Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3201

Zaaknummer

11-135

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht tegen eigen advocaat. Beleidsvrijheid. Het feit dat klager in het verleden zaken deed met een advocaat die, naar hij stelt, zijn stukken overnam zonder daar wijzigingen in aan te brengen, maakt niet dat klager van verweerder hetzelfde mocht verwachten. Het past binnen de verantwoordelijkheid van een advocaat om aanpassingen in de stukken aan te brengen, waartoe verweerder zich tevoren bovendien het recht had voorbehouden.

Uitspraak

Beslissing van 14 mei 2012

in de zaak 11-135

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 24 november 2011 op de klacht van:

de heer [  ]

klager

tegen:

mr. X

advocaat te L.

verweerder sub 1

en

het advocatenkantoor

verweerder sub 2

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 25 oktober 2011 met kenmerk RvT 1011-8898 HT/SD, door de raad ontvangen op 26 oktober 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 24 november 2011 heeft de voorzitter van de raad de klacht ten aanzien van verweerder sub 2 kennelijk ongegrond verklaard en de klacht gericht tegen verweerder sub 1 op onderdeel e kennelijk niet ontvankelijk en ten aanzien van de overige onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 28 november 2011 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 8 december 2011 door de raad ontvangen op 8 december 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 april 2012 in aanwezigheid van klager en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klager ingediend per faxbrief d.d. 8 december 2012;

- de brief van de griffier mr. H.A.M. Ritsma-Hartman van 12 december 2011;

- de e-mail van klager d.d. 12 december 2011 (verzonden om 13:50 uur);

- de e-mail van klager d.d. 12 december 2011 (verzonden om 22:50 uur) en de daarbij behorende bijlage.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager is verwikkeld in een erfrechtelijk geschil. Dat betrof de verdeling van de nalatenschap van zijn ouders. In die zaak is klager gedagvaard door één van klagers mede-erfgenamen die op basis van een toevoeging procedeerde. Verweerder sub 1, aan klager aanbevolen door zijn rechtsbijstandsverzekeraar (die de kwestie voor hem niet dekte), is door klager in de arm genomen. Afgesproken werd dat klager zelf de conclusies zou maken en dat verweerder sub 1, in de woorden van klager, ‘deze als productie zou overleggen’. Verweerder sub 1 zou dan wel het recht hebben om passages waarmee verweerder sub 1 het niet eens was, daaruit te verwijderen. Het was de bedoeling dat de kosten van de inschakeling van verweerder sub 1 zoveel mogelijk zouden worden beperkt. De opdrachtbevestiging vermeldt daaromtrent het volgende:

‘Wij hebben besproken dat u zich zelf in staat acht om het verweer op te stellen. Indien u daarin gelijk heeft dan zullen mijn werkzaamheden zich kunnen beperken tot het lezen en eventueel redigeren c.q. aanpassen van hetgeen u heeft geschreven.

Omdat de processtukken onder mijn verantwoordelijkheid zullen worden ingediend zal ik geen stukken of passages waarmee ik het beslist niet eens ben laten staan. In voorkomend geval zullen wij daarover overleg voeren en eventueel aanpassingen moeten maken.’

2.2 Op 17 april 2010 ontving verweerder van klager conceptstukken voor de conclusie van antwoord die enkele dagen daarna moest worden ingediend bij de rechtbank. Op 19 april 2010 bracht verweerder sub 1 klager op de hoogte van de wijzigingen die hij daarin aan wenste te brengen. In dit e-mailbericht heeft verweerder sub 1 onder de aandacht van klager gebracht dat de conclusie

‘thans uit drie (onder)delen bestond:

1. Conclusie voor alle weren dat u (de heer Verdonk) alle erfgenamen in het geding wilt betrekken;

2. Conclusie van antwoord tegen vordering van uw zus.

3. Conclusie van eis in reconventie tegen uw zus.’

2.3 Op 20 april 2010 reageerde klager daar weer op met een aantal correcties, wijzigingen, een vernummering en met vragen. Op 21 april 2010 is de conclusie ingediend bij de Rechtbank.

2.4 Op 10 juni 2010 volgde een incidenteel vonnis: het werd klager vergund om de andere mede-erfgenamen in het geding te betrekken. Verweerder sub 1 heeft klager daarvan op de hoogte gebracht en hem verzocht de adressen van deze mede-erfgenamen waarover verweerder sub 1 beschikte te controleren op juistheid. Op 21 juni 2010 heeft klager verweerder per e-mail laten weten dat de adressen klopten.

Klager heeft een gedeelte van de declaraties niet betaald. Hij heeft bezwaren tegen de hoogte van de declaraties. Ter zitting heeft hij verklaard dat die bezwaren geen onderwerp van dit tuchtrechtelijke geschil zijn. Indien verweerders volledige betaling van hun nota’s wensen, zullen die bezwaren aan de orde kunnen komen in een civiele procedure, aldus klager.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 Klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) Verweerder sub 1 zich niet aan de afspraak heeft gehouden dat klager zelf de conclusies zou opstellen en dat deze als productie bij de in te dienen processtukken zouden worden gevoegd. Verweerder sub 1 heeft de door klager geredigeerde conclusie van antwoord zonder instemming van klager ingrijpend gewijzigd o.a. door de persoonsvorm te veranderen en niet alleen tot afwijzing van de vordering te concluderen maar ook een incidentele vordering in te stellen om de overige erfgenamen in de procedure te betrekken;

b) Verweerder sub 1 heeft klager onvoldoende geïnformeerd over de voortgang van de procedure;

c) Verweerder sub 1 heeft klager geen afschriften verzonden van de definitief ingediende stukken;

d) Verweerder sub 1 heeft in strijd met zijn toezeggingen geen contact opgenomen met klager;

e) De kosten die verweerder sub 1 aan klager in rekening heeft gebracht staan niet in verhouding tot de overeengekomen werkzaamheden;

f) Verweerder sub 1 heeft niet gereageerd op de klacht van klager omtrent de toegezonden declaraties;

g) De door verweerder sub 1 aan klager verzonden opdrachtbevestiging stemt niet overeen met de gemaakte financiële afspraken;

h) Verweerder sub 1 is zijn verplichtingen jegens klager niet nagekomen.

3.2 Verzet

In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Klager betoogt nogmaals dat zijn bezwaren tegen de declaraties in direct verband staan met de gedragingen van verweerder. Naar zijn oordeel zijn de bezwaren tegen de declaraties gegrond, wanneer ook de bezwaren tegen de gedragingen van verweerder gegrond zijn. Klager is van mening dat verweerder sub 2 als werkgever verantwoordelijk en aansprakelijk is voor gedragingen van zijn werknemers en aangerichte schade aan derden.

4 BEOORDELING

4.1 Nu klager heeft verklaard dat zijn bezwaren tegen de hoogte van de declaraties in deze tuchtrechtprocedure (klachtonderdeel e) niet (langer) onderwerp van geschil zijn, behoeft slechts beoordeling of het verzet gegrond is ten aanzien van de overige klachtonderdelen, te weten de onderdelen a, b, c, d, f, g en h.

4.2 De beoordeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen a tot en met d en g en h dan die van de voorzitter. Hetgeen klager tegen de beslissing van de voorzitter heeft aangevoerd, heeft de raad niet tot een ander oordeel gebracht. De raad verenigt zich met de beoordeling door de voorzitter en maakt die tot de zijne. Het feit dat klager in het verleden zaken deed met een advocaat die, naar hij stelt, zijn stukken overnam zonder daar wijzigingen in aan te brengen, maakt niet dat klager van verweerder hetzelfde mocht verwachten. Het past binnen de verantwoordelijkheid van een advocaat om aanpassingen in de stukken aan te brengen, waartoe verweerder sub 1. zich tevoren bovendien het recht had voorbehouden.

4.3 Met de voorzitter is de raad van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is voor zover klager zich met zijn klachten richt tegen verweerder sub 2. Het is de raad niet gebleken dat andere advocaten dan verweerder sub 1 bemoeienis met de zaak hebben gehad.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, I.P.A. van Heijst, H.J.P. Robers en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 mei 2012

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.