Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-11-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3658

Zaaknummer

12-122

Inhoudsindicatie

klacht betreffende onvoortvarende behandeling van de zaak, nadat de cliënt dit ter sprake had gebracht, gegrond verklaard

Uitspraak

Beslissing van 19 november 2012

in de zaak 12-122

naar aanleiding van de klacht van:

de heer C.

klager

tegen:

mr. S

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 20 juni 2012 met kenmerk K12/36, door de raad ontvangen op 21 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 oktober 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 t/m 9 zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klager vanaf 16 februari 2010 bijgestaan in verband met een in december 2009 gemaakte afspraak tussen klager en zijn buurvrouw, waarin was afgesproken dat een administratief beroep zou worden ingetrokken na betaling van een bedrag van € 23.000 door klager aan zijn buurvrouw. Klager wilde bewerkstelligen dat dit bedrag zou worden terugbetaald.

2.3 Op 18 februari 2010 stuurde verweerder een opdrachtbevestiging en een voorschotnota.

2.4 Op 26 maart 2010 adviseerde verweerder negatief over de mogelijkheid de gemaakte afspraak te vernietigen.

2.5 Nadat in april 2010 nadere informatie door klager werd gegeven aan verweerder en na een telefoongesprek, dat eveneens in april 2010 plaatsvond, zag verweerder toch mogelijkheden voor vernietiging van de gemaakte afspraak.

2.6 Op 22 juni 2010 stuurde verweerder een aanvullende voorschotnota.

2.7 Op 6 augustus 2010 stuurde verweerder een concept sommatiebrief aan klager die, na enkele aanpassingen, op 1 september 2010 aan de buurvrouw van klager werd verzonden. In deze brief stelde klager zich op het standpunt dat er sprake was geweest van een wilsgebrek bij de totstandkoming van de overeenkomst van december 2009 vanwege misbruik van omstandigheden.

2.8 Na ontvangst van de reactie van de buurvrouw op de sommatie stelde verweerder op 27 september 2010 voor om een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken.

2.9 Klager maakte een afspraak met verweerder voor 11 oktober 2010, waarin de voortgang in de zaak werd besproken. 

2.10 Verweerder stuurde op 25 oktober 2010 een concept verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor naar klager.

2.11 Op 15 en 20 december 2010 informeerde klager naar de voortgang.

2.12 Op 1 februari 2011 informeerde verweerder klager over zijn tijdsbesteding en de te maken kosten.

2.13 Nadat klager op 1 en 9 februari 2011 opnieuw informeerde naar de voortgang, berichtte verweerder op 11 februari 2011 dat het verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor was ingediend.

2.14 Op 23 februari 2011 berichtte verweerder klager over de datum van de behandeling van het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, te weten op 21 maart 2011.

2.15 Op 24 februari 2011 stuurde verweerder een aanvullende voorschotnota.

2.16 Nadat op 21 maart 2011 de behandeling plaatsvond, werd op 28 maart 2011 door de rechtbank bevolen tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, waarvoor binnen 2 weken verhinderdagen dienden te worden opgegeven door verweerder.

2.17 Op 22 maart 2011 stuurde verweerder klager een voorschotnota.

2.18 Op 17 mei 2011 informeerde klager per mail bij verweerder naar de voortgang en ontwikkelingen aangaande zijn zaak.

2.19 Nadat verweerder juni 2011 verhinderdagen had opgegeven werd bij brief van 22 juni 2011 door de rechtbank bericht dat de datum voor het te houden getuigenverhoor was bepaald op 8 september 2011. Deze brief werd door verweerder op 22 augustus 2011 doorgestuurd naar klager.

2.20 Op 2 september 2011 berichtte verweerder klager dat hij met een sterfgeval in de familie was geconfronteerd.

2.21 Op 5 september 2011 berichtte verweerder dat zijn moeder op 4 september 2011 was overleden en op 8 september 2012 zou worden begraven zodat het getuigenverhoor uitgesteld moest worden. Verweerder zou klager zo spoedig mogelijk berichten.

2.22 Op 20 september 2011 informeerde klager naar de stand van zaken.

2.23 Op 30 september 2011 berichtte een opvolgend raadsman van klager de zaak te hebben overgenomen en verzocht hij om toezending van het dossier.

2.24 Op 6 oktober 2011 deed de opvolgend advocaat nogmaals dit verzoek. Het dossier werd diezelfde dag door verweerder verzonden.

2.25 Bij brief met bijlagen van 17 november 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) Verweerder klager onvoldoende deskundig en voortvarend heeft bijgestaan en zijn belangen onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd waardoor klager schade heeft geleden

b) Verweerder niet in overeenstemming met de werkzaamheden heeft gedeclareerd en door hem geen of onvoldoende inzicht heeft verschaft in de in rekening gebrachte werkzaamheden

c) Onvoldoende voortvarend heeft gereageerd op het verzoek van de opvolgend raadsman om informatie en overdracht van het dossier.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt klager voldoende, voortvarend en voldoende deskundig te hebben bijgestaan ook bij de advisering bij aanvang van de zaak en daarbij adequaat te hebben gehandeld. Voor zover er sprake is geweest van vertraging is dit niet aan een gebrek aan inspanning door hem te wijten geweest. Dat zijn moeder is overleden waardoor het getuigenverhoor niet kon doorgaan, is overmacht geweest. Er is correct en passend gedeclareerd in overeenstemming met de gewerkte uren en het dossier is in korte termijn overgedragen aan de opvolgend raadsman. Een urenoverzicht is verstrekt. De opvolgend advocaat meende ten onrechte dat verweerder ook raadsman was geweest in een administratiefrechtelijke procedure, zodat ook daarvan stukken konden worden verstrekt. Dit was echter niet het geval. 

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij  reageert  op berichten van (de gemachtigde van) zijn cliënt. Aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval moet beoordeeld worden of een handelen of nalaten in deze zin tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

De raad is van oordeel dat verweerder in de periode 26 maart 2010 tot de sommatie van 1 september 2010 niet voortvarend heeft gehandeld maar dat dit in die periode nog niet de grenzen van het klachtwaardige heeft overschreden: er was immers nadere informatie gegeven die moest worden beoordeeld. Nu echter begin oktober 2010 een gesprek had plaatsgevonden waarin klager met verweerder over het belang van voortgang van de zaak had gesproken, mocht wel van verweerder worden verwacht dat hij nadien deze voortgang ook zou betrachten. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder na het opstellen van het concept verzoekschrift van 25 oktober 2010 tot de indiening daarvan in februari 2011 voortvarendheid heeft betracht, terwijl klager daar in december 2010 nog wel tweemaal om heeft gevraagd. Tevens stelt de raad vast dat de brief van de rechtbank van 22 juni 2011 pas op 22 augustus 2011 is verzonden naar klager. Deze feiten, in combinatie met de voortdurende navraag die klager deed naar de voortgang in de zaak, maken dat de raad van oordeel is dat verweerder door niet de nodige voortvarendheid te betrachten, klachtwaardig heeft gehandeld.

Dat verweerder klager overigens onvoldoende deskundig heeft bijgestaan en zijn belangen onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd waardoor klager schade heeft geleden, is niet komen vast te staan.

Ad klachtonderdeel b)

5.2 Het is de raad niet gebleken dat verweerder niet in overeenstemming met de werkzaamheden heeft gedeclareerd en door hem geen of onvoldoende inzicht is verschaft in de in rekening gebrachte werkzaamheden. Wel vindt de raad de declaraties hoog echter zonder inzicht in het procesdossier kan niet worden vastgesteld dat er ten onrechte is gedeclareerd. Dit oordeel kan slechts in een begrotingsprocedure worden gegeven. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar excessief declareren is daarnaast niet gebleken.

Ad klachtonderdeel c)

5.3. Dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gereageerd op het verzoek van de opvolgend raadsman om informatie en overdracht van het dossier is niet komen vast te staan.

6 MAATREGEL

6.1 De raad acht de maatregel van een enkele waarschuwing passend.

BESLISSING

De raad van discipline:

- Verklaart klachtonderdeel (a) gegrond

- Verklaart de klachtonderdelen (b) en (c) ongegrond

- Legt de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. A.Gerritsen-Bosselaar, I.P.A. van Heijst, E.A.T.M. Steverink, C.J.M. de Vlieger, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 november 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 november 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.