 heeft de toenmalige patroon van verweerder notariële verklaringen van een zestal voormalige cliënten van verweerder overgelegd.

2.11 In een op 13 januari 2011 afgegeven verklaring door mevrouw S. is onder meer opgenomen:

“(…)

Enige tijd later kreeg ik bezoek van verweerder [griffier]. Hij heeft mijn geschiedenis aangehoord en beloofde mij te zullen helpen.

(…)

Op een ochtend kreeg ik te horen dat ik daar niet langer kon blijven. Ik heb toen mijn advocaat gebeld met het verzoek om mij op te halen. Hij heeft dat gedaan. Omdat het avond was geworden en ik nog niet had gegeten heb ik hem verzocht mij onderdak te geven.

Hij heeft mij daarna verwezen naar allerlei kantoren voor huisvesting en verdere hulp, welke, dat kan ik mij nu niet herinneren omdat ik niet kan lezen of schrijven. Ik kan alleen Hindi spreken en heel weinig schrijven daar ik nooit op school ben geweest.

(…)

Zo heb ik ongeveer twee weken daar gelogeerd. Ik werd goed behandeld en had geen reden tot klagen.

(…)

Omdat ik geen bankrekening kon openen daar ik geen Sofi-nummer had, heb ik verweerder [griffier] verzocht om de uitkering voor mij te ontvangen. Van tijd tot tijd bezocht ik hem omhet geld op te halen. Hij liet mij daarvoor een kwitantie ondertekenen die hierbij als bijlage zijn gevoegd. Op het COA-formulier heb ik hem uit eigen beweging gemachtigd om mijn uitkering te ontvangen. Deze bedragen, achthonderdeenennegentig euro en zesendertig eurocent (€ 891,36) heb ik november twee duizend acht, negen honderd euro (€ 900,00),in februari twee duizend negen een duizend vier honderd twintig euro (€ 1.420,00) in april twee duizend negen, van mijn advocaat in contanten uitbetaald gekregen.

(…)

Daar ik geen goedkope kamer kon vinden, heb ik voor korte tijd een kleine kamer gehuurd bij verweerder [griffier]."

2.12 In een op 13 januari 2011 afgegeven verklaring door de heer S. is onder meer opgenomen:

"(…)

verklaar hierbij dat ik op correcte wijze op negentien april en achtien juni twee duizend tien, telkens een bedrag van negen honderd tien euro (€ 910,00) van mijn advocaat verweerder [griffier] heb ontvangen. Dit betreft de uitkering vanwege de COA (Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers). Aangezien ik geen bankrekening kon openen heb ik verweerder [griffier] gevraagd om deze bedragen namens mij te ontvangen, die hij dan onmiddellijk aan mij in contanten heeft uitbetaald.

(…)

Hij heeft mij voor die nacht in zijn appartementencomplexeen kamer aangeboden en mij de volgende ochtend verwezen naar diverse hulpverlenende kantoren.

(…)"

2.13 In een op 14 januari 2011 afgegeven verklaring door de heer M. is onder meer opgenomen:

“(…)

Ik ben een cliënt van verweerder [griffier]. Aangezien ik geen bankrekening kon openenen om ontvangst COAuitkering te krijgen, heb ik mijn advocaat om deze gunst verzocht. Bij ontvangst van de uitkering heeft verweerder [griffier] mij de ontvangen bedragen onmiddellijk in contanten uitbetaald. Dit heeft op de navolgende data plaatsgevonden:

(…)"

2.14 In een op 14 januari 2011 afgegeven verklaring door de heer B. is onder meer opgenomen:

"(…)

Met verweerder [griffier] kan ik in mijn eigen taal spreken waardoor de communicatie beter gaat. Na mijn aangifte heeft verweerder [griffier]mij uitgebreid geïnformeerd over alle overheidsfaciliteiten waarvan ik gebruik kan maken. Ik heb daar geen behoefte aan gehad. Ik heb nimmer een COA-uitkering ontvangen.

(…)"

2.15 Op 10 januari 2011 is er een gesprek geweest tussen verweerder en een lid van de Raad van Toezicht waarbij de patroon van verweerder en een bevriende confrère aanwezig waren. Verweerder gaf tijdens dit gesprek te kennen ernstig ziek te zijn.

2.16 Kort na dat gesprek heeft verweerder de Raad van Toezicht meegedeeld zich vrijwillig terug te trekken uit de advocatuur.

2.17 In overleg met de Raad van Toezicht is mr. H. als waarnemer in de praktijk van verweerder aangesteld.

2.18 Bij brief van 24 januari 2011 heeft de Raad van Toezicht in vervolg op een bespreking van 19 januari 2011 verweerder onder meer geschreven:

“(…)

Wij spraken wederom met elkaar over de bevindingen van de Raad van Toezicht in de afgelopen weken.

(…)

De bevindingen in ons onderzoek zijn zodanig dat dit een verder onderzoek rechtvaardigt. Wij zien ons genoodzaakt om een 60c-bAw onderzoek in te stellen naar uw praktijkvoering en tevens een 60ab Aw voorziening tot schorsing in de praktijkuitoefening te vragen aan de voorzitter van de Raad van Discipline.

We hebben open met elkaar gesproken op 19 januari jl. U heeft voorgesteld om de praktijk neer te leggen en u uit te schrijven als advocaat. U bent mede tot die beslissing gekomen in verband met ernstige gezondheidsklachten.

(…)

Uiterlijk op 10 februari aanstaande willen wij van u een schriftelijke bevestiging ontvangen dat de praktijk volledig is overgedragen.

Als u volledige medewerking verleent aan de bovenstaande marsroute, dan is de Raad van Toezicht bereid om een verder onderzoek naar uw praktijk op dit moment achterwege te laten, evenals het instellen van tuchtrechtelijke maatregelen.

(…)”

2.19 Verweerder heeft zich met ingang van 26 januari 2011 laten schrappen van het tableau.

2.20 Bij brief van 29 september 2011 heeft verweerder de deken verzocht om een verklaring ex artikel 2 lid 2 Advocatenwet aangezien verweerder de mogelijkheid had om als advocaat-stagiaire in Utrecht te gaan werken. De genoemde verklaring had verweerder nodig om een beëdigingsverzoek in te dienen in Utrecht.

2.21 Op 18 oktober 2011 heeft de deken de verzochte verklaring aan de Raad van Toezicht in Utrecht afgegeven.

2.22 Bij brief van 18 oktober 2011 heeft de deken een dekenbezwaar ingediend bij de Raad van Discipline.

2.23 Op 20 oktober 2011 heeft verweerder een verzoek tot beëdiging ingediend bij de Rechtbank Utrecht.

2.24 Naar aanleiding van het door de Raad van Toezicht van deOrde van Advocaten te Utrecht ingesteld verzet tegen de verzochte beëdiging van verweerder als advocaat, heeft verweerder op de voet van artikel 5 lid 2 Advocatenwet beklag ingesteld bij het Hof van Discipline te 's-Hertogenbosch.

2.25 Het beklag is behandeld op 13 januari 2012. De verdere behandeling van het beklag, althans de te nemen beslissing, zal volgen nadat de Raad van Discipline of de appelinstantie beslist heeft op het dekenbezwaar.

2.26 Op 8 februari 2012 heeft de raad een verweerschrift van de gemachtigde van verweerder ontvangen.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt de dekenverweerderdat hij

A. in strijd met de artikelen 2 en 6 lid 1 en 2 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit heeft gehandeld. Immers, de administratie van verweerder was niet op orde. Aan de hand van de beschikbare informatie heeft de Raad van Toezicht niet de rechten en verplichtingen kunnen vaststellen, terwijl verweerder bovendien niet binnen een redelijke termijnna afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten kon tonen. Verweerder had niet de beschikking over een eigen Stichting Derdengelden. Op het briefpapier van verweerder werd geen bankrekeningnummer van enige Stichting Derdengelden vermeld. Verweerder heeft voorts gehandeld in strijd met de gedragsregels 23 lid 1 en 25 lid 4. Verweerder heeft namelijk niet de nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden betracht zoals van een advocaat verwacht wordt, terwijl hij voorts in gebreke is gebleven om declaraties aan cliënten te sturen onder meer in verband met ontvangen eigen bijdrages.

B. niet aanstonds en volledig alle gevraagde informatie aan de deken heeft verstrekt. Hij heeft daarmee gehandeld in strijd met gedragsregel 37.

C. gehandeld heeft in strijd met artikel 6 lid 2, lid 3 en lid 5 van de Verordening op de administratie en financiële integriteit. Immers, verweerder heeft in eerste instantie ontkend derdengelden ontvangen te hebben, hetgeen later wel het geval bleek te zijn en door verweerder werd erkend. Deze derdengelden heeft hij bovendien niet onverwijld aan de rechthebbende uitbetaald. Verweerder heeft daarmee tevens in strijd gehandeld met gedragsregel 23 lid1.

D. gedragsregel 2 lid 1 en 5 heeft geschonden door gelden van cliënten via zijn privérekening te ontvangen en cliënten in zijn eigen, commercieel gedreven hotel te laten verblijven. Daardoor is zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep in ernstige mate in gevaar gebracht.

E. heeft gehandeld in strijd met artikel 12 lid 1 Advocatenwet. Tijdens de waarneming van de praktijk van verweerder is gebleken dat verweerder geen zakenlijst bijhield, dat hij een schaduwpraktijk thuis of in zijn hotel erop nahield en contante betalingen zonder betalingsbewijzen in ontvangst genomen heeft.

 

4 VERWEER

4.1 Ad klachtonderdeel A.

De administratie van verweerder was voldoende op orde. Tijdens het eerste gesprek op 16 november 2010 waren de jaarrekeningen 2008 en 2009 wel beschikbaar. Deze bevonden zich echter bij de patroon van verweerder, zodat de deken de jaarrekening niet direct ter beschikking kreeg. Verweerder erkent dat hij nalatig is geweest door geen eigen derdengeldenrekening te hebben. Verweerder zal daar in de toekomst wel voor zorgen.

De deken heeft op geen enkele wijze vastgesteld dat verweerder op enig moment ontvangen gelden niet heeft doorbetaald. Het is aan de deken om zijn bezwaar te onderbouwen. De deken heeft dit nagelaten. Daarentegen heeft verweerder notariële verklaringen van verschillende (voormalige) cliënten overgelegd waaruit blijkt dat verweerder de door hem ontvangen gelden ten behoeve van zijn cliënten heeft doorbetaald. Verweerder heeft nooit ofte nimmer (te kwader trouw) gelden achtergehouden en niet doorbetaald. Hij heeft zich nimmer verrijkt.

4.2 Ad klachtonderdeel B.

Verweerder erkent dat hij af en toe zaken door elkaar gehusseld heeft en niet alles consistent heeft gepresenteerd. Verweerder heeft echter in alle door de deken genoemde B9-dossiers de zaken toegelicht en nader verklaard. Verweerder heeft niet in strijd met gedragsregel 37 gehandeld.

4.3 Ad klachtonderdeel C.

Verweerder erkent dat hij de Verordening op de administratie en de  financiële integriteit heeft overtreden aangezien een derdengeldenrekening ontbrak. Dit deel van de klacht is terecht. Van de juistheid van de stelling dat verweerder stelselmatig uitkeringen voor vreemdelingen ontving, die hij contant uit de kas aan hen doorbetaalde is niet gebleken. Voorts is niet gebleken of, en zo ja op welke wijze, de volledige uitkering aan de vreemdelingen werd uitbetaald. Verweerder verwijst naar de notariële verklaringen,die door (voormalige) cliënten van hem zijn overgelegd. Deze cliënten verklaren dat alles dat verweerder voor hen ontvangen heeft, is doorbetaald. Het is aan de deken om de onvolledigheid van de doorbetaling aan de orde te stellen. De deken stelt zelf dat dit niet gebleken is, zodat niet is komen vast te staan dat verweerder een cliënt tekort heeft gedaan met zijn handelwijze.

4.4 Ad klachtonderdeel D.

Verweerder erkent dat de zogenaamde onafhankelijkheidsregel geschonden is. Verweerder erkent dat er in gevallen sprake is geweest van doorbetaling van uitkeringen door verweerder. Dit heeft de onafhankelijkheid van verweerder in gevaar gebracht.

Als strafmaatverweer voert verweerder aan dat het doorbetalen met medeweten en instemming van zijn patroon door hem is geschied. Hij ging er vanuit dat hetgeen hij deed toelaatbaar was. Hij heeft zich nooit of te nimmer in welk opzicht dan ook verrijkt ten koste van een cliënt.

Verweerder benadrukt dat niet gebleken is dat verweerder betalingen heeft ontvangen naast de uitkering op een toevoeging. Daar is ook nooit sprake van geweest.

4.5 Ad klachtonderdeel E.

Verweerder ontkent dat hij niet kantoor heeft gehouden op één adres. Hij heeft altijd kantoor gehouden op het adres waar de dekenbezoeken hebben plaatsgevonden. Er is nooit aan de orde gesteld dat er een onvolledig kantoor zou zijn of iets in die geest.

4.6 Verweerder constateert dat de vijf dekenklachten grotendeels ongegrond zijn. Weliswaar isverweerder in het verleden tekort geschoten. Hij heeft zich echter nooit verrijkt ten koste van een cliënt. Er is in 2011 geen strafrechtelijke vervolging geweest. Deze vervolging zal ook niet plaatsvinden.Verweerder heeft geleerd van hetgeen gebeurd is. Hem zal dat in de toekomst niet meer overkomen. Verweerder verzoekt bij het bepalen van de maatregel rekening te houden met het feit dat hij gehandeld heeft met instemming en medeweten van zijn patroon.

 

5 BEOORDELING

5.1 Ad klachtonderdelen A. tot en met D.

Verweerder heeft erkend dat hij in strijd met de Verordening op de administratie en de financiële integriteit heeft gehandeld door geen eigen Stichting Derdengeldente hebben opgericht.

5.2 Verweerder heeft voorts erkend dat hij zijn onafhankelijke positie als advocaat onder meer in gevaar heeft gebracht door cliënten te huisvesten in zijn hotel of in aan hem toebehorende appartementen.

5.3 Verweerder heeft door een eigen financieel belang te hebben bij cliënten, anders dan in het kader van zijn werkzaamheden als advocaat, miskend dat een dergelijk eigenbelang kan leiden tot een belangenconflict tussen de advocaat en de cliënt.

5.4 Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting is voorts komen vast te staan dat verweerder niet voldaan heeft aan de op hem als advocaat rustende essentiële verplichting om zijn administratie op orde te hebben en te houden en zorgvuldigheid te betrachten in financiële aangelegenheden.

5.5 Verweerder heeft erkend geen facturen op te stellen in verband met door hem te innen eigen bijdrages. Verweerder heeft, ondanks herhaalde verzoeken van de deken, geen (getekende) kwitanties kunnen verstrekken voor de (contante) betalingen die verweerder aan cliënten heeft gedaan in verband met door verweerder op zijn privérekening voor cliënten ontvangen uitkering.

5.6 Verweerder is gehouden om op eerste verzoek inzicht te geven in de door hem voor cliënten ontvangen gelden en de wijze waarop deze gelden zijn doorbetaald. De door verweerder bij verweerschrift overgelegde stukken onderbouwen diens stelling, dat zijn cliënten de voor hen bestemde gelden hebben ontvangen, niet, althans onvoldoende. Uit de overgelegde verklaringen blijkt bijvoorbeeld niet dat cliënten inzicht hadden in de bedragen, die ten behoeve van hen aan verweerder warenbetaald. 

5.7 Niet is komen vast te staan welke bedragen verweerder op diens zakelijke of privérekening ontvangen heeft, wat de aan zijncliënten toekomende bedragen zijn geweest en op welke wijze en wanneer deze gelden aan de cliënten ter beschikking zijn gesteld. Deze informatie volgt, anders dan verweerder onder meer ter zitting heeft gesteld, niet uit de overgelegde notariële verklaringen van ex-cliënten, terwijl dit ook anderszins niet is komen vast te staan.

5.8 Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangeboden om een nader rapport, opgemaakt door een accountant, over te leggen. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat deze accountant getracht heeft het kas- en het bankverloop te herleiden en dat de accountant dat in de meeste gevallen heeft kunnen doen. De raad concludeert daaruitdat deze rapportage onvoldoende is om te kunnen constateren dat verweerder een deugdelijke administratie heeft waaruit zijn rechten en verplichtingen volgen, zoals noodzakelijk is op basis van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit.

5.9 Uit onder meer de tot het dossier behorende gespreksverslagenen de brief van 6 januari 2011 van verweerder aan de Raad van Toezicht volgt dat verweerder wisselende verklaringen heeft afgelegd over onder meer zaken zoals het aanwezig zijn van jaarstukken 2008 en 2009, het kunnen overleggen van bewijsstukken van ontvangen en betaalde bedragen (kwitanties), alsmede over de wijze waarop hij de cliëntenheeft bijgestaan.

Vaststaat daarmee dat verweerder de deken niet op eerste verzoek volledig en juist heeft geïnformeerd en dat hij dit ook niet op een later tijdstip heeft gedaan in strijd met zijn toezeggingen aan de deken.

5.10 Vast staat voorts dat verweerder door onder meer het aanbieden van woonruimte aan cliënten, alsmede het ontvangen en doorbetalen van uitkeringen aan cliënten, zijn onafhankelijkheid als advocaat in ernstige mate in het gevaar heeft gebracht.

5.11 Verweerder heeft derhalve niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt.De klachtonderdelen A. tot en met D. zijn derhalve gegrond.

5.12 Ad klachtonderdeel E.

5.13 Met betrekking tot dit klachtonderdeel heeft de raad de juistheid van het door de deken gestelde niet kunnen vaststellen.

5.14 Het klachtonderdeel is ongegrond.

 

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de

 hierna te melden maatregel passend en geboden.

6.2 Verweerder heeft als strafmaat verweer aangevoerd dat hij gehandeld heeft met medeweten en instemming met zijn patroon. Weliswaar was verweerder in 2010 en 2011, nog advocaat-stagiaire/ondernemer, dit ontslaat hem echter niet van de op de op hem zelfs rustende verplichting om onder meer zijn administratie op orde te hebben, een Stichting Derdengelden op te richten ente waken voor belangenverstrengeling. Gelet op de essentiële verplichtingen op het terrein van de integriteit van advocaten in het algemeen, van belang voor het goed functioneren van de advocatuur en het vertrouwen van de samenleving in de advocatuur, welke verplichtingen verweerder heeft geschonden, de mate waarin deze schending is opgetreden, alsmede het kennelijke gebrek aan besef van de ernst van de verwijten, kan het gevoerde verweer verweerder niet baten. Hij kan zich ter zake zijn gedragingen niet verschuilen achter zijn patroon. Verweerder heeft geen blijk gegeven de voor de advocatuur van groot belang zijnde integriteit te kunnen waarborgen.

 

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen A. tot en met D. gegrond;

- verklaart klachtonderdeel E. ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van schrapping van het tableau.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2012.

 

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 april 2012per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl