Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-09-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3378

Zaaknummer

M 213-2011

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Het verwijt dat verweerder zou hebben nagelaten een  vordering van klager op de derdengeldrekening van diens voorgaande advocaat te incasseren is niet terecht, nu deze advocaat afdoende heeft aangetoond dat hem toestemming was verleend zijn declaraties met het saldo van deze rekening te verrekenen. Ook verder is verweerder niet tekort geschoten in zijn zorgplicht voor klager.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 3 september 2012

in de zaak M 213 - 2011

naar aanleiding van de klacht van:

 

X

 

klager

 

tegen:

Y

verweerder

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1          Bij brief aan de raad van 7 november 2011, met kenmerk DOK 6816, door de raad ontvangen op 8 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2          De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 juli 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-          de onder 1.1 genoemde brief van de deken van 7 november 2011 met bijlagen,

-          de brief van klager van 6 november 2006 aan de raad van toezicht te ‘s-Hertogenbosch met bijlagen, door de raad ontvangen op 2 april 2012.

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1          Klager is op 7 juni 2006 in staat van faillissement verklaard. Hij werd in die periode bijgestaan door mr. D., die namens hem ook hoger beroep heeft ingesteld tegen dit vonnis.

2.2          De mondelinge behandeling van dit hoger beroep was vastgesteld op 21 augustus 2006. Op 10 augustus 2006 heeft klager verweerder verzocht hem bij te staan in dit hoger beroep, omdat mr. D. zich aan de zaak had onttrokken.

2.3          Bij brief van 14 augustus 2006 heeft verweerder het hof verzocht de mondelinge behandeling te willen aanhouden, welk verzoek werd afgewezen.

2.4          Voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft verweerder nog een aantal schuldeisers aangeschreven. Het hof heeft uiteindelijk bij arrest van 28 augustus 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

2.5          Hierna heeft verweerder nog gepoogd voor klager een buitengerechtelijke schuldsanering tot stand te brengen, totdat hem op 5 december 2006 het verzoek bereikte de zaak over te dragen aan mr. K. als opvolgend advocaat, aan welk verzoek verweerder gevolg heeft gegeven.

 

3                KLACHT

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, immers:

3.2         Verweerder heeft nagelaten voor klager een geldvordering ten laste van de derdenrekening van mr. D. te innen.

3.3         Verweerder heeft onvoldoende voortvarend en onvoldoende adequaat gehandeld terzake van het hoger beroep tegen het faillissementsvonnis.

 

4                VERWEER

4.1          Verweerder wijst allereerst op het tijdsverloop tussen zijn bijstand aan klager in 2006 en de door deze ingediende klacht in 2011, waardoor het hem is bemoeilijkt op de klacht adequaat te reageren.

4.2          Wat betreft het eerste onderdeel van de klacht wijst verweerder er op dat door hem wel degelijk actie is ondernomen, maar dat door mr. D. afdoende is aangetoond aan de hand van correspondentie en met name aan de hand van een verklaring van een familielid van klager, dat aan mr. D. toestemming was verleend het op zijn derdenrekening gestorte saldo aan te wenden voor de voldoening van zijn declaraties.

4.3          Voor het overige bestrijdt verweerder dat hij de belangen van klager onvoldoende zou hebben behartigd ter onderbouwing waarvan hij de door hem met mr. D., met schuldeisers van klager en met het hof gevoerde correspondentie heeft overgelegd.

 

5                BEOORDELING

5.1          De raad stelt vast dat verweerder klager als advocaat heeft bijgestaan in de periode van 10 augustus 2006 tot 11 december 2006. De onderhavige klacht is door klager ingediend op 13 maart 2011, derhalve 4 jaren en 3 maanden na laatstgenoemde datum, zodat de raad allereerst zal beoordelen of klager in zijn klacht ontvankelijk kan worden verklaard.

5.2          Klager heeft dit lange tijdsverloop verklaard door er op te wijzen dat door hem al enkele jaren eerder een klacht was ingediend tegen zijn voorgaande advocaat, welke echter bij de deken is blijven liggen. Na diverse externe adviezen is hij er alsnog toe overgegaan een klacht tegen verweerder in te dienen.

5.3          Verweerder wijst weliswaar op het lange tijdsverloop tussen zijn bijstand aan klager en het indienen door deze van de onderhavige klacht, maar verbindt daaraan niet expliciet de consequentie van de niet ontvankelijkheid van de klacht.

5.4          De raad zal terzake twee belangen tegen elkaar afwegen, enerzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst en anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid.

5.5          Op grond van deze afwegingen komt de raad tot het oordeel dat klager weliswaar heel lang heeft gewacht met het indienen van zijn klacht, maar dat dit niet tot niet-ontvankelijkheid leidt, met name omdat niet is gebleken dat verweerder door dit tijdsverloop is belemmerd in zijn verdediging.

5.6          Het verwijt van klager aan het adres van verweerder dat deze ten onrechte zou hebben nagelaten een geldvordering ten laste van de derdenrekening van zijn voorganger ten behoeve van klager te incasseren is niet terecht. Uit de door verweerder overgelegde en door klager niet weersproken stukken blijkt immers dat deze voorganger van verweerder toestemming had gekregen zijn declaraties te verrekenen met het op zijn derdenrekening ten behoeve van klager gestorte saldo. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

5.7          Ook het tweede deel van de klacht is ongegrond. Vast staat dat verweerder pas op of kort na 7 augustus 2006 bij de zaak is betrokken, terwijl het hoger beroep tegen het faillissementsvonnis zou worden behandeld op 21 augustus 2006. In deze korte tussenliggende periode heeft verweerder nog getracht een uitstel te bewerkstelligen, hetgeen niet is gelukt en zijn er door hem nog een aantal schuldeisers aangeschreven. Van onvoldoende bijstand, danwel inadequaat handelen kan dan ook niet gesproken worden.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht;

-       verklaart beide onderdelen van de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.M. Knaapen, voorzitter, mw. mr. J.C. van den Dries, mw. Mr. E.J.P.J.M. Kneepkens, mr. J.J.M. Goumans en mr. J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van Lanschot als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2012.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 september 2012 per aangetekende brief  verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl