Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-07-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3056

Zaaknummer

12-62

Inhoudsindicatie

Klacht van deurwaarderskantoor/deurwaarder over het optreden van hun advocaat (verweerders). Meer in het bijzonder betreft de klacht het zonder recht of titel bewerkstelligen dat een onder het arbitrage-instituut gestorte waarborgsom aan  verweerders werd terugbetaald; het in strijd met de afspraak niet direct beslagen leggen; het niet wijzen op de mogelijkheid van een toevoeging; klagers onnodige kosten laten maken terwijl verweerders wisten dat de wederpartij geen verhaal bood; het verrekenen van nota's van verweerders met de ontvangen waarborgsom en het bewerkstelligen dat een vordering jegens het kantoor tevens op de deurwaarder in privé kwam te rusten. Klacht is ongegrond. De feiten zijn niet vast komen te staan. Ten aanzien van de kwestie van de toevoeging is de raad van oordeel, dat de veronderstelling van verweerders, dat klagers daarvoor niet in aanmerking kwamen omdat het een zakelijk geschil betrof waarvoor – uitzonderingen daargelaten – geen toevoeging wordt verstrekt en een dergelijke uitzonderlijke situatie zich hier niet voordeed, als gerechtvaardigd beoordeeld moet worden. Klagers zijn niet ontvankelijk in hun klacht tegen het advocatenkantoor omdat de verwijten betrekking hebben op werkzaamheden van de individuele advocaten en niet op de activiteiten van het advocatenkantoor in zijn totaliteit.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 23 juli 2012

in de zaak 12-62

naar aanleiding van de klacht van:

Gerechtsdeurwaarderskantoor X, gevestigd te A,

klaagster sub I

en

de heer X,

wonende te A,

klager sub II

tegen:

mr. Y

advocaat te B,

verweerder sub I

en

mr. Z,

advocaat te B,

verweerder sub II

en

advocatenkantoor A,

gevestigd te B,

verweerster sub III

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 18 april 2012 met kenmerk RvT 0708-8006, 0708-8007 en 1112-9206, door de raad ontvangen op 19 april 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 juni 2012 in aanwezigheid van klager sub II mede namens klaagster sub I en verweerder sub I en verweerder sub II, mede namens verweerster sub III. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 Na indiening van de klacht heeft de raad van verweerder sub I nog ontvangen een brief van 8 juni 2012 met bijlagen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klagers hebben verweerders ingeschakeld voor assistentie in een aantal rechtszaken voor opdrachtgevers van klaagster sub I. Daarbij hebben verweerders onder meer bij het Nederlands Arbitrage Instituut een bodemprocedure aanhangig gemaakt en verlof gevraagd om beslag te leggen. Klaagster sub I heeft ook voor verweerders de nodige werkzaamheden verricht waarvoor bedragen in rekening zijn gebracht.

2.12.2 Ter zake de financiële afwikkeling over en weer zijn diverse geschillen gerezen. Die geschillen hebben aanleiding gegeven tot een tuchtzaak tegen klager sub II en een civielrechtelijke zaak tussen verweerders en klagers. In de civielrechtelijke zaak is door het gerechtshof Amsterdam op 13 september 2011 een arrest gewezen waarbij klagers zijn veroordeeld om aan verweerders een bedrag van € 16.279,50 te betalen te vermeerderen met vertragingsrente over de respectievelijke factuurbedragen. Het bestreden vonnis van de rechtbank voor zover in conventie gewezen is door het gerechtshof vernietigd in die zin dat klagers in een bepaalde zaak geen succesfee in rekening mochten brengen, zodat zij het daarmee gemoeide bedrag niet konden verrekenen. Voor het overige is het vonnis voor zover in conventie en reconventie gewezen bekrachtigd. Verweerders zijn niet ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep van het tussen partijen gewezen vonnis van 11 maart 2009.

2.12.3 Toen klagers in het voorjaar van 2007 lieten weten dat er met hun wederpartij L een minnelijke regeling tot stand was gekomen is het Nederlands Arbitrage Instituut meegedeeld dat de door verweerders namens klagers aldaar aanhangig gemaakte bodemprocedure kon worden doorgehaald. Het Nederlands Arbitrage Instituut heeft vervolgens de waarborgsom na aftrek van de arbitragekosten op de rekening van verweerders teruggestort.

2.12.4 Een gedeelte van de teruggestorte waarborgsom is na ontvangst door verweerders onder de deken gedeponeerd in afwachting van de begroting van de nota's van verweerders. Bij de stukken bevindt zich een brief van de adjunct secretaris van de raad van toezicht van de orde van advocaten Utrecht van 29 augustus 2007 waarin zij schrijft dat klagers voor zover haar bekend geen bezwaar hebben gemaakt tegen de storting op de dekenrekening.

2.12.5 Bij de stukken bevindt zich een brief van het Nederlands Arbitrage Instituut van 11 mei 2007 gericht aan klagers.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders, althans verweerder sub II waar het de onderdelen e en f betreft, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerders, althans verweerder sub II waar het de onderdelen e en f betreft:

a) zonder recht of titel hebben bewerkstelligd dat het Nederlands Arbitrage Instituut gelden bestemd voor klagers aan hen heeft overgemaakt, nu zij destijds geen opdracht meer hadden om als advocaat voor klagers op te treden,

a)b) in strijd met de gemaakte afspraak in 2006 niet direct alle beslagen hebben gelegd.

a)c) klagers niet hebben gewezen op de mogelijkheid dat zij voor een toevoeging in aanmerking kwamen,

a)d) terwijl zij wisten dat de wederpartij geen verhaal bood, desalniettemin zowel de verzekeringmaatschappij als de tegenpartij kosten lieten maken waarvan ze konden vermoeden dat die kosten niet of amper verhaalbaar zouden zijn,

a)e) ten onrechte zonder toestemming van klager sub II de gelden die verweerder sub II – onrechtmatig – had ontvangen van het Nederlands Arbitrage Instituut heeft verrekend met de nog openstaande declaraties,

a)f) verweerder sub II zonder toestemming van klager sub II heeft meegewerkt dat een vordering jegens klaagster sub I tevens op klager sub II kwam te rusten.

Ter zitting heeft klager aangegeven, dat bovengenoemde klachten zich ook richten tegen verweerster sub III.

4 BEOORDELING

De verwijten van klagers hebben betrekking op werkzaamheden van de individuele advocaten en niet op activiteiten van het advocatenkantoor in zijn totaliteit. Nu deze niet de identiteit van de maatschap betreffen zijn klagers, in zoverre de klachten zich richten tegen verweerster sub III, daarin niet ontvankelijk.

Ten aanzien van de klachten tegen de individuele advocaten overweegt de raad als volgt:

Ad klachtonderdeel a

4.1 Bij brief van 11 mei 2007 heeft het Nederlands Arbitrage Instituut aan klagers laten weten dat depot gelden in beginsel worden teruggestort op de rekening waarvan zij zijn ontvangen. De gelden waarom het hier ging waren afkomstig van een rekening van verweerders en zijn op deze rekening teruggestort. Dit was de gebruikelijke gang van zaken en daarin hebben verweerders niet de hand gehad. Klachtonderdeel a is feitelijk onjuist en derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b

4.2 Ter zitting hebben verweerders toegelicht dat zij, nadat verlof voor het leggen van beslag was verkregen, niet onmiddellijk beslag hebben gelegd in verband met de korte termijn waarbinnen de hoofdzaak na beslaglegging aanhangig gemaakt moest worden, te weten 14 dagen. Onweersproken is door verweerders gesteld dat zij, nadat het verlof was ontvangen, aan klagers hebben verzocht om stukken aan te leveren ter onderbouwing van de eis in de hoofdzaak en dat vervolgens de afgesproken beslagen zijn gelegd. De raad kan klagers niet volgen waar zij menen verweerders ten aanzien van deze handelwijze een tuchtrechtelijk verwijt te moeten maken en beoordeelt klachtonderdeel b ongegrond.

Ad klachtonderdeel c

4.3 Tussen partijen staat vast, dat er niet over een toevoeging is gesproken. De raad is echter van oordeel, dat de veronderstelling van verweerders, dat klagers daarvoor niet in aanmerking kwamen omdat het een zakelijk geschil betrof waarvoor – uitzonderingen daargelaten – geen toevoeging wordt verstrekt en een dergelijke uitzonderlijke situatie zich hier niet voordeed, als gerechtvaardigd beoordeeld moet worden. In de positie waarin klagers verkeerden mocht van hen verwacht worden dat zij kennis droegen van de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp, althans zonder hulp van derden in staat waren deze informatie te verkrijgen. Derhalve had het op hun weg gelegen om de bijzondere omstandigheden te stellen op grond waarvan verweerders voor klagers een toevoeging hadden moeten aanvragen. Klachtonderdeel c is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel d

4.4 Verweerders ontkennen dat zij wisten, althans konden weten, dat de wederpartij van klagers: L geen verhaal bood. Onweersproken is ter zitting door verweerders gesteld dat toen de voorzieningenrechter in een procedure tussen klagers en L aan L een verplichting oplegde om voor een bedrag van omstreeks € 178.000 zekerheid te stellen, L dit op zeer korte termijn door middel van een bankgarantie heeft gedaan. Klagers hebben hun verwijt niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Klacht onderdeel d is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel e,  alleen betrekking hebbend op verweerder sub II

4.5 Nadat verweerders de waarborgsom op hun rekening teruggestort hadden gekregen hebben zij deze ten dele onder de deken gestort en voor het overige aan klaagster sub I terugbetaald. Dit is gebeurd met toestemming van klagers, althans zonder dat van bezwaar daartegen is gebleken. Van verrekening van gelden met nog openstaande declaraties is derhalve geen sprake. Klachtonderdeel e mist feitelijke grondslag en is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel f, alleen betrekking hebbend op verweerder sub II

4.4 In de procedure, waarom het hier ging, was niet alleen klaagster sub I maar ook klager sub II gedagvaard. Niet verweerders maar de eisende partij bepaalde wie gedaagde partijen waren en wie bij de procedure werden betrokken, waarin klagers verweerders om bijstand hadden verzocht. Tegenover de stelling van klagers dat klager in privé (klager sub II) niet als opdrachtgever in de procedure tegen L kon worden aangemerkt, hebben verweerders gemotiveerd aangevoerd dat zij er in gerechtvaardigd vertrouwen van uit mochten gaan, dat naast het deurwaarderskantoor ook klager in privé (klager sub II) de opdracht tot het behartigen van zijn belang in deze zaak heeft verleend. Dit geldt temeer daar verweerders de door hen opgestelde processtukken met klager sub II hebben besproken en klager sub II daarop als procespartij was vermeld. Klager sub II heeft deze stukken gezien en nergens blijkt uit dat hij ooit tegen deze stukken bezwaar heeft gemaakt. Klachtonderdeel f is derhalve ongegrond.

 BESLISSING

Klagers zijn niet ontvankelijk in hun klacht tegen verweerster sub III.

De klachten tegen verweerders sub I en II zijn in al hun onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.M. Lorist, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, I.P.A. van Heijst, P.P. Verdoorn en A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juli 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 23 juli 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.