Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-10-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3417

Zaaknummer

12-170

Inhoudsindicatie

Klacht tegen het kantoor met betrekking tot declaratieperikelen ontvankelijk. Een prijsafspraak of limitering van kosten is niet gebleken. Het kantoor treft geen tuchtrechtelijk verwijt.

Inhoudsindicatie

Klacht over het optreden van een individuele advocaat kan het kantoor niet worden tegengeworpen. Klager in dit onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van 19 oktober 2012

in de zaak 12 - 170

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

A&B advocaten BV

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht van 20 september 2012 met kenmerk RvT 1112-9264LB/SD door de raad ontvangen op 24 september 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Voor klager heeft mr. C., destijds verbonden aan het kantoor van verweerder, opgetreden in het kader van een procedure tot wijziging van kinderalimentatie. De opdracht is bevestigd bij brief van 12 oktober 2009, welke brief klager op 1 december 2009 voor akkoord heeft ondertekend. In de opdrachtbevestiging staat vermeld dat met de werkzaamheden pas zal worden aangevangen nadat een toevoeging is verleend of nadat een bedrag in depot wordt gestort op de derdengeldrekening van het kantoor van verweerder. Er is een toevoeging aangevraagd, die bij beslissing van 30 oktober 2009 afgewezen. Het bezwaar dat klager tegen de afwijzing heeft ingesteld, is ongegrond verklaard. Klager heeft zich vervolgens via zijn werkgever gewend tot de schuldhulpverlening van de gemeente van zijn woonplaats. In februari 2010 bleek dat tot een bedrag van maximaal              € 2.000,-- de kosten van rechtsbijstand zouden kunnen worden vergoed uit het gemeentefonds. De schuldhulpverlener heeft dit aan mr. C. bij e-mail d.d. 23 februari 2010 medegedeeld.

1.3 In eerste aanleg is in de alimentatieprocedure geen verweer gevoerd. Klager is bij verstek veroordeeld tot betaling van kinderalimentatie bij beschikking van 19 februari 2010. Tegen de verstekbeschikking is hoger beroep ingesteld en er is een verzoek ingediend tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de beschikking van 19 februari 2009.

1.4 Aan klager zijn de werkzaamheden in rekening gebracht. Een bedrag van    € 2.389,68 heeft klager onbetaald gelaten. Verweerder heeft klager in de gelegenheid gesteld de openstaande vordering te voldoen en heeft klager op 24 maart 2011 een schikkingsvoorstel aangeboden, inhoudende de totale kosten van rechtsbijstand, exclusief de verschotten ad € 263,--, te beperken tot een bedrag van € 2.000,-- inclusief BTW. Klager heeft het voorstel niet geaccepteerd. Verweerder heeft klager op 8 september 2011 gedagvaard. Klager heeft in de procedure aangevoerd dat hij niet naar behoren is bijgestaan en dat hem te veel in rekening is gebracht. Klager beroept zich op het feit dat het gemeentefonds de rechtsbijstand slechts tot een bedrag van € 2.000,00 zou vergoeden en dat hem een te hoog bedrag in rekening zou zijn gebracht. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 13 juni 2012 klager en verweerder in de gelegenheid gesteld het salaris door de Raad van Toezicht te begroten. De door klager gestelde wanprestatie en de gestelde beperking van de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van € 2.000,-- zijn verworpen.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) meer dan een afgesproken bedrag van € 2.000,-- in rekening heeft gebracht;

b) te laat producties heeft ingediend voorafgaand aan een zitting van het Hof Arnhem nevenzittingsplaats Leeuwarden, als gevolg waarvan de rechter de producties weigerde te betrekken in de zaak.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert aan dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht, nu de klacht is gericht tegen het kantoor van verweerder terwijl de klacht feitelijk een klacht tegen een individuele advocaat betreft. Een klacht tegen een advocaat kan niet aan de organisatie waaraan de advocaat verbonden is worden tegengeworpen.

3.2 De afspraken die met klager zijn gemaakt blijken uit de opdrachtbevestiging van 12 oktober 2009. Hieruit blijkt geen afspraak tot limitering van de kosten van rechtsbijstand.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan met toepassing van art. 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2 Als meest verstrekkende verweer is aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline kan een klacht tegen een maatschap of kantoor worden ingediend indien de klacht te maken heeft met de organisatie van het kantoor als zodanig. Klachtonderdeel a. betreft de financiële afwikkeling van de aan verweerder verstrekte opdracht tot het verlenen van rechtsbijstand aan klager. Klachtonderdeel b. klaagt over de wijze waarop mr. C., een destijds aan verweerder verbonden advocaat, rechtsbijstand is verleend.  

4.3 De opdracht is aan (het kantoor van) verweerder verstrekt. Een klacht met betrekking tot de financiële afwikkeling en de afspraken die daarover zijn gemaakt, betreft in beginsel de organisatie van (het kantoor van) verweerder. Uit de onderhavige klacht blijken geen feiten of omstandigheden die anders veronderstellen. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn klachtonderdeel a.

4.4 Anders dan klachtonderdeel a., is klachtonderdeel b. gericht tegen de manier waarop een advocaat de rechtsbijstand heeft verleend. Een dergelijke klacht kan niet de gehele organisatie van (het kantoor van) verweerder worden verweten. Klager is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk in klachtonderdeel b.

4.5  Met betrekking tot klachtonderdeel a. overweegt de voorzitter voorts als volgt. De door klager gestelde overeengekomen limitering van de kosten van rechtsbijstand blijkt niet uit de opdrachtbevestiging of anderszins. Klager beroept zich op het feit dat het gemeentefonds slechts tot een bedrag van    € 2.000,-- de kosten van rechtsbijstand zou vergoeden. Verweerder, althans mr. C., was op de hoogte van het feit dat de kosten tot een gelimiteerd bedrag zouden worden vergoed. Hieruit vloeit echter geen prijsafspraak voort. Niet gesteld of gebleken is dat een limitering van de kosten of prijsafspraak uitdrukkelijk door en/of met klager is besproken. Verweerder heeft, toen de declaraties door klager onbetaald werden gelaten, geprobeerd om tot een vergelijk over de onbetaalde rekeningen te komen en hem een aanbod gedaan dat in vergaande mate tegemoet kwam aan de door klager gestelde limitering van de kosten. Klager heeft het aanbod niet geaccepteerd. Al deze omstandigheden in aanmerking genomen is de voorzitter van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld bij de financiële afwikkeling van de opdracht.

BESLISSING

De voorzitter verklaart klachtonderdeel a. kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b. kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. P.J.G. van den Boom als griffier op 19 oktober 2012.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22  oktober 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

-   de deken van de Nederlandse Orde van advocaten