Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3114

Zaaknummer

R. 3958/12.92

Inhoudsindicatie

Het feit dat in de opdrachtbevestiging van verweerder vermeld staat dat wanneer het gesprek met de gemeente niet tot het gewenste resultaat zou leiden de gemeente in rechte zou worden betrokken, impliceert niet dat verweerder zich niet (meer) op het standpunt zou mogen stellen – gezien de gebleken feiten en omstandigheden – dat de zaak nog niet rijp was voor dagvaarding.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Het stond verweerder gegeven de omstandigheden vrij geen exemplaar van de concept dagvaarding aan klaagster beschikbaar te stellen.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Alle klachtonderdelen worden als kennelijk ongegrond afgewezen.

Uitspraak

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam d.d. 11 april 2012, door de Raad ontvangen op 12 april 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klaagster heeft zich in augustus 2010 tot verweerder gewend met het verzoek haar belangen te behartigen.

1.2 Bij brief van 17 augustus 2010 heeft verweerder de opdracht aan klaagster bevestigd. Voor zover in deze relevant heeft verweerder klaagster in voornoemde opdrachtbevestiging geschreven:

“…

U mij verzocht om namens u een procedure aan te spannen tegen de gemeente M.(red.). U stelt dat de gemeente M (red.) onrechtmatig jegens u gehandeld zou hebben door uw ondernemingsplan voor een Community Enterprise, althans iets dat daarvoor moet doorgaan, op te richten. Uiteindelijk heeft de gemeente The Way Up opgestart dat grote gelijkenissen met uw plan vertoont.

U hebt inmiddels zelf een schadeclaim bij de gemeente ingediend en op 2 september 2010 zal er een gesprek aldaar plaatsvinden. Wij hebben afgesproken dat ik bij dit gesprek aanwezig zal zijn. Tevens hebben wij afgesproken dat ik, mocht dit gesprek niet tot het gewenste resultaat leiden, de gemeente in rechte zal betrekken.

Allereerst zal een verklaring voor recht gevraagd worden dat de gemeente aansprakelijk jegens u is wegens onrechtmatig handelen. Indien de rechtbank u in die procedure in het gelijk stelt, dan zal een aparte schadevergoedingsprocedure worden opgestart.

In die zaken dienen wij wel een aantal zaken te bewijzen. Namelijk dat de gemeente van uw plan gebruik heeft gemaakt en dat zij hiervoor geen toestemming had van u. Uiteindelijk zal ook de schade begroot dienen te worden. In dit soort zaken kan een minnelijke regeling de voorkeur hebben boven een gerechtelijke procedure.

…”

1.3 Bij brief van 23 augustus 2010 heeft de gemeente M., stadsdeel T. aan klaagster bevestigd dat de afhandeling van haar klacht zal plaatsvinden op 3 september 2010. Bij deze bespreking is verweerder ook aanwezig geweest.

1.4 Op 19 januari 2011 heeft verweerder zich uit de zaak teruggetrokken wegens gebrek aan wederzijds vertrouwen. Mr. K. heeft nadien klaagsters belangen behartigd.

1.5 Bij brief van 11 november 2011 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij:

a. het Stadsdeel T. niet heeft gedagvaard na 3 september 2010;

b. klaagster niet heeft bijgestaan in een strafzaak en een zaak bij de Dienst Werk en Inkomen;

c. de post “opstellen dagvaarding” in zijn urenspecificatie (ten behoeve van de Raad voor Rechtsbijstand) had opgenomen;

d. de concept dagvaarding niet aan klaagster heeft willen toesturen.

 

3 BEOORDELING

  Ten aanzien van de klachtonderdelen a en b

3.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste gediend zijn. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk zal gaan en aangeven waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als een advocaat bij de behartiging van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van zijn cliënt daardoor worden geschaad. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

3.2 De voorzitter ziet aanleiding de klachtonderdelen a en b gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij de zaak na 3 september 2010 niet rijp achtte om in rechte aanhangig te maken en dat hij dit ook niet aan klaagster heeft toegezegd. Verweerder heeft bij e-mail berichten van 27 en 28 december 2010 een en ander bevestigd. Gelet op de stukken en de gemotiveerde betwisting van verweerder is door klaagster niet aangetoond dat verweerder zonder meer gehouden was na 3 september 2010 een dagvaarding in de zaak op te stellen. Het feit dat in de opdrachtbevestiging vermeld staat dat wanneer het gesprek met de gemeente niet tot het gewenste resultaat zou leiden de gemeente in rechte zou worden betrokken, impliceert niet dat verweerder zich niet (meer) op het standpunt zou  mogen stellen – gezien de gebleken feiten en omstandigheden – dat de zaak nog niet rijp was voor dagvaarding.

3.3 Verweerder heeft klaagster bij brief van 17 augustus 2010 bevestigd dat hij voor klaagster een zaak tegen de gemeente M. Stadsdeel T. in behandeling heeft genomen. In deze brief heeft verweerder aan klaagster bevestigd wat hij voor klaagster zal doen en onder welke financiële voorwaarden. Bij e-mail bericht van 19 november 2010 aan een gemachtigde van klaagster heeft verweerder nog eens uitdrukkelijk aangegeven dat hij alleen de zaak tegen Stadsdeel T.zal behandelen, zodat ook het verwijt dat verweerder andere kwesties niet heeft opgepakt niet terecht is.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.4 Verweerder heeft klaagster bijgestaan op basis van gefinancierde rechtsbijstand. Klaagster heeft gesteld dat verweerder in zijn urenspecificatie drie uur heeft opgenomen voor het opstellen van een dagvaarding, die niet is uitgebracht. Verweerder heeft terecht gesteld dat het er voor de hoogte van klaagsters eigen bijdrage niet toe doet, hoeveel tijd verweerder aan de zaak heeft besteed. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn deze uren door te halen, zodat klaagster geen belang heeft bij dit klachtonderdeel.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

3.5 Verweerder heeft gesteld dat hij de concept dagvaarding niet aan klaagster heeft willen doorsturen, omdat deze nog verre van gereed was en verweerder vreesde dat klaagster het concept zou willen doorsturen naar allerlei instanties. Gelet op bovenomschreven vrijheid stond het verweerder vrij geen exemplaar van de concept dagvaarding aan klaagster beschikbaar te stellen.

3.6 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat de inhoud en bijlagen van de brief van klaagster van 12 maart 2012 aan de deken niet relevant zijn voor de tuchtrechtelijke beoordeling van het handelen van verweerder.

3.7 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met d kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met d als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 9 mei 2012.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 mei 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.