Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-05-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2741
Zaaknummer
H124-2011
Inhoudsindicatie
Aannemelijk dat de aanpak van de zaak en de getroffen regeling uitvoerig door verweerder met klaagster zijn besproken en haar instemming hadden. Geenszins gebleken dat een beter resultaat had kunnen en moeten worden bereikt. Niet gebleken dat verweerder bij de behandeling van klaagsters zaak kennelijk onjuist heeft opgetreden of klaagster onjuist heeft geadviseerd.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 21 mei 2012
in de zaak H124-2011
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw A
klaagster
gemachtigde: mr. B
tegen:
mr. dr. C
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 27 mei 2011 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zittingen van de raad van 19 december 2011 en 2 april 2012 in aanwezigheid van klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- De brief van de deken d.d. 27 mei 2011 en de daarbij gevoegde stukken;
- De brief van verweerder met bijlagen d.d. 22 maart 2012.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft klaagster vanaf februari 2006 tot eind 2007 bijgestaan in een echtscheidingszaak. Staande het huwelijk waren huwelijkse voorwaarden gesloten met een periodiek verrekenbeding waaraan partijen geen gevolg hadden gegeven.
2.2 Op 26 juli 2006 heeft verweerder een verweerschrift tevens zelfstandig verzoek echtscheiding en nevenvoorzieningen ingediend. Op 27 juli 2007 heeft ten kantore van de accountant een bespreking plaatsgevonden tussen klaagster, die was vergezeld van verweerder, en haar ex-echtgenoot. Bij die gelegenheid hebben partijen algehele overeenstemming bereikt over de gevolgen van de echtscheiding, behoudens de pensioenparagraaf. Aan klaagster zou op basis van de regeling toekomen een bedrag van € 1.800.000,-- te vermeerderen met een pensioenuitkering.
2.3 Vervolgens wilde klaagster terugkomen op de gemaakte afspraken, waarop verweerder haar heeft geadviseerd zich tot een andere advocaat te wenden, hetgeen klaagster heeft gedaan.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in:
Verweerder is als advocaat van klaagster opgetreden in (onderhandelingen over de vermogensrechtelijke afwikkeling van) de scheiding van haar echtgenoot. Verweerder heeft daarbij de belangen van klaagster niet zorgvuldig behandeld, hetgeen blijkt uit het volgende handelen en nalaten van verweerder.
1. Verweerder had het te druk voor de zaak van klaagster en heeft zonder overleg met haar veel overgelaten aan zijn kantoorgenoot mr. X.
2. In een gesprek met de wederpartij bleek verweerder een door klaagster opgesteld stuk met betrekking tot de financiële huishouding niet vooraf te hebben gelezen.
3. Na het opstellen van het verweerschrift heeft verweerder zijn interesse in de zaak van klaagster verloren en was hij niet meer bereikbaar.
4. Verweerder heeft nagelaten, desnoods via de rechter, voldoende gegevens te vergaren over de waarde van het bedrijf van de ex-echtgenoot en diens onroerend goed te doen taxeren, en klaagster niet uitgelegd waarom hij dat niet nodig vond.
5. Bij een bespreking in juli 2007 ten kantore van de accountant van de ex/echtgenoot is tussen klaagster en de ex-echtgenoot overeenstemming bereikt (de ex-echtgenoot zou aan klaagster € 1.8 miljoen betalen te vermeerderen met een pensioenstorting). Verweerder arriveerde op die bespreking een half uur te laat en heeft klaagster alleen gelaten met de ex-echtgenoot terwijl hij wist dat zij bang voor hem was. Toen klaagster daags erna op het resultaat van die bespreking terugkwam kreeg zij als antwoord dat ze blij mocht zijn met het bedongen bedrag.
6. Voornoemd bedrag van € 1.8 miljoen kon door de ex-echtgenoot voor een gedeelte groot € 800.000 later worden betaald; verweerder heeft klaagster er niet op gewezen dat zij hierover rente kon bedingen.
7. Voornoemd bedrag vormde, naar klaagster later van een derde begreep, een soort afkoopsom van de door de ex-echtgenoot te betalen alimentatie, niet een bedrag ter verrekening van het volgens de huwelijksvoorwaarden te verrekenen “overgespaarde inkomen” waaronder de waarde van de onderneming van de ex-echtgenoot. Dat had verweerder klaagster niet uitgelegd, vooraf noch achteraf. Hij had integendeel bij het aannemen van de zaak gezegd dat klaagster kon rekenen op de helft van een bedrag tussen de € 7 en € 12 miljoen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder is van mening dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
Ad 1
Van meet af aan was het klaagster duidelijk dat conform verweerders gebruikelijke werkwijze, die voor klaagster kostenbesparend werkt, zijn kantoorgenoot mr. X. het leeuwendeel van de werkzaamheden onder zijn leiding zou verrichten.
Ad 2
Verweerder heeft globaal en mr. X. heeft gedetailleerd van het stuk kennis genomen.
Ad 3
Verweerder betwist dat hij na het opstellen van het verweerschrift zijn interesse in de zaak van klaagster heeft verloren. Voorts wist klaagster van meet af aan van verweerders drukke praktijk waardoor hij moeilijk bereikbaar is. Juist om die reden is het de gewoonte van verweerder om met kantoorgenoten samen te werken.
Ad 4
Indien klaagster verweerder zou hebben gevraagd of het zinvol is om middels een gerechtelijke procedure afgifte van gegevens te vragen, dan zou verweerder haar zeker antwoord hebben gegeven. Dat zou verweerder ook ongevraagd hebben gedaan als daar reden voor bestond. Over de vraag of een taxatie van onroerend goed nodig is, overlegt verweerder steeds tevoren. In die gevallen waarin partijen wel bekend zijn met de waarde van onroerend goed en daarover geen twist bestaat, is taxatie immers niet nodig.
Ad 5
Op voorstel van de accountant hebben klaagster en haar ex-echtgenoot buiten zijn en verweerders aanwezigheid een bespreking met elkaar gehouden. Daaraan voorafgaand heeft verweerder met klaagster besproken of zij wel een afzonderlijke bespreking met haar ex-echtgenoot wilde. Dat was geen probleem en ook de wens van klaagster. Na afloop van het gesprek deelde ze verweerder mede dat ze blij was privé met haar ex-echtgenoot te hebben kunnen spreken. Klaagster heeft daags na de bespreking geen bezwaar aangetekend tegen de gang van zaken, noch tegen het bedongen bedrag. Dit blijkt ook uit haar brief d.d. 14 augustus 2007, met name uit de tweede alinea van die brief.
Ad 6
Er is wel degelijk gesproken over rentebetaling met betrekking tot het bedrag van € 800.000,-- dat op termijn zou worden uitgekeerd. Dit blijkt ook uit het e-mailbericht van klaagster aan verweerder d.d. 10 januari 2008.
Ad 7
Verweerder heeft geen onjuiste voorstelling van zaken gegeven. Tevens is onjuist dat verweerder tot de conclusie zou zijn gekomen dat klaagster geen recht op verrekening had. Dat blijkt ook wel uit het feit dat in het convenant ter zake verrekening is afgesproken dat klaagster een bedrag van € 1.800.000,-- zou ontvangen. Verweerder heeft talloze malen met klaagster besproken dat, als moest worden geprocedeerd, niet kon worden gegarandeerd dat de rechter tot het oordeel zou komen dat de waarde van de onderneming verrekend moest worden.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.
5.2 Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.
5.3 De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd. Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
Klachtonderdelen 1, 2 en 3
5.4 Verweerder heeft de klachten van klaagster, dat verweerder het te druk had voor haar zaak en zonder overleg veel heeft overgelaten aan zijn kantoorgenoot mr. X., dat hij in een gesprek met de wederpartij een door klaagster opgesteld stuk met betrekking tot de financiële huishouding niet vooraf bleek te hebben gelezen en dat hij, na het opstellen van het verweerschrift zijn interesse in de zaak van klaagster had verloren en niet meer bereikbaar was, gemotiveerd weersproken.
5.5 In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de feiten uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van verweerder maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat is in deze zaak niet het geval. De raad is van oordeel dat klaagster er niet in is geslaagd de feitelijke grondslag van deze klachtonderdelen aannemelijk te maken, zodat deze klachtonderdelen ongegrond moeten worden verklaard.
Klachtonderdeel 4 tot en met 7
5.6 Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 4 tot en met 7 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. De raad is op basis van de aan hem overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht van oordeel dat aannemelijk is dat de aanpak van de zaak en de inhoud en gevolgen van de getroffen regeling uitvoerig door verweerder met klaagster zijn besproken en deze klaagsters instemming hadden. Dit blijkt onder meer uit de brief d.d. 4 juli 2007 en de daarbij gevoegde conceptbrief van verweerder aan klaagster en uit het e-mailbericht d.d. 14 augustus 2007 van klaagster aan (de kantoorgenoot van) verweerder. Bovendien is de opvolgend advocaat van klaagster verder gegaan op de door verweerder ingeslagen weg. Geenszins is gebleken dat een beter resultaat had kunnen en moeten worden bereikt.
5.7 De raad is derhalve van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder bij de behandeling van klaagsters zaak kennelijk onjuist heeft opgetreden of klaagster onjuist heeft geadviseerd, noch dat klaagsters belangen zijn geschaad.
5.8 De raad komt tot de slotsom dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond moet worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 21 mei 2012 door mr. E.P. van Unen, voorzitter, en mrs. J.J.M. Goumans, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 22 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl