Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2906

Zaaknummer

M41-2012

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft zich onvoldoende dominus litis getoond, brieven van de advocaat van klager niet beantwoord en toegestaan dat zijn cliënte klager en zijn advocaat bestookte en bleef bestoken met brieven. Het bezigen van de kwalificatie “onwillige” partij valt binnen de grenzen van de vrijheid van de advocaat van de wederpartij. Niet komen vast te staan dat verweerder tijdens de zitting leugens heeft verkondigd. Herhalend patroon. Schorsing van twee weken

Inhoudsindicatie

Klacht deels gegrond; schorsing van twee weken.

Uitspraak

Beslissing van 11 juni 2012

     in de zaak M41-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

                                        A

 

                                        klager

 

                                        tegen:

 

                                        B

 

                                        verweerder          

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 6 februari 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 april 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de deken d.d. 6 februari 2012 en de daarbij gevoegde stukken.

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder heeft als opvolgend advocaat de ex-echtgenote van klager bijgestaan in een lang slepende echtscheidingsprocedure. Bij brief d.d. 27 juli 2011 heeft klagers advocaat aan verweerder kenbaar gemaakt dat klager bereid was om tot een soepele afwikkeling van de verdeling te komen op basis van het vonnis van de rechtbank te G d.d. 20 juli 2011. Deze brief heeft niet geleid tot een schriftelijke reactie van verweerder, maar tot meerdere faxberichten van zijn cliënte aan klagers advocaat. Op 22 augustus 2011 rappelleerde klagers advocaat verweerder. Op 24 augustus 2011 vond in opdracht van verweerder de betekening plaats van het vonnis, waarna op 31 augustus executoriaal beslag is gelegd op de bankrekeningen van klager. Vervolgens heeft verweerder op 14 september 2011 loonbeslag doen leggen bij klagers werkgever. Op 3 oktober 2011 heeft een door klagers advocaat geëntameerd executie kort geding plaatsgevonden. De ex-echtgenote van verweerder heeft meerdere malen rechtstreeks brieven gestuurd aan de klagers advocaat.

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in:    

Verweerder heeft zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt doordat hij:

1.         structureel niet reageert op correspondentie van de raadsman van klager en toelaat dat zijn cliënte steeds rechtstreeks correspondentie stuurt naar klagers raadsman;

2.         klager bij een zitting in kort geding van de rechtbank neerzet als een onwillige querulant die weigert medewerking te verlenen aan een vonnis;

3          pertinente leugens verkondigt tijdens diezelfde zitting.

 

4               VERWEER

4.1     Verweerder is van mening dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

          Ad 1:

          Verweerder heeft weliswaar niet schriftelijk gereageerd op brieven van klagers advocaat, maar heeft wel diverse malen telefonisch contact met hem gehad. Verweerder heeft zijn cliënte erop gewezen dat het niet toelaatbaar is dat zij rechtstreeks brieven stuurt aan klagers advocaat.

          Ad 2:

          Verweerder heeft klager bij een zitting in kort geding van de rechtbank niet neergezet als een onwillige querulant. Verweerder kent klager in het geheel niet, zodat verweerder geen inhoudelijk oordeel wil geven over de persoon van klager.

          Ad 3:

          Verweerder heeft geen leugens verkondigd. Verweerder heeft enkel – naar waarheid – opgemerkt dat de werkgever van klager contact heeft gezocht met de deurwaarder met de opmerking dat ten onrechte geen beslagvrije voet is gehanteerd.

5               BEOORDELING

5.1     De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

          Klachtonderdeel 1

5.2     De advocaat draagt volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling van de zaak. In relatie tot zijn cliënt is de advocaat dominus litis en voert de advocaat als zodanig de regie over de zaak. De raad overweegt dat de ene cliënt zich weliswaar gemakkelijker door zijn advocaat laat leiden dan de andere, maar dat mag nooit - zeker niet bij een advocaat met een ervaring van de omvang als die van verweerder – ertoe leiden dat de advocaat niet langer dominus litis is.

5.3     Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder meerdere brieven van klagers advocaat onbeantwoord heeft gelaten en dit – kennelijk – heeft overgelaten aan zijn cliënte. Verweerder heeft gesteld dat hij weliswaar niet schriftelijk heeft gereageerd op de brieven van klagers advocaat, maar dat hij wel meerdere malen telefonisch contact met hem heeft gehad. Uit de stukken blijkt echter niet van telefonische contacten tussen klagers advocaat en verweerder.

5.4     De raad is van oordeel dat het op de weg had gelegen van verweerder om de brieven van klagers advocaat schriftelijk te beantwoorden in plaats van toe te staan dat zijn cliënte klager en zijn advocaat bestookte en bleef bestoken met brieven. Voorts had verweerder zich naar het oordeel van de raad dienen te distantiëren van de wijze waarop zijn cliënte meende de zaak naar haar hand te zetten. Verweerder heeft dit nagelaten en zich onvoldoende dominus litis getoond. Dit onderdeel van de klacht is dan ook gegrond.

          Klachtonderdeel 2

5.5     Verweerder heeft betwist dat hij de kwalificatie “querulant” heeft gebezigd. Ter zitting van de raad heeft klager aangegeven dat het woord “querulant” weliswaar niet is gebezigd, maar dat verweerder hem wel als een “onwillige” partij heeft bestempeld. De raad is van oordeel dat het bezigen van deze kwalificatie valt binnen de grenzen van de vrijheid die verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekwam. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

          Klachtonderdeel 3

5.6     Verweerder heeft de stelling van klager, dat verweerder tijdens de zitting leugens heeft verkondigd, betwist. Partijen verschillen van mening over hetgeen ter zitting exact is gezegd. Op basis van de overgelegde stukken kan de raad dat niet vaststellen. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof verdient dan het woord van verweerder maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is ter zake dit onderdeel van de klacht niet het geval. Dit klachtonderdeel moet dan ook ongegrond worden verklaard.

5.7       De raad komt tot de slotsom dat klachtonderdeel 1 gegrond is en dat de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond zijn.

6        MAATREGEL

6.1     De raad stelt vast dat sprake is van een herhalend patroon van gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten aan het adres van verweerder. Het feitencomplex waarop de onderhavige klachtzaak ziet, heeft zich voorgedaan in een periode waarin verweerder zich al diverse malen tuchtrechtelijk heeft moeten verantwoorden.

6.2     Na afloop van de zitting is verweerder  door de voorzitter aangesproken op het herhalend patroon van gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten. Daarop heeft verweerder aangegeven dat de oorzaak hiervan niet bij hemzelf, maar bij de deken moet worden gezocht. Aldus heeft verweerder er blijk van gegeven dat bij hem het inzicht op het tuchtrechtelijk verwijtbare van zijn handelen ontbreekt.

6.3     Op grond van het vorenstaande acht de raad ter zake het gegrond bevonden onderdeel van de klacht een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden.

             

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart onderdeel 1 van de klacht gegrond en legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening in de praktijk voor de duur van twee weken. De raad bepaalt dat de opgelegde schorsing ingaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien verweerder uit andere hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend hieraan.

Verklaart de onderdelen 2 en 3 van de klacht ongegrond.

 

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2012 door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op    12 juni 2012                           per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klager

-            verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.          Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.          Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.          Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline