Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-06-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2883
Zaaknummer
12-038A
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klacht over advocaat wederpartij. Klager stelt dat advocaat feiten als juist heeft gepresenteerd terwijl hij wist dat ze onjuist waren en bewijsstukken zou hebben gefabriceerd. Verzet gegrond , klacht ongegrond .
Uitspraak
Beslissing van 26 juni 2012
in de zaak 12-038A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 februari 2012 op de klacht van:
De heer
klager
tegen:
De heer mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 2 februari 2012 met kenmerk 1112-202, door de raad ontvangen op 3 februari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 20 februari 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op dezelfde datum is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 22 februari 2012, door de raad ontvangen op 24 februari 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 25 april 2012 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft pleitnotities overgelegd, die aan het proces-verbaal zijn gehecht.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 22 februari 2012.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2 Klager is van mening dat onderdelen a en b van de klacht door de deken onjuist zijn geformuleerd en dat de voorzitter overigens op onjuiste gronden tot zijn oordeel is gekomen.
4 BEOORDELING
4.1 De onderdelen a en b van de klacht heeft de deken als volgt geformuleerd. Verweten wordt dat verweerder:
a. in rechte heeft gesteld dat klager intimiderend gedrag op de werkvloer heeft vertoond, onder meer bestaande uit het dreigen met een schaar en maken van denigrerende en laatdunkende opmerkingen tegen zijn leidinggevende.
b. tijdens de zitting heeft beweerd dat klager geluidsopnamen van diverse werkgerelateerde gesprekken op het internet heeft gepubliceerd.
4.2 Klager heeft aangevoerd dat hij in zijn klachtbrief van 10 november 2011 heeft gesteld dat verweerder het schaarincident heeft verzonnen en dat dat los stond van de opmerkingen die hij zou hebben gemaakt. Daarnaast heeft klager aangevoerd dat hij nooit ontkend heeft geluidsopnamen van gesprekken op internet te hebben gepubliceerd, maar dat verweerder heeft beweerd dat de opnamen nog steeds te beluisteren waren, hetgeen niet het geval was.
4.3 Klager kan worden nagegeven dat het door de deken en de voorzitter in zijn beslissing, waarvan verzet, geformuleerde klachtonderdeel b niet geheel juist is weergegeven en dat onderdeel a taalkundig zuiver¬der gefor¬muleerd had kunnen worden. Immers in de brief van 10 november 2011 staat duidelijk omschreven wat klager verweerder verwijt en dat is - onder meer - het verzinnen van een schaarincident en het beweren dat er nog steeds geluidsopnamen op internet staan. In zoverre is het verzet gegrond.
4.4 De raad is echter niet gebonden aan de formulering van de klacht. Uit het onder¬zoek van de deken is gebleken dat het onderzoek zich heeft toe¬gespitst op de door klager gestelde feiten en omstandigheden en dat verweerder op de verwijten van klager, zoals door hemzelf geformuleerd, heeft gerea¬geerd. Door de formulering van de klachtonderdelen a en b is niet gebleken dat klager in zijn belangen is geschaad en/of dat er ondeugdelijk onderzoek is gedaan.
4.5 Ter zitting is door verweerder nog eens bevestigd dat hij de in het voor zijn cliënt opgestelde verzoekschrift d.d. 28 april 2011 opgenomen feitelijke gegevens heeft gebaseerd op verklaringen van zijn cliënt en dat er geen reden was om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Daarbij merkt de raad op dat de vraag of die verklaringen feitelijk al dan niet juist waren, buiten het tuchtrechtelijk toetsingskader valt. Het is ook niet aan de tuchtrechter om vast te stellen of er al dan niet een schaarincident is geweest.
4.6 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling overigens de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandig¬heden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde inhoudelijke gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.7 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet gegrond, en
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek- Wielinga, A.G. van Marwijk Kooy, J.H.P. Smeets, B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 26 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Indien u bij de griffie van het hof een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl