Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2705

Zaaknummer

12-097H

Inhoudsindicatie

voorzittersbeslissing

Uitspraak

Beslissing van 24 april 2012

in de zaak  12-097H  

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager ,

tegen:

de heer mr.

verweerder.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

 De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem van 28 maart 2012, met kenmerk 478, door de raad ontvangen op 30 maart 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

2. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op voornoemde stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Klager heeft bij verweerder, de Amsterdamse deken, tegen enkele advocaten klachten ingediend op grond van artikel 46 Advocatenwet .

2. 2 Naar aanleiding van de ontvangst van een e-mail van klager in een van die klachtprocedures heeft de secretaresse van verweerder klager op 25 maart 2010 gemaild dat e-mails niet in behandeling kunnen worden genomen en hem verzocht zijn vraag per post te sturen en ook verdere correspondentie per post of fax te doen. Daarbij is ook verwezen naar een pagina op de website van de Amsterdamse Orde van Advocaten. Daarop staat vermeld:

“Een klacht over een advocaat in het arrondissement Amsterdam, kunt u schriftelijk per brief (postbus 57590, 1040 BL Amsterdam) of per fax (020-5896030) bij de Deken van de Orde van Advocaten indienen. Indien de fax meer dan drie pagina's bevat wordt u verzocht gebruik te maken van de postbus van de deken. Klachten die per e-mail worden ingediend, worden niet in behandeling genomen. Ook kan tijdens de klachtprocedure niet per e-mail worden gecorrespondeerd.”

2.3 Op 21 september 2011 is van de zijde van verweerder nogmaals een mailbericht en op 7 december 2011 een brief van dezelfde strekking aan klager gezonden, beide keren naar aanleiding van nieuwe mailberichten van klager in klachtzaken.

2.4 Toen klager doorging met het zenden van mailberichten heeft het bureau van de deken op 5 januari 2012 mailadressen van klager opgenomen in het spamfilter van het bureau.

2.5 In het kader van het dekenonderzoek naar de door klager tegen mr. B ingediende klacht (deken nr. 1112-138, Raad van Discipline Amsterdam nr. 12-094A) heeft klager verweerder op 9 november 2011 verzocht het onderzoek tot nader order aan te houden, waarop verweerder heeft bericht daartegen geen bezwaar te hebben. Nadat mr. B had bericht daartegen wel bezwaar te hebben, heeft verweerder partijen geschreven het onderzoek te zullen hervatten.

2.6 Op 3 januari 2012 heeft klager bij verweerder ook een klacht ingediend tegen mr. M (deken nr. 1112-360, Raad van Discipline Amsterdam nr. 12-093A), die de behandeling van de huurzaak waar ook voornoemde klacht 1112-138 betrekking op had, van zijn kantoorgenoot mr. B had overgenomen.

2.7 Bij faxbrief aan verweerder van 6 januari 2012 heeft klager zich ten slotte beklaagd over verweerder in zijn hoedanigheid van deken, die deze brief op 9 januari 2012 heeft doorgestuurd aan de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam. De voorzitter van de raad heeft de klacht op grond van artikel 46c, vierde lid, van de Advocatenwet bij beschikking van 16 januari 2012 voor onderzoek en behandeling verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem.

3. KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) klagers mailadres zonder aankondiging heeft geblokkeerd;

b) het eerder aan klager verleende uitstel van drie maanden weer heeft ingetrokken;

c) weigert de klacht tegen mr. M inhoudelijk te behandelen.

4. BEOORDELING

4.1 Verweerder was ten tijde van het hem verweten handelen deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling  van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van de functie van deken op de punten die in dit geding aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

4.2 Artikel 46c lid 2 Advocatenwet bepaalt dat de deken een onderzoek instelt naar elke bij hem ingediende klacht. Hoe dit onderzoek dient plaats te vinden is niet nader geregeld, hetgeen betekent dat de deken een grote vrijheid toekomt in de inrichting van dat onderzoek en bij het bepalen van de reikwijdte ervan (Hof van Discipline 10 januari 2011, nr. 5637).

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel a) overweegt de voorzitter als volgt. Het is, mede gezien de vrijheid die een deken heeft ten aanzien van de wijze waarop hij het onderzoek inricht, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder zonder nadere aankondiging mailadressen van klager heeft geblokkeerd toen klager ondanks diverse (hierboven onder 2.2 en 2.3 vermelde) waarschuwingen doorging met het zenden van mails naar het bureau van de deken. Er restten klager nog voldoende andere mogelijkheden om met het dekenaat te communiceren, op welke mogelijkheden klager ook herhaaldelijk is gewezen en van welke mogelijkheden hij ook gebruik heeft gemaakt.

4.4  Hoewel klachtonderdeel b) niet duidelijk is toegelicht, gaat de voorzitter ervan uit dat het doelt op het intrekken van het eerder verleende uitstel zoals hierboven beschreven onder 2.5. Het al dan niet verlenen van uitstel evenals het, naar aanleiding van bezwaar van een der partijen, weer intrekken daarvan, behoort tot de bovengenoemde beleidsvrijheid van de deken. De beslissing om het uitstel weer in te trekken was niet kennelijk onredelijk of bezwarend en is door verweerder bovendien duidelijk uitgelegd. Van klachtwaardig handelen is dan ook geen sprake.

4.5 Klachtonderdeel c) vindt geen steun in de feiten. Het is de voorzitter ambtshalve bekend uit het dossier met betrekking tot de klacht van klager tegen mr. M, dat op 23 maart jl. bij de raad van discipline is binnengekomen (12-093A), dat verweerder aan mr. M gelegenheid heeft gegeven om te reageren op de klacht en op de latere uitbreiding daarvan. Mr. M heeft van die gelegenheid ook gebruik gemaakt en wel bij brieven van 9 januari resp. 7 maart 2012. Alleen al daarom kan niet worden gezegd dat verweerder heeft geweigerd de klacht tegen mr. M inhoudelijk te behandelen en dient het klachtonderdeel kennelijk ongegrond te worden verklaard.

Terzijde merkt de voorzitter nog op, dat verweerder kennelijk heeft geoordeeld dat de klacht aldus voldoende was onderzocht. Dit oordeel valt binnen eerder genoemde beleidsvrijheid van een deken. Gezien de inhoud van de klachten tegen mr. M en van het verweer is dit oordeel niet kennelijk onbegrijpelijk.

4.6 Het vertrouwen in de advocatuur is derhalve door verweerder niet geschaad, zodat, gemeten naar bovengenoemde maatstaf, voor een tuchtrechtelijk verwijt geen plaats is.

4.7 Uit het voorgaande volgt dat de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

5. BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier, op 24 april 2012.   

 

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 april 2012  per aangetekende post verzonden aan:

- klager  

En per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.