Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2547

Zaaknummer

11-202A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat over ontbreken akkoord. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 20 maart 2012

in de zaak 11-202A  

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

klager

tegen:

De heer mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 23 juni 2011 met kenmerk GK/PK/pdj 1011-502, door de raad ontvangen op 24 juni 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 januari 2012 in aanwezigheid van verweerder en klager, bijgestaan door de heer een tolk. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, alsmede van de  stukken 1 tot en met 8 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief  genoemde  inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een geschil over de vordering tot schadevergoeding van klager op wederpartij X, die hem in 2006 heeft mishandeld. Omdat klager in de strafzaak tegen X geen voegingsformulier heeft ingediend, heeft klager in die procedure geen schadevergoeding gekregen. Verweerder heeft X daarom namens klager aansprakelijk gesteld en hem een concept-dagvaarding toegestuurd waarin voor de materiële en immateriële schade en buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 7.325,06 is gevorderd. Op basis van deze concept-dagvaarding zijn in de periode maart tot en met november 2010 onderhandelingen gevoerd tussen verweerder en de advocaat van X.

2.2 De advocaat van X heeft in een fax van 23 november 2010 een bedrag van   € 1.500,- aangeboden tegen finale kwijting. Verweerder heeft klager diezelfde dag telefonisch en schriftelijk geadviseerd om akkoord te gaan met dit voorstel. Op 29 november 2010 hebben verweerder en klager nogmaals telefonisch overleg gehad over de voorgestelde regeling.

2.3 Verweerder heeft bij brief van 20 december 2010 aan de advocaat van X bevestigd dat tussen partijen een regeling voor een bedrag van € 1.500,- tot stand is gekomen tegen finale kwijting. Een kopie van die brief heeft verweerder bij brief van dezelfde datum aan klager gezonden. Verweerder schrijft klager in laatstgenoemde brief onder meer:

“Ik wijs u er nogmaals op dat het voorstel van de wederpartij definitief is, hetgeen is vastgelegd in mijn brief aan de wederpartij. U kunt dus niet meer op de zaak terugkomen. Ik verwijs naar ons laatste telefoongesprek. Echter, naar mijn mening is een maximaal resultaat bereikt.”

2.4 Eind januari 2011 ontving klager het bedrag van € 1.500,- op zijn bankrekening.

2.5 Klager heeft bij brief van 8 februari 2011 aan verweerder geschreven:

“Ik ga niet akkoord met de schadebedrag. Ik heb daar ook niet voor ondertekend. Ik wil de vaste schadebedrag van € 7000,- en die van € 325,-. Ik ben er zeker van dat ik niet akkoord ga met de schadebedrag van € 1.500,-. Ik vindt dat te weinig voor 4 jaartjes. Ik wil zo snel mogelijk een antwoord krijgen. En anders ga ik alsnog over tot civiele procedure!”

2.6 Klager heeft op 17 februari 2011 het dekenspreekuur bezocht en zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zonder instemming van klager akkoord is gegaan met het voorstel van klagers wederpartij om de schade van klager af te kopen voor € 1.500,- tegen finale kwijting over en weer.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat klager in het telefoongesprek van 29 november 2010 akkoord is gegaan met de regeling tegen finale kwijting en betaling van € 1.500,-. Hij heeft een telefoonnotitie van dit gesprek in het geding gebracht en voorts onder meer verwezen naar de inhoud van zijn onder 2.3 genoemde brief aan klager.

5 BEOORDELING

5.1 De raad acht het op basis van de stukken voldoende aannemelijk dat klager tegenover verweerder met de regeling tegen finale kwijting heeft ingestemd. Dit oordeel wordt in het bijzonder gebaseerd op de telefoonnotitie en de brief aan klager van 20 december 2010, mede in het licht van het daaraan voorafgaande schriftelijke advies van verweerder van 23 november 2010. Van belang is voorts dat klager eerst bij brief van 8 februari 2011, derhalve 50 dagen na ontvangst van de brief van verweerder van 20 december 2010 en bovendien pas na ontvangst van het bedrag van € 1.500,-, aan verweerder heeft laten weten dat hij niet akkoord ging met de regeling. Klager schrijft dan bovendien nog niet dat verweerder in zijn brief van 20 december 2010 met bijlage de gemaakte afspraken verkeerd weergeeft; met name stelt klager dan nog niet dat hij met de regeling nooit heeft ingestemd. Hij schrijft slechts dat hij die regeling nooit heeft ondertekend. Als juist zou zijn dat klager zich met die regeling niet akkoord had verklaard, was het logisch geweest dat hij veel eerder en in andere woorden op de brief van 20 december 2010 had gereageerd.

5.2 Klager heeft voorts ter zitting verklaard dat hij de inhoud van de regeling in het telefoongesprek met verweerder niet goed had begrepen. Hij dacht – aldus klager – dat hij € 1.500,- kreeg, maar begreep niet goed wat er met zijn advocaatkosten zou gebeuren. Deze verklaring lijkt er ook veeleer op te wijzen dat klager wel heeft ingestemd met een schikking voor € 1.500,-, zij het dat voor klager  mogelijk onduidelijk is geweest of zijn advocaatkosten zouden worden vergoed, waarbij de raad aantekent dat verweerder klager op basis van een toevoeging bijstond en dus slechts de (vergoeding van de) eigen bijdrage aan de orde kan zijn geweest. Het had echter op de weg van klager gelegen, als hem naar aanleiding van het schriftelijke advies dan wel de mondelinge uitleg van verweerder iets nog niet duidelijk zou zijn geweest, aan verweerder nadere uitleg te vragen. Mede in het licht van de eigen verklaringen van klager dat hij verweerder in gesprekken “best goed begreep” en dat hij verweerder nooit heeft laten weten dat hij zijn brieven moeilijk kon lezen, kan niet worden gezegd dat verweerder eigener beweging had moeten begrijpen dat de inhoud van de voorgestelde regelingen – ondanks de schriftelijke en mondelinge uitleg – klager (mogelijk) nog niet duidelijk was.

5.3 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is.

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. P. van Lingen, M.A. le Belle, S.M. Gaasbeek-Wielinga en A.G. van Marwijk Kooy, leden, bijgestaan door mr. A.C. Beijering-Beck als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 maart 2012.

griffier voorzitter                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl