Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-08-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3952

Zaaknummer

05/11

Inhoudsindicatie

Het advocatentuchtrecht blijft gelden ook als een advocaat in een andere hoedanigheid optreedt. Als een advocaat zich in zijn hoedanigheid van deken zodanig gedraagt dat het vertrouwen in de advocatuur daardoor wordt ondermijnd zal sprake zijn van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. In casu had de voorzitter geoordeeld dat daarvan geen sprake was. Verzet is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 9 augustus 2012

in de zaak 05/11

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 25 mei 2011 op de klacht van:

 

mevrouw drs. [   ]

klaagster

 

tegen:

mr. [   ]

in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen 

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 9 januari 2011, door de raad ontvangen op 13 januari 2011 heeft klaagster de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 24 januari 2011 heeft de voorzitter van de raad de klacht verwezen naar   

de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Leeuwarden.

1.3    Bij brief aan de raad van 27 april 2011 met kenmerk RvT/10/11 KL037 gw, door de raad  

ontvangen op 29 april 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Leeuwarden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.4    Bij beslissing van 25 mei 2011 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 mei 2011 is verzonden aan klaagster.

1.5    Bij brief van 5 juni 2011 door de raad ontvangen op 6 juni 2011, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.6    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 mei 2012 in aanwezigheid van klaagster. Verweerder heeft laten weten verhinderd te zijn te verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.7    De raad heeft kennisgenomen van:

-    de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-    het verzetschrift van klaagster d.d. 5 juni 2011;

-    een brief van klaagster aan verweerder d.d. 20 november 2010;

-    een brief van verweerder aan de advocaat van klaagster d.d. 11 november 2010 met bijlagen;

-    een brief van verweerder aan Van Es d.d. 11 november 2010;

-    een beschikking van de rechtbank Groningen d.d. 9 november 2010;

-    een brief van klaagster aan verweerder d.d. 5 december 2010;

-    een brief van verweerder aan klaagster d.d. 3 december 2010;

-    een brief van klaagster aan verweerder d.d. 8 december 2010;

-    een brief van klaagster aan de Nederlandse orde van advocaten d.d. 9 december 2010.

1.8    Klaagster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1    Verweerder heeft de instructie gedaan van de klacht die de voormalige echtgenoot van klaagster heeft ingediend tegen de advocaat van klaagster. Die klacht had betrekking op de handelwijze van deze advocaat jegens de toenmalige echtgenoot van klaagster in de aan te spannen echtscheidingsprocedure, waarbij volgens de voormalige echtgenoot van klaagster onduidelijkheid was ontstaan over de hoedanigheid waarin de advocaat van klaagster tegen de voormalige echtgenoot van klaagster was opgetreden. Laatstgenoemde had de indruk gekregen dat de advocaat van klaagster als advocaat/mediator voor beide partijen zou optreden en heeft zich daarover bij verweerder beklaagd.

2.2    Bij brief met bijlagen van 9 januari 2011 heeft klaagster zich beklaagd over het handelen van verweerder in de hiervoor genoemde klachtzaak.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder in het kader van de instructie op zeker moment aan de advocaat van klaagster heeft geschreven:

“Zonder inhoudelijk op de klacht in te gaan, acht ik het raadzaam dat u zich aan de zaak onttrekt. Ik verzoek u binnen 2 weken na dagtekening dezes te reageren op de klacht…..”

 

 

3.2    In de beslissing waartegen het verzet zich richt heeft de voorzitter overwogen dat volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline het advocatentuchtrecht blijft gelden voor een advocaat die in een andere hoedanigheid optreedt. Indien een advocaat zich bij de uitoefening van zijn taak in zijn hoedanigheid van deken zodanig gedraagt (dan wel misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt en waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Door het advies te geven aan de advocaat van klaagster om zich, vanwege de onduidelijkheid die over haar rol was ontstaan, terug te trekken, heeft verweerder niet de grenzen overschreden van hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

3.3    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de klacht in de voorzittersbeslissing niet juist is weergegeven en het verweer is ten dele onjuist, omdat de voormalige echtgenoot van klaagster de advocaat van klaagster nooit als advocaat van hen beide heeft gezien. Verder heeft verweerder nagelaten onderzoek te doen volgens het principe hoor en wederhoor. Verweerder heeft in eerste instantie het advies tot terugtrekking uitgevaardigd op verzoek van de toenmalige echtgenoot van klaagster en daarna heeft hij contact gezocht met de advocaat van klaagster. Eerst daarna, na overleg met de advocaat van klaagster, waarbij de schade voor klaagster aan verweerder duidelijk werd, heeft hij zijn advies alsnog ingetrokken. Bovendien heeft verweerder zich tegenover klaagster niet verantwoord over zijn handelwijze

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft in de verzetprocedure geen nader verweer gevoerd.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat de plaatsvervangend voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de plaatsvervangend voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

5.2    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, P.L.G. Buisman, J.P van Stempvoort, M.M. Wiersema, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 augustus 2012.

 

griffier                                                         voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 augustus 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Leeuwarden

-    de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.