Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2870

Zaaknummer

11-312Alk

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij gegrond. Het openbaar belang bij een goede rechtspleging verzet zich ertegen dat een advocaat een rechter willens en wetens verstoken laat van informatie waarvan de advocaat weet of moet weten dat deze wezenlijk is voor de oordeelsvorming van de rechter.

Uitspraak

Beslissing van 18 juni 2012

in de zaak 11-312Alk    

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

gemachtigde:

de heer mr.

klager

tegen:

De heer mr.

advocaat te Alkmaar

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 november 2011, door de raad ontvangen op 15 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 april 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de hiervoor genoemde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 10, genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 In een tegen klager geëntameerde incassoprocedure is verweerder opgetreden als advocaat van de wederpartij van klager. In het kader van deze incassoprocedure heeft verweerder de voorzieningenrechter te Haarlem op 7 februari 2011 verlof verzocht om conservatoir beslag te leggen onder vijf bankinstellingen en op 14 onroerende zaken van klager.

2.2 De voorzieningenrechter heeft het verlofrekest bij beschikking van 9 februari 2011 met betrekking tot de onroerende zaken toegewezen. Het verzoek met betrekking tot de bankinstellingen is afgewezen vanwege de veelheid van de voorgenomen beslagen in verhouding tot de omvang van de vordering en wegens onvoldoende aannemelijk belang bij aanvullende zekerheid tot verhaal.

2.3 Op 14 februari 2011 heeft verweerder opnieuw een beslagrekest ingediend ditmaal bij de voorzieningenrechter te Amsterdam. Verweerder verzocht deze voorzieningenrechter op grond van nagenoeg dezelfde feiten en omstandigheden om verlof -ditmaal- voor het leggen van een conservatoir beslag onder zes bankinstellingen. Verweerder heeft daarbij geen melding gemaakt van de inhoud van de beschikking van 9 februari 2011 van de voorzieningenrechter te Haarlem waarin het eerder verzocht verlof slechts partieel was toegewezen. Verweerder heeft in zijn beslagrekest aangegeven dat er een gegronde vrees voor verduistering van de vastgoedportefeuille van verweerder bestond. Het verzoek van verweerder bij de voorzieningenrechter te Amsterdam is toegewezen.

2.4 Bij brief met bijlagen van 23 juni 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder de voorzieningenrechter te Amsterdam niet heeft ingelicht over het bestaan van de beschikking van 9 februari 2011 van de voorzieningenrechter te Haarlem waarin het verlof slechts met betrekking tot de onroerende zaken is verleend. Als gevolg van het verzwijgen van de inhoud van de beschikking van de voorzieningenrechter te Haarlem heeft de voorzieningenrechter te Amsterdam in de toewijzende beslissing op het beslagrekest niet kunnen meewegen dat er reeds verlof was verleend tot het leggen van conservatoir beslag op 14 onroerende zaken en het verzoek tot het beslagverlof onder vijf bankinstellingen was afgewezen. Verweerder heeft hiermee essentiële feiten en omstandigheden onthouden aan de voorzieningenrechter te Amsterdam. Door de voorzieningenrechter te onthouden van deze informatie, heeft verweerder in strijd gehandeld met gedragsregel 30, artikel 21 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en de Beslagsyllabus.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft aangevoerd dat de discussie moet worden beperkt tot de vraag of hij in strijd met artikel 30 van de gedragsregels heeft gehandeld. Verweerder heeft gesteld dat daarvan geen sprake is nu hij geen onjuiste gegevens heeft verstrekt zoals bedoeld in gedragsregel 30.

4.2 Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld wellicht scherp aan de wind te hebben gezeild maar niet tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld omdat:

− de voorzieningenrechter te Haarlem het verlof op onjuiste gronden zou hebben gematigd;

− de beslaglegger op straffe van onrechtmatig handelen genoegen dient te nemen met beperking van gelegde beslagen indien de waarde van de in beslag genomen waarde die van de vordering overtreft; en

− verweerder na het leggen van de diverse beslagen adequaat zou hebben gehandeld door met spoed in te stemmen met namens klager aangeboden vervangende zekerheid en vervolgens eveneens met spoed de overige gelegde beslagen heeft opgeheven.

4.3 Daarnaast heeft verweerder aangevoerd dat verwijzing naar de Beslagsyllabus niet ter zake doet omdat verweerder ten tijde van het verlofrekest nog geen kennis had kunnen nemen van de Beslagsyllabus nu deze nog niet officieel was aangenomen en dit bovendien slechts rechterlijk beleid betreft waarvan regelmatig wordt afgeweken.

5 BEOORDELING

5.1 Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline is het, indien de achtergrond van de klacht een civiel geschil is, niet de taak van de tuchtrechter daarover een oordeel te geven: dat oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter. Voor zover de klacht ziet op artikel 21 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en de Beslagsyllabus overweegt de raad dat het niet de taak van de tuchtrechter is te oordelen of verweerder in strijd met voornoemde artikelen heeft gehandeld.

5.2 Bij de beoordeling van de klacht neemt de raad tot uitgangspunt dat gedragsregel 30 bepaalt dat een advocaat zich dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn.

5.3 De stelling van verweerder dat geen sprake is van strijd met gedragsregel 30 omdat hij geen onjuiste gegevens heeft verstrekt houdt geen stand nu het openbaar belang bij een goede rechtspleging zich ertegen verzet dat een advocaat een rechter willens en wetens verstoken laat van informatie waarvan de advocaat weet of moet weten dat deze wezenlijk is voor de oordeelsvorming van de rechter.

5.4 De overige stellingen van klager zoals hierboven genoemd onder 4.2, doen niet af aan verweerders verplichting de voorzieningenrechter te voorzien van informatie waarvan de verweerder weet of moet weten dat deze wezenlijk kan zijn voor de oordeelsvorming van de rechter.

5.5  De raad komt tot de slotsom dat het bewust achterhouden van het bestaan van de beschikking van de voorzieningenrechter te Haarlem d.d. 9 februari 2011 waarin was gemotiveerd waarom het verzoek tot het leggen van beslag onder de bankrekeningen was afgewezen, strijd oplevert met gedragsregel 30 en dat verweerder zich daarmee niet heeft gedragen zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad verklaard de klacht gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 De raad neemt bij het opleggen van een maatregel in aanmerking dat verweerder er ter zitting geen van blijk heeft gegeven de onjuistheid van zijn handelen in te zien. Omdat tevens sprake is van het bewust op het verkeerde been zetten van de rechterlijke macht, acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden. 

 BESLISSING

De raad van discipline:

-  verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. R. Lonterman, M.W. Schüller,  M.J. Westhoff, M.A. le Belle, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juni 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 18 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl