Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-09-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3272

Zaaknummer

12-151A + 12-152A

Inhoudsindicatie

Klacht over eigen advocaat en dekenbezwaar. Onvoldoende voortvarend optreden. Onvoldoende zorg voor en communicatie met cliënt. Niet verstrekken informatie aan deken in kader van tuchtrechtelijk onderzoek. Klacht en dekenbezwaar gegrond. Schorsing in de uitoefening van de praktijk met zes maanden.

Uitspraak

Beslissing van 18 september 2012

in de zaken 12-151A en 12-152A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr. J.

advocaat te

verweerder

en het bezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Amsterdam

de heer mr.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 23 mei 2012 met kenmerk 1112-0572, door de raad ontvangen op 24 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht en het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht en het bezwaar zijn behandeld ter zitting van de raad van 18 juli 2012 in aanwezigheid van klager, verweerder en de deken. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in nr. 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 tot en met 9 van de bij die brief gevoegde

 inventarislijst.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een geschil naar aanleiding van een vordering van EUR 46.000,- van klager op een aannemer voor wie hij werkzaamheden heeft verricht.

2.2 Bij beslissing van de raad van discipline van 14 december 2010, is een klacht van klager tegen verweerder over het niet dan met grote vertraging, en uitsluitend in reactie op aandringen van klager, actie te hebben ondernomen om tot incasso van de vordering van klager te komen, alsmede over het niet zorgvuldig met het dossier omgaan door verweerder, gegrond verklaard onder oplegging van de maatregel van berisping.

2.3 Bij beslissing van de raad van 1 november 2010, is een bezwaar van de deken tegen verweerder over het bij herhaling nalaten om de door de deken gevraagde informatie c.q. reactie op klachten te verstrekken, althans slechts na herhaald aandringen door de deken, waardoor verweerder de deken belemmert in het uitvoeren van zijn taken, gegrond verklaard onder oplegging van de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van één maand met een proeftijd van een jaar.

2.4 Klager heeft na de in nr. 2.2 bedoelde uitspraak van de raad contact opgenomen met verweerder om te bespreken welke gevolgen hieraan zouden worden verbonden.

2.5 Verweerder heeft klager gevraagd om de zaak voor klager alsnog in orde te mogen brengen zonder daarvoor kosten in rekening te brengen. Klager heeft verweerder die kans gegeven en daaraan voorwaarden verbonden zoals een plan van aanpak, voortgangsoverzichten, statusberichten en structureel goede communicatie. Aan deze afspraak is geen gevolg gegeven.

2.6 Klager heeft regelmatig verweerder telefonisch of per e-mail aan de gemaakte afspraak herinnerd. Verweerder heeft daar niet, althans zeer beperkt, op gereageerd.

2.7 In november 2011 heeft klager verweerder bericht dat voor hem de maat vol was, verweerder aansprakelijk gesteld voor de schade die klager heeft geleden en verweerder verzocht de kwestie te melden bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Dit verzoek heeft hij in een

e-mailbericht van 13 februari 2012 herhaald en aangevuld met het verzoek ervoor te zorgen dat de verzekeraar met klager contact op zou nemen.

2.8 Verweerder liet per e-mail van 2 maart 2012 weten dat hij de kwestie aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar had gemeld. Ter zitting van de raad op 18 juli 2012 heeft verweerder erkend dat deze mededeling onjuist was. Toen verdere actie uitbleef heeft klager verweerder om gegevens betreffende zijn verzekering gevraagd opdat hij zelf met de verzekeraar contact kon opnemen. Op dit verzoek is verweerder niet ingegaan. Verweerder heeft klager op 17 juli 2012 bericht dat hij de verzekeraar had ingelicht.

2.9 Klager heeft zich over het handelen van verweerder beklaagd bij de deken. De deken heeft verweerder bij brieven van 22 maart 2012, 16 april 2012 en 2 mei 2012 gevraagd om een reactie op de klacht te geven. Deze reactie is uitgebleven.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder, na de beslissing van de raad van 14 december 2010, en nadat klager verweerder de kans had gegeven om de zaak voor klager alsnog in orde te brengen zonder daarvoor kosten in rekening te brengen, de zaak niet ter hand heeft genomen en dat klager hierdoor schade heeft geleden;

b) verweerder stelselmatig heeft nagelaten te reageren op verzoeken van klager om contact, alsmede, nadat klager verweerder civiel aansprakelijk had gesteld, niet te hebben gereageerd op het verzoek van klager om gegevens betreffende zijn verzekering te geven opdat klager zelf met de verzekeraar contact kon opnemen.

4 DEKENBEZWAAR

4.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder ten opzichte van klager in strijd met de zorg die hij als advocaat had behoren te betrachten heeft gehandeld;

b) verweerder niet heeft gereageerd op het herhaald verzoek van de deken om de deken zijn standpunt met betrekking tot de klacht van klager kenbaar te maken, waardoor verweerder de deken belemmerd heeft in de uitoefening van zijn taken.

5 BEOORDELING

De zaak 12-151A:

5.1 De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Bij de beoordeling van de klacht neemt de raad, in lijn met vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline, tot uitgangspunt dat een advocaat gehouden is de hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behandelen. Voorts mag van een advocaat verwacht worden dat hij reageert op berichten van zijn cliënt. Aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval moet beoordeeld worden of een handelen of nalaten in deze zin tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

5.2 In het onderhavige geval heeft verweerder de zaak van klager gedurende een periode van circa een jaar niet, althans niet met de nodige voortvarendheid, behandeld. Hij heeft voorts niet, althans onvoldoende, gereageerd op berichten van klager gedurende deze periode. Verweerder heeft dit ook erkend. Gelet op deze omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daarbij acht de raad relevant dat verweerder zelf heeft aangeboden om de eerdere gebreken in zijn zorg voor klager, voor welke gebreken de raad hem bij beslissing van 14 december 2010 had berispt, te herstellen, en dat deze zorg desondanks alsnog, voor een tweede keer, is uitgebleven. Aldus heeft verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. De klacht is gegrond.

De zaak 12-152A:

Ad bezwaaronderdeel a)

5.3 Uit het hierboven in nr. 5.2 uiteengezette oordeel van de raad ten aanzien van de klacht in de zaak 12-151A, volgt dat bezwaaronderdeel a) ook gegrond is.

Ad bezwaaronderdeel b)

5.4 Zoals in gedragsregel 37 is neergelegd, is de advocaat tegen wie een tuchtrechtelijk onderzoek is gericht, verplicht alle door de deken gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen, behoudens in bijzondere gevallen. Verweerder heeft in het geheel niet gereageerd op het verzoek van de deken om een reactie op de klacht in de zaak 12-151A, terwijl hij op zijn minst had kunnen aangeven dat hij niet in staat was inhoudelijk te reageren wegens zijn medische problemen. Immers niet aannemelijk is geworden dat zijn medische problemen zodanig waren dat hij daartoe niet in staat was. Hij heeft voor het eerst ter zitting van de raad op 18 juli 2012 een reactie gegeven op de klacht. Aldus heeft hij de voornoemde norm geschonden heeft. Bezwaaronderdeel b) is gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Bij het opleggen van de hierna te noemen maatregel houdt de raad rekening met de ernst van de gegrond bevonden klacht en het dekenbezwaar. Voorts houdt de raad rekening met het feit dat verweerder, zowel ten aanzien van het onderwerp van de klacht als van het dekenbezwaar, antecedenten heeft. Daarbij acht de raad ook van belang dat deze antecedenten mede betrekking hebben op de rechtshulpverlening aan klager, en dat het vertrouwen van klager in de advocatuur door de herhaalde gebreken van verweerder ernstig is geschaad. Daar staat tegenover dat verweerder heeft verklaard dat hij medische problemen heeft die zijn beroepsuitoefening hebben belemmerd, dat hij verklaard heeft dat hij zich schuldig voelt voor zijn optreden en zich daarvoor schaamt.

6.2 Naar zijn eigen stellingen belemmert zijn medische conditie verweerder in het uitoefenen van zijn beroep. Dat geeft de raad aanleiding tot zorg over de verdere praktijkvoering door klager. Mede in dit licht heeft de deken de raad in overweging gegeven om de maatregel van schrapping op te leggen. In het licht van de omstandigheid dat het volgens verweerder medisch beter met hem gaat, hetgeen hij onderstreept met zijn verschijning ter zitting, acht de raad de maatregel van schrapping op dit moment te vergaand. De raad is van oordeel dat, alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemend, de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes maanden passend en aangewezen is. Daarbij geeft de raad de deken in overweging of de weg van artikel 60c Advocatenwet aangewezen is, te weten een onderzoek naar de toestand waarin de praktijk van verweerder zich bevindt.

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- verklaart het dekenbezwaar gegrond;

- legt de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes maanden;

- verklaart dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, R. Lonterman, M. Pannevis, A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. R.L.M.M. Tan als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 september 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 18 september 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl