Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2826

Zaaknummer

R. 3769/11.171

Inhoudsindicatie

Verweerder is niet duidelijk geweest in zijn communicatie met klagers.Het betaamt een advocaat niet een cliënt eerst kenbaar te maken dat hij hoger beroep zal instellen en dan achteraf, als hij de beroepstermijn heeft laten verlopen, aan een cliënt te berichten dat het hoger beroep geen zin zou hebben gehad. Verweerder had klagers tijdig moeten adviseren hoe naar zijn mening de kansen van klagers waren en dat ter voorkoming van misverstanden schriftelijk moeten vastleggen. In dat geval hadden klagers ook de gelegenheid gehad om desgewenst het oordeel van een andere advocaat te vragen.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerder is voorts terkort geschoten nu hij niet tijdig een beroepschrift heeft ingediend, terwijl klagers verder daar meerder malen op hebben gewezen.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De klacht is gegrond. Maatregel: onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van een week.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van 10 augustus 2011 met kenmerk R 10/11/79, door de Raad ontvangen op 11 augustus 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de Raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Raad van 16 januari 2012 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De Raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klagers zijn van 5 juni 2005 tot 20 februari 2009 pleegouders geweest van Y.

2.2 Bij beschikking van het hof te ’s-Gravenhage van 21 januari 2009 is bepaald dat Y. in een neutraal pleeggezin moet worden geplaatst.

2.3 Sindsdien staat Y. onder voogdij van de Stichting Bureau Jeugdzorg stadsregio Rotterdam.

2.4 Klagers hebben zich tot verweerder gewend met het verzoek tot vaststelling van een uitgebreidere omgangsregeling te komen met Y.

2.5 Bij beschikking van 8 december 2010 van de Rechtbank Rotterdam is het  verzoek van klagers afgewezen.

2.6 Verweerder heeft nagelaten hoger beroep in te stellen tegen die beschikking.

2.7 Bij e-mail bericht van 14 maart 2010 heeft verweerder klagers, voor zover in deze relevant, gemaild:

“Ik denk dat het tijd wordt u een gewetensvraag voor te leggen, te weten “blijft u van mening dat het de moeite waard is om de strijd ten aanzien van Y. (red.) aan te gaan”?

Immers, kan u er gif op innemen, dat u de komende jaren te maken zal hebben met in ieder geval twee fervente tegenstanders die één lijn trekken, te weten de Raad voor de Kinderbescherming enerzijds en Bureau Jeugdzorg anderzijds, met daaromheen of nog tussendoor de merkwaardige positie en houding van mevr. M. (red.)

Zeker nu het voorstel is gedaan van Jeugdzorg om de omgangsfrequentie nog verder te beperken kunt u er gevoeglijk vanuit gaan dat het de bedoeling van die twee instanties is om u te doen verwijderen van Y. (red.)

Het vorenstaande heeft niets van doen met een mogelijk idee dat u heeft, dat ik geen heil zie in de verdere behandeling van de zaak of u niet verder wenst bij te staan, maar meen ik vanuit mijn verantwoordelijk en ethiek als advocaat u toch die vraag te moeten stellen.”

2.8 Bij brief van 13 april 2011 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder dat hij heeft verzuimd tijdig hoger beroep in te stellen van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 8 december 2010 hoewel klagers hem diverse malen telefonisch en per e-mail hebben gewaarschuwd de beroepstermijn in de gaten te houden.

3.3 Verweerder heeft erkend dat hij ter zake een fout heeft gemaakt en heeft in een persoonlijk onderhoud met klagers zijn verontschuldigingen daarvoor  aangeboden. Klagers hebben zijn excuses aanvaard. Verweerder heeft toegezegd te bezien of er nog een wijzigingsprocedure aanhangig kon worden gemaakt. Klagers hebben verweerder per mail geïnformeerd over de gewijzigde omstandigheden, zodat verweerder deze kon beoordelen. Verweerder heeft daarmee echter niets gedaan en klagers in de kou laten staan.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft enerzijds erkend dat hij de beroepstermijn heeft laten verlopen. Anderzijds heeft hij bestreden dat daardoor de belangen van klagers en Y. ernstig waren geschaad. In dat verband heeft hij opgemerkt dat het beleid van de stichting Jeugdzorg er op is gericht dat veel omgang en contact schadelijk is voor het kind in kwestie. Verweerder heeft verder toegegeven dat hij in een bespreking met klagers heeft geopperd dat er een mogelijkheid was om de zaken weer onder de aandacht van de rechtbank te brengen. Na de bespreking heeft verweerder klagers geschreven dat hij een e-mail van zijn hand was tegengekomen van 14 maart 2010, waarin hij de vraag had gesteld of klagers nog steeds van mening waren dat het de moeite waard was om de strijd ten aanzien van Y. aan te gaan gezien de houding van de stichting Bureau Jeugdzorg en van de Raad voor de Kinderbescherming. Verweerder heeft daaraan toegevoegd dat uit deze vraagstelling niet mocht worden afgeleid dat hij geen heil zag in de verdere behandeling van de zaak. Verweerder betwist dat hij klagers in de kou heeft laten staan.

 

5 BEOORDELING

5.1 Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de Raad vast dat verweerder in zijn communicatie met klagers niet steeds duidelijk is geweest ten aanzien van de haalbaarheid van de zaak. Zo heeft verweerder tegenover klagers gezinspeeld op een nieuwe procedure gebaseerd op wijziging van omstandigheden, zonder aan te geven welke omstandigheden zouden zijn gewijzigd. Ook heeft verweerder gesteld dat het geen kwaad kon om beroep in cassatie in te stellen, waarbij verweerder niet nader heeft aangegeven waarop hij dit advies heeft gebaseerd.

5.2 Een advocaat behoort een zaak die hij heeft aangenomen zorgvuldig te behandelen. Daaronder valt ook het in acht nemen van de termijnen. Door niet tijdig een beroepschrift in te dienen, terwijl klagers verweerder meerdere malen op het verstrijken van de termijn hebben gewezen, heeft verweerder jegens klagers niet zorgvuldig gehandeld en is hij aldus tekort geschoten. Wat betreft de wijze waarop verweerder klagers heeft geadviseerd over hun kansen in hoger beroep, althans de kans om de door hen gewenste uitgebreide omgangsregeling te verkrijgen, is verweerder tegenover klagers onvoldoende duidelijk geweest. Het betaamt een advocaat niet een cliënt eerst kenbaar te maken dat hij hoger beroep zal instellen en dan achteraf, als hij de beroepstermijn heeft laten verlopen, aan een cliënt te berichten dat het hoger beroep geen zin zou hebben gehad. Verweerder had klagers aan tijdig moeten adviseren hoe naar zijn mening de kansen van klagers waren en dat ter voorkoming van misverstanden schriftelijk moeten vastleggen. In dat geval hadden klagers ook de gelegenheid gehad om desgewenst het oordeel van een andere advocaat te vragen. De klacht is gegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding en het feit dat verweerder onvoldoende de onjuistheid van zijn handelen inziet acht de Raad de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één week passend en geboden. De Raad laat hierbij meewegen dat in het recente verleden sprake is van een relatief groot aantal gegronde klachten tegen verweerder en eerdere lichtere maatregelen kennelijk onvoldoende effectief zijn geweest.

 Indien aan verweerder tegelijkertijd meerdere onvoorwaardelijke schorsingen zijn opgelegd, dienen deze achtereenvolgens ten uitvoer te worden gelegd.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- acht de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één week op. Indien aan verweerder tegelijkertijd meerdere onvoorwaardelijke schorsingen zijn opgelegd, dienen deze achtereenvolgens ten uitvoer te worden gelegd.

 

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. L.P.M. Eenens, mr. P.C.M. van Schijndel, mr A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2012.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 maart 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl