Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-10-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3405
Zaaknummer
12-146A + 12-147A
Inhoudsindicatie
Gegronde klacht tegen eigen advocaat. Gegrond dekenbezwaar. Urenspecificatie niet tijdig verstrekt; eerst na bemoeienis deken. Niet-nakomen toezegging van uitsluitend door verweerder te verlenen rechtsbijstand. Slechte bereikbaarheid. Onvoldoende kwaliteit van dienstverlening. Weigering terugbetaling restant voorschot. Niet-inhoudelijk en traag reageren op vragen en verzoeken van deken. Ontvangst van EUR 60.000 in contanten is in strijd met Bruyninckx-richtlijnen. Samenhang met 12-148A, 12-200A/201A, 12-202A/203A, 12-206A en 12-212A/213A. Schrapping.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 30 oktober 2012
in de zaak 12-146A
naar aanleiding van de klacht van
de heer
p/a de heer mr.
en in de zaak 12-147A
naar aanleiding van het bezwaar van:
de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
tegen:
mr.
advocaat te
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 14 mei 2012 met kenmerk 1011-571, door de raad ontvangen op 15 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht en het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 september 2012 in aanwezigheid van klager, diens raadsman mr. Doornbos, de deken en mrs. H.J.Th. Biemond en S. Burmeister, leden van de Raad van Toezicht Amsterdam. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de onder 1.1 genoemde brief van de deken en van de in de daaraan gehechte inventarislijst vermelde stukken;
- de brief van de deken aan de raad van 10 september 2012 (door de raad ontvangen op 11 september 2012) met bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft van september 2008 tot en met juli 2009 rechtsbijstand verleend aan klager in het kader van een strafzaak. De rechtbank heeft bij vonnis van 16 februari 2009 klager veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf. Verweerder heeft van dit vonnis appel ingesteld. Verweerder is in de appelprocedure naar één zitting geweest en vervolgens heeft klager zich tot een andere advocaat gewend. In appel is klager opnieuw veroordeeld met oplegging van een lagere straf. De cassatieprocedure loopt nog.
2.3 Klager heeft verweerder in september 2010 geschreven met klachten over de wijze waarop verweerder bijstand had verleend. Voorts heeft hij toen om een rekening verzocht met specificatie. Op 30 januari 2011 heeft klager verweerder (wederom) schriftelijk verzocht om een urenspecificatie.
2.4 Bij brief (met bijlage) van 17 maart 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder. Bij brief van 12 september 2011 heeft verweerder klager een urenspecificatie toegezonden, alsmede een afschrift daarvan aan de deken. Op 6 december 2011 heeft verweerder de deken twee documenten gezonden, genaamd "kwitantie intern", gedateerd 18 september 2008. Daaruit blijkt de ontvangst per kas van EUR 15.000 in het dossier "[naam klager]/OM" en van EUR 10.500 inzake "[naam klager]/Advies".
2.5 Klager heeft verklaringen van de heer en mevrouw P overgelegd, die beiden verklaren ten behoeve van de zaak van klager in totaal EUR 60.000, in drie contante betalingen, aan verweerder te hebben overhandigd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij eerst na lang aandringen door klager en na bemoeienis door de deken een urenspecificatie aan klager heeft verstrekt;
b) hij zijn toezegging om klager persoonlijk bij te zullen staan in diens strafzaak niet is nagekomen, doordat hij zich tijdens een aantal belangrijke gebeurtenissen heeft laten vervangen door een kantoorgenoot;
c) hij slecht bereikbaar is geweest voor klager;
d) de kwaliteit van zijn dienstverlening aan klager onder de maat is geweest;
e) hij een deel van het door klager aan hem betaalde voorschot niet wil terugbetalen;
f) hij blijkens zijn urenspecificatie drie uur heeft geschreven voor bezoeken aan klager op 14 mei 2009 en 1 juli 2009 (alsmede vier uur reistijd in verband met deze bezoeken) terwijl uit opgave van de Dienst Justitiële Inrichtingen van 2 januari 2012 blijkt dat klager op beide data geen bezoek heeft ontvangen (zij het wel een bezoek van een kantoorgenoot van verweerder op 2 juli 2009);
4 BEZWAAR
4.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij het vertrouwen in de beroepsuitoefening van de advocatuur heeft geschaad door niet-inhoudelijk en traag te reageren op verzoeken van de deken om informatie, waardoor hij het tuchtrechtelijk onderzoek frustreert;
b) hij in strijd met de Bruyninckx-richtlijnen heeft gehandeld door contante gelden aan te nemen, in ieder geval voor het door verweerder erkende honorarium van EUR 25.500, ondanks dat van bijzondere omstandigheden die deze contante betalingen rechtvaardigen niet gebleken is.
5 VERWEER
5.1 Verweerder betwist dat hij zijn toezeggingen jegens klager om hem persoonlijk bij te staan niet is nagekomen. Mogelijk hebben kantoorgenoten hem vervangen tijdens raadkamerzittingen, maar op zittingen die ertoe deden heeft verweerder klager zelf bijgestaan. Ook ontkent verweerder slecht bereikbaar te zijn geweest voor klager; wanneer hij niet zelf beschikbaar is geweest, zal een kantoorgenoot hem te woord hebben gestaan. Ten slotte betwist verweerder dat zijn dienstverlening onder de maat zou zijn geweest.
5.2 Bij brief van 12 september 2011 heeft verweerder een urenspecificatie verzonden, die uitkomt op een vergoeding van EUR 40.153,50 inclusief BTW. Verweerder erkent EUR 25.500 (in twee contante betalingen) te hebben ontvangen en voor deze betalingen kwitanties te hebben opgemaakt. Verweerder stelt een vaste prijsafspraak te hebben gemaakt met klager, op grond waarvan hij geen aanspraak maakt op het verschil tussen het ontvangen bedrag en het honorarium op basis van de urenspecificatie.
5.3 Verweerder heeft niet gereageerd op de verklaringen van de heer en mevrouw P.
6 BEOORDELING
6.1 De klacht betreft het handelen van de eigen advocaat van klager.
Ad klachtonderdeel a)
6.2 Bij de beoordeling van klachtonderdeel a) slaat de raad acht op de volgende gedragsregels.
6.3 Gedragsregel 23 schrijft advocaten voor om nauwgezetheid en zorgvuldigheid te betrachten in financiële aangelegenheden. Gedragsregel 25 bevat voorschriften voor het opstellen van declaraties. Gedragsregel 26 schrijft een advocaat voor om bij aanvaarding van de opdracht de financiële consequenties met de cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop hij zal declareren.
6.4 De urenspecificatie in het dossier dateert van 12 september 2011. Verweerder heeft deze urenspecificatie eerst verstrekt, nadat de deken daar bij herhaling om had verzocht in het kader van het klachtonderzoek. Voordien had klager in een in september 2010 verzonden brief en op 30 januari 2011 om een specificatie gevraagd en mede op dit punt op 17 maart 2011 een klacht ingediend.
6.5 Door pas op 12 september 2012 een urenspecificatie te verstrekken, terwijl de rechtsbijstand in juli 2009 was geëindigd en klager al sinds september 2010 om een urenspecificatie had verzocht, heeft verweerder niet voldaan aan zijn verplichtingen op grond van de gedragsregels 23, 25 en 26.
6.6 Dit klachtonderdeel is daarom gegrond.
Ad klachtonderdeel b)
6.7 In zijn tweede klachtonderdeel beklaagt klager zich over het feit dat verweerder de afspraak om klager persoonlijk bij te staan niet is nagekomen en zich tijdens belangrijke gebeurtenissen heeft laten vervangen door zijn kantoorgenoten.
6.8 Verweerder erkent klager te hebben toegezegd hem persoonlijk bij te staan. Uit de door verweerder verstrekte urenspecificatie blijkt evenwel dat naast verweerder ook kantoorgenoten van verweerder aan klager rechtsbijstand hebben verleend. Niet is gebleken dat verweerder dit vooraf met klager heeft overlegd. Verweerder heeft zich tegen de klacht slechts in algemene termen verweerd. In zoverre is de klacht gegrond. Immers, gelet op de afspraak dat verweerder klager persoonlijk zou bijstaan en gezien de hoogte van het vooraf overeengekomen totaalbedrag aan honorarium, was bij klager de verwachting gerechtvaardigd dat verweerder hem zelf zou bijstaan. Die afspraak is verweerder niet volledig nagekomen.
6.9 Dat verweerder zich ook tijdens belangrijke gebeurtenissen, waaronder de raad de strafzittingen verstaat, heeft laten vervangen door een kantoorgenoot is de raad niet, althans onvoldoende gebleken. Immers uit de eigen klachtbrief van klager en uit de urenspecificatie blijkt dat verweerder de zittingen heeft bijgewoond. Dat klager niet tevreden was over verweerders optreden ter zitting kan daaraan bij de beoordeling van dit klachtonderdeel niet afdoen. De klacht is dan ook in zoverre ongegrond.
6.10 Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond voor zover het ziet op het niet volledig nakomen van de afspraak klager persoonlijk bij te staan en ongegrond voor zover het ziet op het zich laten vervangen tijdens belangrijke gebeurtenissen.
Ad klachtonderdeel c)
6.11 Tegenover klagers verwijten dat verweerder slecht bereikbaar was voor hem, stelt verweerder dat hij wel degelijk bereikbaar is geweest en, bij onvermijdbare afwezigheid, kantoorgenoten als achtervang had.
6.12 Ook op dit onderdeel van de klacht heeft verweerder zich slechts tijdens het klachtonderzoek in algemene termen verweerd, met de enkele aanname dat een kantoorgenoot klager te woord zal hebben gestaan. Klager heeft zijn verwijt ter zitting, bij monde van zijn raadsman, herhaald. Ook dit heeft verweerder, vanwege zijn afwezigheid bij de zitting, niet kunnen weerspreken. De raad zal daarom ook dit verweer, als onvoldoende onderbouwd en geconcretiseerd, passeren.
6.13 Dit klachtonderdeel is mitsdien gegrond.
Ad klachtonderdeel d)
6.14 Bij de beoordeling van klachten over de kwaliteit van de dienstverlening staat voorop dat een advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.
6.15 De raad neemt bij zijn beoordeling in aanmerking dat verweerder, volgens klager, relevante getuigen à decharge niet heeft laten horen, een beweerdelijke identificatie van klager op een foto niet heeft betwist, op zittingen alleen zijn pleitnota heeft voorgedragen en daarna weer is vertrokken en voorts heeft nagelaten aandacht te vragen voor de slechte gezondheid en ziekenhuisopnames van klager tijdens de strafzaak.
6.16 Verweerder heeft deze (en andere) verwijten van klager tijdens het klachtonderzoek door de deken of ter zitting niet weersproken. Gelet op de gemotiveerde stellingen van klager gaat de raad uit van de juistheid van deze verwijten.
6.17 De raad oordeelt derhalve dat het klachtonderdeel gegrond is.
Ad klachtonderdeel e)
6.18 Voordat de raad kan oordelen over het verwijt dat verweerder weigert een deel van het betaalde voorschot terug te betalen aan klager, dient de raad vast te stellen welk bedrag aan verweerder is betaald ten behoeve van de rechtsbijstand van klager.
6.19 Klager heeft aangevoerd dat kennissen van hem, de heer en mevrouw P., verweerder in drie tranches EUR 60.000 hebben betaald. Daartoe heeft klager verklaringen van de heer en mevrouw P. overgelegd. De in deze verklaringen genoemde data, waarop de heer en mevrouw P. volgens hun verklaringen verweerder hebben bezocht ter overhandiging van de gelden (17 en 23 september 2008 en 10 oktober 2008), stroken met de blijkens de urenspecificaties door verweerder geschreven tijd voor "bespreking vriend". Daarbij neemt de raad verder in aanmerking dat de deken verweerder uitdrukkelijk om een reactie heeft gevraagd op deze verklaringen en deze niet is gekomen.
6.20 Klager heeft in zijn brief van 30 januari 2011 verweerder geschreven: "voor mijn defensie heb ik u 60.000 euro's betaald". De raad heeft niet geconstateerd dat verweerder dit heeft betwist of hier een inhoudelijke reactie op gegeven heeft.
6.21 Verweerder erkent slechts een bedrag van EUR 25.500 contant ontvangen te hebben.
6.22 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat genoegzaam is aangetoond dat door, althans namens klager EUR 60.000 is betaald aan verweerder.
6.23 Naar het oordeel van de raad is aldus ook komen vast te staan dat verweerder een hoger bedrag aan voorschot heeft ontvangen dan hij zelf in zijn eigen boekhouding heeft verwerkt. Ook op grond van zijn urenspecificatie - waarvan de raad overigens de juistheid in het midden laat - zou verweerder gerechtigd zijn tot een substantieel lager bedrag aan honorarium, dan hij aan voorschot heeft ontvangen. Ten onrechte heeft hij het verschil tussen dit gestelde honorarium en het voorschot niet terugbetaald.
6.24 Ook dit klachtonderdeel is gegrond.
Ad klachtonderdeel f)
6.25 Met klachtonderdeel f) verwijt klager verweerder ten onrechte tijd te hebben geschreven voor bezoeken en reistijd op 14 mei en 1 juli 2009. Daartoe heeft hij een verklaring van de Dienst Justitiële Inrichtingen overgelegd, inhoudende dat klager op 14 mei, 8 juni en 1 juli 2009 geen bezoek heeft ontvangen.
6.26 Zonder een passende verklaring van verweerder daarvoor, die ontbreekt, houdt de raad het ervoor dat de bezoeken niet aan klager zijn afgelegd en derhalve niet in rekening gebracht hadden mogen worden. Hetzelfde geldt voor de reistijd verband houdend met de bezoeken. Het betaamt een advocaat niet om werkzaamheden op te voeren die niet zijn verricht.
6.27 Het klachtonderdeel is derhalve gegrond.
Ad onderdeel a) van het dekenbezwaar
6.28 Naar aanleiding van het dekenbezwaar over het niet inhoudelijk en traag verlenen van medewerking aan het klachtonderzoek door de deken, constateert de raad het volgende. Naar aanleiding van het verzoek van de deken van 15 juni 2011 om een reactie op de klacht, heeft verweerder in eerste instantie zijn secretaresse uitstelverzoeken laten zenden en op 8 augustus 2011 summier en slechts in algemene termen gereageerd. Na een rappel van de deken van 10 augustus 2011 over het verzoek om te reageren op het verwijt omtrent het ontbreken van een urenspecificatie, heeft verweerder de deken eerst op 12 september 2011 een urenspecificatie gezonden.
6.29 Op nadere vragen van de deken van 30 september 2011 over de wijze van ontvangst van de betalingen van klager, heeft verweerder, na een afhoudbrief van 21 oktober 2011 en een uitstelbrief van 8 november 2011, in zijn brief van 11 november 2011 nog steeds niet inhoudelijk gereageerd. Na een rappel van de deken op 21 november 2011 heeft verweerder op 6 december 2011 twee “kwitanties intern”, gedateerd 18 september 2008 toegezonden voor een totaalbedrag van EUR 25.500.
6.30 Op 9 december 2011 heeft de deken verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op de (vertaalde) verklaring van de heer P., die stelt EUR 60.000 in contanten aan verweerder overhandigd te hebben voor de rechtsbijstand van klager. Na een uitstelverzoek van 30 december 2011 heeft verweerder de deken op 20 januari 2012 bericht zich niet te zullen verweren. Hij gaf daarbij als reden dat de deken al had aangekondigd de klacht in te sturen naar de raad. Op 26 januari 2012 heeft de deken nog expliciet om een reactie van verweerder gevraagd op de belastende verklaringen van de heer en mevrouw P. Ondanks de aankondiging van de deken een dekenbezwaar in te dienen wegens strijd met gedragsregel 37, heeft verweerder geen reactie meer gegeven.
6.31 Gedragsregel 37 schrijft elke advocaat voor om bij (bijvoorbeeld) een tuchtrechtelijk onderzoek de deken aanstonds alle gevraagde inlichtingen te verstrekken. De deken kan de hem in de Advocatenwet opgedragen taak immers niet naar behoren vervullen indien advocaten hun verplichtingen verzaken om de deken op diens verzoek steeds juist en volledig te informeren.
6.32 Door het niet inhoudelijk reageren, door het stelselmatig vragen van uitstel voor elk antwoord op vragen van de deken, door het eerst op 12 september 2011 toezenden van de expliciet gevraagde urenspecificatie en het eerst op 6 december 2011 (bijna zes maanden na het eerste verzoek van de deken om een reactie op de klacht) toezenden van de eveneens expliciet gevraagde kwitanties, handelt verweerder in strijd met dit voorschrift. Het nalaten van verweerder is tuchtrechtelijk laakbaar en dit onderdeel van het bezwaar is derhalve gegrond.
Ad onderdeel b) van het dekenbezwaar
6.33 Op grond van de verklaringen van de heer en mevrouw P en gelet op het feit dat verweerder deze verklaringen en de mededelingen van klager aan verweerder over de betaling van EUR 60.000 niet weersproken heeft, oordeelt de raad dat genoegzaam is komen vast te staan dat verweerder in drie tranches (van EUR 30.000, 20.000 en 10.000) in totaal EUR 60.000 in contanten heeft ontvangen voor de rechtsbijstand aan klager.
6.34 De raad oordeelt dat het in ontvangst nemen van EUR 60.000 in contanten in strijd is met de, ten tijde van de ontvangst (in drie tranches) geldende, Bruyninckx-richtlijnen.
6.35 Daartoe stelt de raad stelt het volgende voorop, onder verwijzing naar zijn uitspraak van vandaag in de zaak 12-206A. Artikel 6 van de Bruyninckx-richtlijnen, die in 1995 zijn vastgesteld door het College van Afgevaardigden en die tot 1 juli 2009 golden, bepaalde dat de advocaat in het kader van zijn praktijkuitoefening geen betalingen per kas mocht verrichten of aanvaarden van bedragen hoger dan EUR 11.345 en dat de betaling van zijn honorarium geheel giraal diende te geschieden. In de toelichting op die richtlijnen wordt vermeld dat deze richtlijnen de betrokkenheid van de advocaat bij geld dat is verkregen uit criminele activiteiten of dat voor illegale doeleinden is gebruikt beogen te voorkomen. Zij beogen met name ook een bewustwording binnen de beroepsgroep tot stand te brengen die strekt ter bescherming van de integriteit van de advocatuur. Volgens de toelichting dienen de Bruyninckx-richtlijnen te worden gezien als een nadere uitwerking van de norm van artikel 46 Advocatenwet. De richtlijnen zijn er vooral op gericht aan te geven welke plichten de advocaat heeft bij de aanvaarding van de hem door zijn cliënt gegeven opdracht, met name tot welke mate van onderzoek hij is gehouden, de vertrouwensrelatie advocaat/cliënt daarbij in aanmerking genomen. In de toelichting op artikel 6 staat specifiek vermeld dat van het uitgangspunt dat geldbewegingen giraal plaatsvinden, in bepaalde gevallen afgeweken zou kunnen worden (bijvoorbeeld wanneer sprake is van een onaanvaardbaar hoog incassorisico, wanneer een aangeboden betaling niet wordt aanvaard) onder de voorwaarde dat de advocaat het ontvangen bedrag onverwijld zelf bij de bank stort onder behoorlijke vermelding van de herkomst ervan.
6.36 Onder verwijzing naar twee maal een "kwitantie intern", heeft verweerder tijdens het klachtonderzoek in elk geval erkend dat hij EUR 25.500 contant heeft ontvangen. Deze kwitanties maken melding van twee dossiers, die verweerder voor klager in behandeling had. Ter zitting is gebleken dat er slechts sprake was van één strafzaak. De raad constateert daarom dat het dossier inzake "[naam klager]/Advies", in welk dossier verweerder EUR 10.500 contant heeft ontvangen, niet bestaat. Het ten onrechte op twee dossiers boeken van contante betalingen, mogelijk om strijd met de Bruyninckx-richtlijnen te verhullen, acht de raad evenzeer klachtwaardig.
6.37 De raad verklaart daarom ook onderdeel b) van het bezwaar gegrond.
7 MAATREGEL
7.1 Uit het voorgaande volgt dat de klacht en het dekenbezwaar nagenoeg geheel gegrond zijn. Dat, gevoegd bij de ernst van de klacht en het bezwaar, rechtvaardigt op zich zelf een zware maatregel.
7.2 De onderhavige klacht en het dekenbezwaar staan niet op zich zelf. Er zijn immers ook klachten van andere individuele klagers, veelal vergezeld van een dekenbezwaar, welke klachten in de vandaag genomen beslissingen ook allemaal, nagenoeg geheel, gegrond zijn verklaard. De klachten zijn bekend onder de nummers 12-148A, 12-200A, 12-201A, 12-202A, 12-203A, 12-212A en 12-213A. Ook het dekenbezwaar onder nummer 12-206A is vandaag gegrond verklaard, waarbij de raad heeft vastgesteld dat verweerder herhaaldelijk de regels heeft overtreden die voor alle advocaten gelden met betrekking tot:
- het aannemen van contante betalingen
- het op peil houden van de vakbekwaamheid
- het vaststellen van jaarstukken
- het meewerken aan het wettelijk toezicht door de deken.
7.3 Daarnaast is verweerder eerder tuchtrechtelijk veroordeeld wegens het niet bijwonen van zittingen, het niet voeren van voldoende overleg met zijn cliënt, het niet verstrekken van zowel afrekeningen met betrekking tot betaalde voorschotten als gespecificeerde declaraties (zie Hof van Discipline, 26 januari 2008, nr. 4868) en voor – onder meer - slechte communicatie met zijn cliënt (zie raad van discipline Amsterdam, 11 oktober 2011, LJN YA2047).
7.4 Het beeld dat uit al deze klachten en bezwaren oprijst, laat zien dat de gedragingen van verweerder geen incidenten betreffen maar passen in een patroon van volstrekt onvoldoende besef van verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden en met betrekking tot de belangen van cliënten. Zo laat verweerder in het merendeel van de gevallen zijn honorarium contant voldoen, laat hij na facturen te verzenden, specificeert hij niet of niet tijdig zijn werkzaamheden, zijn er onverklaarbare verschillen tussen zijn administratie en afgegeven kwitanties, laat verweerder zich veelvuldig, zonder dat met de cliënt te hebben besproken, vervangen door kantoorgenoten op voor zijn cliënten belangrijke zittingen en betaalt hij ten onrechte ontvangen voorschotten niet terug. Ook heeft hij niet of nauwelijks meegewerkt aan het dekenonderzoek.
7.5 Dat patroon schept tevens een beeld van een advocaat die zich niet bewust is van de verplichtingen die passen bij één van de kernwaarden van de advocatuur, te weten integriteit, welke kernwaarde ook de financiële integriteit omvat. Door stelselmatig zonder dat daartoe een noodzaak is gebleken contante betalingen aan te nemen voor zijn honorarium en, in geval het contante bedragen betroffen van meer dan EUR 11.345 dan wel EUR 15.000, geen overleg met de deken te voeren heeft verweerder de Bruyninckx-richtlijnen en de Vafi overtreden. Daardoor heeft hij die kernwaarde wezenlijk veronachtzaamd en daarmee het aanzien van de advocatuur aangetast. Hij heeft kennelijk, door zich ter zake aan het toezicht van de deken te onttrekken, zijn eigen belangen laten prevaleren boven die van het aanzien van de beroepsgroep.
7.6 Het verweer van verweerder, voor zover aan de raad bekend door de terughoudende opstelling van verweerder en het niet verschijnen ter zitting, versterkt alleen maar deze conclusie. Verweerder weigert immers algehele en prompte verantwoording af te leggen voor door hem ontvangen contante betalingen dan wel adequaat te reageren op door cliënten (en de deken) gestelde vragen over specificaties van verrichtingen. Daarmee geeft verweerder te kennen de bezwaren van de deken en de klachten van klagers niet of amper serieus te nemen en miskent hij de verplichting om te allen tijde zijn financiële verrichtingen geheel te verantwoorden en te voldoen aan alle verzoeken om inlichtingen van de deken.
7.7 De raad constateert dat verweerder stelselmatig artikel 46 van de Advocatenwet heeft geschonden, in het bijzonder de Vafi, de Verordening op de Vakbekwaamheid en de normen omtrent de zorg voor de cliënt en wat een behoorlijk advocaat betaamt, zoals die zijn uitgewerkt in de gedragsregels. De raad rekent verweerder dit alles zwaar aan, juist omdat van een advocaat mag worden verwacht dat hij zich aan de voor hem geldende regels houdt. En juist van een advocaat mag worden verwacht dat de belangen van zijn cliënt bij hem in goede handen zijn. Zowel het een als het ander raakt de kern van het beroep van advocaat.
7.8 Verweerder heeft het vertrouwen van cliënten ernstig beschaamd en is ernstig tekort geschoten in de zorg die hij hun verschuldigd was. Daarnaast hebben zijn gedragingen het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen schade toegebracht.
7.9 Verweerder heeft geen inzicht getoond in het laakbare van zijn handelwijze. Evenmin geeft zijn gedrag aanleiding om verbetering in de toekomst te verwachten, integendeel. Het feit dat verweerder zijn plicht mee te werken aan de onderzoeken door de wettelijk toezichthouder, de deken, structureel heeft verzaakt en het feit dat hij in de onderhavige zaak en in de klachtzaken van de andere individuele klagers zonder deugdelijke reden niet op de zitting van de raad van 18 september 2012 is verschenen, rechtvaardigt de vrees dat geen verbetering zal optreden.
7.10 De gegrond verklaarde klachten en bezwaren zijn ernstig en talrijk. Verweerder heeft diverse belangrijke regels overtreden, de belangen van zijn cliënten ernstig verwaarloosd en zich aan het wettelijk toezicht onttrokken. Dit raakt de kern van het beroep van de advocaat. De misstappen van verweerder hebben schade toegebracht aan het vertrouwen in de advocatuur van het publiek en van cliënten in het bijzonder. Verweerder heeft geen inzicht getoond in zijn fouten, heeft niet van eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen geleerd en heeft niet aangetoond dat enige verbetering en wijziging in zijn opstelling is te verwachten. De raad komt dan ook tot de conclusie dat het niet verantwoord is dat verweerder nog langer als advocaat de praktijk uitoefent.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen a), c), d), e) en f) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) gegrond, zoals in overweging 6.10 bepaald;
- verklaart het dekenbezwaar in alle onderdelen gegrond;
- legt op de maatregel van schrapping van het tableau, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing.
- beveelt dat deze beslissing (en de gronden waarop zij berust) nadat de beslissing onherroepelijk is geworden met vermelding van de naam van verweerder zal worden openbaar gemaakt door:
• aanplakking ervan in de advocatenkamer van het Gerechtsgebouw te Amsterdam; en door
• plaatsing op de website tuchtrecht.nl gedurende de periode van een jaar.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, H.C.M.J. Karskens, J.M. van de Laar en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 oktober 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 30 oktober 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan tegen de ongegrondverklaring van (deels) klachtonderdeel b) hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan tegen de gegrondverklaring van klachtonderdelen a), (deels) b), c), d), e) en f) en het dekenbezwaar hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl