Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-07-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3044
Zaaknummer
12-078A + 12-079A
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft de (financiële) gevolgen van het opwerpen van processuele incidenten niet met klager besproken en/of schriftelijk vastgelegd. Voorts heeft verweerder klager onder andere onvoldoende geïnformeerd over juridische implicaties en mogelijkheden en hem verkeerd geïnformeerd over de beroepstermijn. Verweerder was onbereikbaar voor klager en heeft onvoldoende financiële verantwoording afgelegd voor de door klager betaalde voorschotten en nota’s. Verweerder heeft niet op correspondentie van klager en zijn advocaat gereageerd. Hetzelfde geldt voor de verzoeken van de deken om een reactie op de door klager ingediende klacht. Dekenbezwaar en klachtonderdelen (grotendeels) gegrond verklaard. Onvoorwaardelijke schorsing van 1 maand.
Uitspraak
BESLISSING van 23 juli 2012
in de zaak 12-078A en 12-079A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
(12-078A)
klager 1
de heer mr.
advocaat te
(12-078A)
klager 2
en het dekenbezwaar van:
de deken
(12 -079A)
tegen:
de heer mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 8 maart 2012, bij de raad binnengekomen op 9 maart 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht en het dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 mei 2012. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen. Klager is verschenen. Namens de deken is verschenen waarnemend deken mr. P.N. van Regteren Altena. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken, de stukken genummerd 1 tot en met 13 en een faxbrief van verweerder d.d. 18 mei 2012 met bijlagen.
1.4 De raad heeft aan het begin van de zitting mondeling mededeling gedaan dat - na beraad in raadkamer voorafgaand aan de zitting - door de raad besloten is het verzoek van verweerder, gedaan bij faxbrief van 09.55 uur op de dag van de zitting, om aanhouding van zijn zaak af te wijzen. De raad is van oordeel dat het belang van een behoorlijke procesgang - welke omvat afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn - ernstig in het gedrang zou komen, indien het onderzoek op de terechtzitting zou worden geschorst en dat dit belang onder de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van verweerder om bij de behandeling van zijn zaak tegenwoordig te zijn. De raad heeft daarom het verzoek om aanhouding afgewezen. De raad heeft daarbij in overweging genomen dat verweerder bij faxbrief van 18 mei 2012 al schriftelijk heeft gereageerd op de klacht van klagers en de deken. Hoewel buiten de door de deken gestelde termijn ingediend, zal de raad het verweer van verweerder aan het klachtdossier toevoegen. De raad acht verweerder al met al niet in overwegende mate in zijn verdediging geschaad.
2. FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een erfrechtelijke kwestie waarover een procedure aanhangig was bij de rechtbank Dordrecht. Verweerder heeft in deze procedure twee processuele incidenten opgeworpen.
Het doel van het opwerpen van deze incidenten was om verweerder in de gelegenheid te stellen in onder andere Florida (VS) onderzoek te laten doen naar voor de erfrechtelijke kwestie relevante vermogensbestanddelen. De opgeworpen incidenten zijn door de rechtbank afgewezen, waarvoor klager in de proceskosten is veroordeeld.
2.3 Klager heeft verweerder op 8 september 2010 een e-mail gestuurd en verweerder erop gewezen dat zij op 7 september 2010 tussen 17.00 uur en 18.00 uur contact zouden hebben, maar dat hij tot tweemaal toe tevergeefs heeft getracht verweerder telefonisch te bereiken. Klager heeft verweerder in zijn e-mail verweerder verzocht hem op zijn mobiele nummer terug te bellen. Verweerder bleef echter zowel telefonisch als per e-mail (nagenoeg) onbereikbaar voor klager.
2.4 Verweerder heeft klager op 9 november 2010 bij brief meegedeeld:
(…)
“Tot op heden heb ik van u geen bericht gekregen dat het (eind)vonnis in de procedure bij de rechtbank Dordrecht aan u is betekend (verstrekt door een deurwaarderskantoor).
Graag verneem ik van u of dit vonnis wel/niet aan u is betekend, omdat de termijn voor het instellen van beroep zoals u bekend is gemaakt drie maanden bedraagt.
Indien het vonnis aan u is betekend dan verzoek ik u dit vonnis naar mij te zenden, zodat wij kunnen bespreken of u eventueel toch nog beroep hiertegen wenst in te stellen.”
(…)
2.5 Klager heeft naar aanleiding van de brief van verweerder van 9 november 2010 contact opgenomen met de rechtbank Dordrecht en te horen gekregen dat er reeds op 21 juli 2010 vonnis was gewezen.
2.6 Bij e-mail van 12 november 2010 heeft klager zijn telefoongesprek met verweerder die dag onder andere als volgt bevestigd:
(…)
“De mevrouw van de Rechtbank deelde mij mee dat de uitspraak al is geweest op 21 juli 2010 en dat de zaak is afgedaan. Hiervan was u reeds op de hoogte.”
(…)
“Van u heb ik heden telefonisch vernomen dat zolang het vonnis niet aan mij is betekend, dat er dan geen termijnen zijn afgelopen. Ik versta daaronder dat de termijn nog niet is gaan lopen.”
Verweerder heeft klager daarop geantwoord dat hij het vonnis bij de rechtbank zou opvragen.
2.7 Klager heeft het vonnis uiteindelijk op 1 december 2010 ontvangen van de advocaat van de wederpartij.
2.8 Klager heeft zich gewend tot mr. A., die verweerder bij aangetekende brief van 30 juni 2011 onder andere aansprakelijk heeft gesteld voor de onzorgvuldige wijze waarop hij de belangen van klager heeft behartigd en de overeenkomst van opdracht zoals door verweerder bevestigd bij brief van 2 september 2008 ontbonden. Op deze brief noch op (fax)brieven of e-mails van 20 oktober 2011 en 28 oktober 2011 heeft verweerder gereageerd. Hetzelfde geldt voor een ingesproken voicemailbericht.
2.9 Bij brief van 24 november 2011 heeft klager zijn klacht tegen verweerder bij de deken ingediend. Mr. A. heeft de deken tevens bij brief van 24 november 2011 verzocht om bemiddeling teneinde te bewerkstelligen dat verweerder met hem in contact zou komen over onder andere de aansprakelijkstelling van 30 juni 2011.
2.10 De deken heeft verweerder bij brief van 30 november 2011 verzocht om een reactie op de klacht van klager en bij separate brief ook aan verweerder verzocht te reageren op de brief van mr. A. van 30 juni 2011.
2.11 Ondanks daartoe op 15 december 2011, 22 december 2011, 4 januari 2012, 10 januari 2012, 25 januari 2012, 1 februari 2012 en 29 februari 2012 schriftelijk door de deken te zijn gerappelleerd, heeft verweerder niet gereageerd.
2.12 Klager heeft aan verweerder de volgende bedragen voldaan: op 11 september 2008 € 5.000,-- (voorschot), op 25 februari 2009 € 3.552,68, op 16 februari 2010 € 1.200,-- en op 27 februari 2010 € 2.000,--. Alleen terzake van het bij klager in rekening gebrachte bedrag van € 3.552,68 heeft verweerder een declaratie en specificatie gestuurd.
2.13 Klager heeft tevens op 7 juni 2009 een bedrag van € 1.606,50 voldaan aan de (voormalig) kantoorgenoot van verweerder. Verweerder heeft klager bij e-mail van 9 juni 2009 bericht dat zijn samenwerking met zijn kantoorgenoot ten einde was en klager verzocht de eventueel door zijn kantoorgenoot verzonden declaraties niet te betalen, omdat deze niet met hem waren afgestemd, terwijl dat wel diende te gebeuren. Klager was echter al op 7 juni 2009 tot betaling van de nota overgegaan.
2.14 Voor zover uit de stukken van het klachtdossier mr. A geacht wordt zelfstandig een klacht te hebben ingediend, wordt deze door mr. A ingetrokken, omdat dit klachtonderdeel al onderdeel uitmaakt van de door klager sub 1 ingediende klachtonderdelen.
3. DE KLACHT
3.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder, in strijd met artikel 46 Advocatenwet:
a. zonder overleg met klager twee incidenten heeft opgeworpen in de
procedure bij de rechtbank Dordrecht, waarbij hij klager niet heeft
gewezen op de mogelijke financiële gevolgen van deze incidenten;
b. niet of nauwelijks onderzocht heeft welke baten zich in de nalatenschap bevonden en geen onderzoek heeft gedaan bij de ABN AMRO Bank over drie kasopnames door de zuster van klager;
c. het eindvonnis van 21 juli 2010 niet aan klager heeft doorgestuurd en
maandenlang niet telefonisch of per e-mail bereikbaar is geweest;
d. klager onvoldoende heeft geïnformeerd over de juridische implicaties en mogelijkheden en hem verkeerd heeft geïnformeerd over de beroepstermijn;
e. heeft nagelaten klager bij te staan en/of te adviseren over een mogelijke klacht over notariskantoor V. te B.;
f. onvoldoende financiële verantwoording heeft afgelegd voor de door klager betaalde voorschotten en nota’s;
g. klager te laat heeft bericht dat hij een declaratie van mr. B. niet moest voldoen, waardoor ten onrechte diens rekening is betaald, aldus klager.
3.2 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder, in strijd met artikel 46 Advocatenwet, niet heeft gereageerd op herhaalde verzoeken van de deken en de advocaat van klager om een reactie op de klachten van klager en daardoor het tuchtrechtelijk onderzoek ernstig heeft gefrustreerd. Door aldus te handelen c.q. na te laten, heeft verweerder volgens klagers de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.
4. BEOORDELING
ad klachtonderdeel a
4.1 Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Voorts geldt dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij zijn cliënt op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden ten behoeve van die cliënt.
4.2 Onweersproken is gesteld dat verweerder met klager had afgesproken dat hij de procedure zou vertragen om tijd te winnen voor het doen van nader onderzoek. In dat kader heeft verweerder kennelijk in de procedure bij de rechtbank Dordrecht processuele incidenten opgeworpen.
Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is verklaard is gebleken dat verweerder de (financiële) gevolgen van het opwerpen van deze incidenten niet met klager heeft besproken en/of schriftelijk heeft vastgelegd. De raad acht de handelwijze van verweerder, gemeten naar genoemde maatstaf, tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.
ad klachtonderdeel b
4.3 Ondanks de toezegging van verweerder daartoe is de raad niet gebleken dat verweerder heeft onderzocht welke baten zich in de nalatenschap bevonden. Evenmin heeft de raad in het klachtdossier aanwijzingen kunnen vinden dat verweerder onderzoek heeft gedaan bij de ABN AMRO Bank naar drie kasopnames door de zuster van klager. Verweerder heeft hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit geldt te meer, nu het doel van het opwerpen van de processuele incidenten nu juist was om verweerder in de gelegenheid te stellen het onderzoek uit te kunnen voeren. Dit klachtonderdeel is gegrond.
ad klachtonderdeel c
4.4 Vaststaat dat verweerder het eindvonnis van 21 juli 2010 niet aan klager heeft gezonden. Het verweer van verweerder in zijn faxbrief aan de raad van 18 mei 2012 dat zijn kantoor het eindvonnis niet van de rechtbank heeft ontvangen en dat hij daarom het vonnis niet aan klager heeft kunnen doorsturen, dient te worden gepasseerd. Ook al zou (het kantoor van) verweerder het eindvonnis niet toegezonden hebben gekregen, het past bij een zorgvuldige rechtshulpverlening dat verweerder blijft observeren wanneer er vonnis wordt gewezen. Zonodig dient hierover navraag te worden gedaan. Het is immers gelet op de termijn van het instellen van rechtsmiddelen essentieel dat de cliënt tijdig van een rechterlijke beslissing op de hoogte wordt gebracht. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.
ad klachtonderdeel d
4.5 Klager heeft bij e-mail van 12 november 2010 zijn telefoongesprek met verweerder bevestigd, inhoudende dat verweerder hem telefonisch had meegedeeld dat zolang het vonnis niet aan hem was betekend er geen termijnen zijn verstreken, niet weersproken. Dit had gelet op de evidente onjuistheid ervan door verweerder terstond moeten gebeuren.
Ook de inhoud van de brief van verweerder aan klager van 9 november 2010, waarin verweerder de betekening van het vonnis relevant acht voor het aanvangen van de beroepstermijn, is onjuist. Daarmee staat vast dat verweerder klager onvoldoende heeft geïnformeerd over de juridische implicaties en mogelijkheden en hem verkeerd heeft geïnformeerd over de beroepstermijn. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
ad klachtonderdeel e
4.6 Uit het klachtdossier en hetgeen ter zitting is verklaard heeft de raad onvoldoende aanknopingspunten kunnen vinden dat verweerder heeft nagelaten klager bij te staan en/of te adviseren over een mogelijke klacht over notariskantoor V te B. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
ad klachtonderdeel f
4.7 Een advocaat dient te zorgen voor duidelijkheid met betrekking tot de onderlinge financiële verhouding. Een advocaat dient zijn declaraties steeds nader te specificeren, indien zijn cliënt daarom verzoekt. Voor zover een advocaat zijn cliënt bedragen bij wijze van voorschot laat betalen, dient hij hiervan een overzicht bij te houden en zijn cliënt hierover steeds te informeren. Verrekening met reeds eerder betaalde voorschotten dient op de facturen te worden aangeduid onder verwijzing naar de eerdere factuur en het bedrag van de voorschotdeclaratie.
4.8 Verweerder heeft alleen terzake van het bij klager in rekening gebrachte bedrag van € 3.552,68 een declaratie en een specificatie gestuurd. Ook nadat klager en zijn raadsman zich hierover bij verweerder hadden beklaagd heeft verweerder zijn werkzaamheden niet alsnog gespecificeerd en/of alsnog declaraties gezonden. Hierdoor is de financiële relatie met klager niet inzichtelijk gemaakt. Door aldus te handelen heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Ook dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
ad klachtonderdeel g
4.9 Verweerder heeft bij de behandeling van de zaak van klager werkzaamheden laten verrichten door zijn kantoorgenoot.
Op verweerder rust de verantwoordelijkheid dat indien de samenwerking met zijn kantoorgenoot tot einde is gekomen er niet tot verzending van een declaratie wordt overgegaan, welke niet met verweerder zou zijn afgestemd. Het feit dat verweerder in zijn opdrachtbevestiging heeft vermeld dat zijn kantoorgenoot voor eigen rekening en risico werkt, maakt dat niet anders. Dat de kantoorgenoot van verweerder zonder afstemming met verweerder tot verzending van een declaratie is overgegaan, welke vervolgens ook door klager is voldaan, valt verweerder tuchtrechtelijk dan ook aan te rekenen. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.
ad dekenbezwaar
4.10 Ten aanzien van het dekenbezwaar overweegt de raad als volgt. Verweerder heeft niet op correspondentie van klager en zijn advocaat gereageerd. Hetzelfde geldt voor de verzoeken van de deken om een reactie op de door klager ingediende klacht. De eisen van een behoorlijk toezicht op de beroepsgroep brengen met zich dat advocaten tijdig dienen te reageren op verzoeken om informatie over tegen hen ingediende klachten. Door dat na te laten heeft verweerder het tuchtrechtelijk onderzoek door de deken gefrustreerd en daardoor kan de deken de hem in de Advocatenwet opgelegde taak niet goed uitoefenen. Het dekenbezwaar is dan ook gegrond.
5. MAATREGEL
De raad is van oordeel dat verweerder ten opzichte van klager ernstig is tekortgeschoten en zeer verwijtbaar heeft gehandeld. Het is voorts in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt om niet mee te werken aan een onderzoek door de deken van een tegen hem ingediende klacht. Daardoor wordt de vervulling van de bij wet aan de deken opgedragen taak onnodig verzwaard. De raad neemt daarbij in overweging dat de deken erg coulant is geweest doordat verweerder tot zeven keer toe is gerappelleerd voor het geven van een reactie op de klacht van klager. In het licht van alle omstandigheden van het geval oordeelt de raad de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk van één maand passend en geboden. Indien aan verweerder tegelijkertijd meerdere onvoorwaardelijke schorsingen zijn opgelegd, dienen deze achtereenvolgens ten uitvoer te worden gelegd.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart:
- klachtonderdeel a, b, c, d, f en g gegrond;
- klachtonderdeel e ongegrond;
- het dekenbezwaar gegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand onvoorwaardelijk;
- bepaalt dat de schorsing ingaat 1 maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat de schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen en dat de schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;
- beveelt dat deze beslissing (en de gronden waarop zij berust) nadat de beslissing onherroepelijk
- zal zijn geworden met vermelding van de naam van verweerder zal worden
- openbaar gemaakt door:
• aanplakking ervan in de advocatenkamer van het Paleis van Justitie te Amsterdam
en door
• plaatsing op de website tuchtrecht.nl gedurende de periode van een jaar.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. B. Roodveldt, J.H.P. Smeets, A.M. Vogelzang, M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. H. Oomen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juli 2012.
Voorzitter griffier
De beslissing is in afschrift op 23 juli 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl