Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2012:27

Zaaknummer

25/11

Inhoudsindicatie

Klager beklaagt zich over de advocaat van de wederpartij. Deze wordt verweten dat hij afspraken niet nakomt die in het kader van een procedure bij een comparitie waren gemaakt. Bovendien heeft verweerder volgens klager de rechtbank onjuist geïnformeerd.

Inhoudsindicatie

De raad is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder gemaakte afspraken niet is nagekomen. Ook kan uit de stukken niet worden opgemaakt dat verweerder de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd.

Inhoudsindicatie

De klacht is ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING van de raad van discipline in de zaak met nummer 25/11

 

Bij brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Leeuwarden van 17 maart 2011 is op 21 maart 2011 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

 

 

de heer [  ]

klager

 

tegen

 

mr. [  ]

verweerder

 

 

Procesverloop

 

De raad, bestaande uit de mrs. C. van den Noort, voorzitter, H.J. Meijer, F. Klemann, J.P. van Stempvoort, G.J. van der Veer, leden, met bijstand van mr. J.M.G. Kuin - van den Akker, pl. griffier, heeft in een openbare zitting op vrijdag 14 oktober 2011 de klacht behandeld.

Ter zitting zijn verschenen: klager en verweerder.

De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

 

 

Feiten

 

Klager en zijn jongere broer procederen tegen hun oudste broer over een erfenis.

Deze laatste wordt door verweerder terzijde gestaan.

In die procedure heeft op 7 november 2008 een comparitie plaatsgevonden. Daarvan is een proces-verbaal opgemaakt. Op 5 juni 2009 is opnieuw een comparitie gehouden waarvan eveneens een proces-verbaal is opgemaakt. In dit proces-verbaal is een vaststellingsovereenkomst opgenomen.

 

 

Klacht

 

Zakelijk weergegeven luidt de klacht als volgt.

 

1.

Verweerder houdt zich niet aan gemaakte afspraken.

 

In het proces-verbaal van de zitting van 7 november 2008 is de afspraak vastgelegd dat een perceel te F. in tweeën zal worden gesplitst. Een gedeelte zou klager verwerven voor dezelfde prijs als er voor het andere deel zou worden betaald.

Tijdens de zitting van 5 juni 2009 is een aanvullende overeenkomst opgemaakt, waarin onder meer is opgenomen dat verweerder uit zal zoeken of bedoeld perceel zonder kampeervergunning mag worden bebouwd. Ook staat daarin dat D. zal worden gevraagd wat de waarde van het perceel is in de situatie met en zonder kampeervergunning.

Pas op 15 februari 2010 heeft verweerder bij de gemeente informatie gevraagd over de kampeervergunning. Het is echter nog steeds onduidelijk of het perceel mag worden bebouwd.

Er is aan D. geen opdracht verstrekt om iets uit te zoeken. Pas op 23 september 2010 heeft verweerder D. benaderd met een afwijkend verzoek.

Verweerder is alle afspraken niet nagekomen.

 

2.

Verweerder heeft de rechtbank onjuist geïnformeerd.

 

In de door verweerder genomen akte van 10 november 2010 stelt deze dat er geen mogelijkheid is om het noordelijk deel van het perceel te verkopen. Maar verweerder heeft D. de verkeerde instructies gegeven. Deze heeft niet geïnformeerd of er belangstelling bestond voor dat gedeelte.

 

 

Verweer

 

Het verweer komt – kort samengevat – op het volgende neer

 

1.

Bij brief van 16 maart 2010 heeft verweerder een brief met betrekking tot de kampeervergunning van de gemeente T. in kopie aan de raadsman van klager gezonden.

 

2.

Bij de mondelinge behandeling op 5 juni 2010 is niet afgesproken dat verweerder aan D. zou vragen wat de waarde van het perceel was met en zonder kampeervergunning. In de procedure is dat ook nooit zo gesteld.

Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënt D. benaderd met het verzoek een bod op het gehele perceel uit te (laten)brengen. Verweerder verwijst in dit verband naar het tussenvonnis van de rechtbank van 25 augustus 2010.

 

 

Beoordeling

 

De raad neemt als uitgangspunt bij haar beoordeling, dat verweerder een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem goed dunkt. Die vrijheid wordt (onder andere) beperkt in die zin dat het verweerder niet is toegestaan feiten te poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. Ook kan die vrijheid niet worden beknot ten gunste van een tegenpartij, tenzij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

Dat verweerder zich niet zou hebben gehouden aan de in de het proces-verbaal van 5 juni 2009 vastgelegd vaststellingsovereenkomst gemaakte afspraken, is naar het oordeel van de raad niet aan de orde omdat verweerder dat nu juist wel gedaan heeft, zij het enige tijd later. Niet is vast komen te staan dat klager daardoor nodeloos of ontoelaatbaar in zijn belangen is geschaad.

Het eerste onderdeel van de klacht is daarom ongegrond.

 

Datzelfde geldt voor het tweede onderdeel.

De stelling van verweerder in de akte van 10 november 2010 luidt, dat er uiteindelijk geen gegadigde blijkt te zijn voor een gesplitst gedeelte van het perceel te F.

Klager heeft zijn stelling dat deze mededeling van verweerder in strijd met de waarheid zou zijn niet onderbouwd. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder de rechtbank op dit punt onjuist heeft geïnformeerd. Verweerder heeft in de akte slechts gesteld dat er geen belangstelling wasvoor een gesplitst gedeelte en dat D. wel belangstelling had voor het gehele perceel. Dat daarbij misschien een bepaalde vraag niet (of verkeerd) is gesteld maakt de mededeling in de akte nog niet onjuist. 

 

De klacht van klager is daarom ongegrond.

 

 

Beslissing

 

De raad is van oordeel dat beide onderdelen van de klacht ongegrond zijn.

 

 

Aldus gewezen door de mrs. C. van den Noort, voorzitter, H.J. Meijer, F. Klemann, J.P. van Stempvoort, G.J. van der Veer, leden, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad van 23 maart 2012 door mr. C. van den Noort, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.

 

 

 

Voorzitter                     Griffier

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van 30 dagen is de dag na de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. per post: het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

b. bezorging: de griffie van het Hof van Discipline is gevestigd aan het adres Markt 44,4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

c. per fax: het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijk met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 07.