Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-12-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA4160
Zaaknummer
H303-2012
Inhoudsindicatie
Het behoort tot de beleidsvrijheid van een deken nieuwe feiten en omstandigheden aan te merken als een nieuwe klacht en deze als zodanig te behandelen.
Inhoudsindicatie
Klacht: kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 14 december 2012
in de zaak M H 303 - 2012
naar aanleiding van de klacht van:
A BV
B BV
klaagsters
gemachtigde:
C
tegen:
D
verweerster
Bij beslissing van 1 augustus 2012 heeft de voorzitter van de raad van discipline de afhandeling van de klacht van klaagsters tegen verweerster verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement H.
De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H van 14 november 2012 met kenmerk K, door de raad ontvangen op 15 november 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1. KLACHT
Verweerster heeft zich in haar hoedanigheid van deken excessief
formalistisch opgesteld bij de behandeling van de klacht van klaagsters tegen mr. X en heeft daardoor mr. X de hand boven het hoofd gehouden.
2. FEITEN
2.1 Klaagsters hebben op 17 maart 2012 een klacht tegen mr X ingediend bij verweerster. De klacht luidde als volgt: “Mr. X heeft zich in strijd met de voor advocaten geldende gedragsregels op 13 februari 2012 rechtstreeks en zonder onze advocaat daarover (tijdig) te informeren tot de rechtbank te R gewend met het verzoek om toezending van processtukken uit een andere procedure.”
2.2 Naar aanleiding van de klachtbrief van klaagsters dd. 17 maart 2012 heeft verweerster bij brief 28 maart 2012 nadere informatie opgevraagd bij klaagsters. De gemachtigde van klaagsters antwoordde hierop als volgt: “Ik vermoed dat mr. (…) processtukken heeft getracht op te vragen van een andere procedure, zijnde de procedure TC. De procedure die via mr. (…) wordt gevoerd is de procedure TB. Omdat TB een verleden heeft met TC is -zo vermoed ik- inzage in de processtukken TC een voor de hand liggende reden geweest voor mr. (…).”
2.3 Vervolgens heeft verweerster de klacht doorgezonden aan mr. X met het verzoek op de klacht te reageren. Mr. X antwoordde bij brief van 27 april 2012 als volgt: “Het processtuk dat ik heb opgevraagd, gaat over een procedure waarbij ik geen partij was.
2.4 Verweerster heeft op 25 mei 2012 haar dekenstandpunt geformuleerd, waarbij zij tot de conclusie kwam dat de klacht ongegrond was.
2.5 Klaagsters hebben bij brief dd. 5 juni 2012, onder verwijzing naar en overlegging van een brief van mr. X dd. 16 februari 2012 aan de rechtbank, aan verweerster verzocht haar dekenstandpunt in de klachtzaak tegen mr. X te heroverwegen.
2.6 Verweerster heeft klaagsters bericht dat er door overlegging van de brief van 16 februari 2012 van mr. X aan de rechtbank sprake was van nieuwe feiten en omstandigheden, die naar haar mening dienden te worden ingediend in een nieuwe klacht.
2.7 Klaagster hebben op 2 juli 2012 een tweede klacht tegen mr. X ingediend. Deze klacht luidt als volgt: “ Mr. X heeft zich rechtstreeks tot de rechtbank gewend zonder de advocaat van klaagsters daarover te informeren en zonder hem in de gelegenheid te stellen daarop te reageren.”
2.8 Verweerster heeft de klacht van klaagsters dd. 17 maart 2012 op 26 juli 2012 aan de raad gezonden, met de mededeling dat door klaagsters een nieuwe klacht was ingediend, die op dat moment nog in onderzoek was.
2.9 Op 3 september 2012 heeft verweerster haar dekenstandpunt in de tweede klachtzaak van klaagsters tegen mr. X geformuleerd, waarbij zij concludeerde dat de klacht haar gegrond voorkwam. Verweerster heeft het klachtdossier en het dekenstandpunt in deze zaak bij brief dd. 3 september 2012 toegezonden, met het verzoek de stukken toe te voegen aan het reeds op 26 juli 2012 aan de raad toegezonden dossier en de zaken gelijktijdig af te doen.
3. VERWEER
3.1 Verweerster heeft in de eerste klachtprocedure van klaagsters tegen mr. X, anders dan gebruikelijk geen re- en dupliek meer gevraagd. Het antwoord van mr. X was zo kort en stemde overeen met hetgeen door klaagsters was aangegeven,dat zij geen reden had om aan te nemen dat repliek nog iets zou kunnen bijdragen aan het onderzoek. Ook achteraf gezien is verweerster van mening dat dit op basis van de gegevens waarover verweerster op dat moment beschikte een juiste beslissing was. Zij had immers ook al bij klaagsters geïnformeerd naar de achtergrond van de klacht.
3.2 De brief van 16 februari 2012 van mr. X aan de rechtbank was voor verweerster volledig nieuw. Het betrof niet zomaar een vergissing in de datum, maar het ging om een nieuw feit. De rechtbank verwees immers naar een contactmoment op 13 februari 2012, maar ogenschijnlijk was er ook een brief geschreven op 16 februari 2012. Verweerster kon op dat moment niet anders dan concluderen dat er sprake was van nieuwe feiten die een nieuw onderzoek rechtvaardigden. Verweersters heeft - in lijn met jurisprudentie die door de tuchtrechters wordt aangehouden- gemeend zich op het standpunt te moeten stellen dat nieuwe feiten en omstandigheden moeten worden ingediend in een nieuwe klacht. Verweerster kan zich voorstellen dat dit bij klager formalistisch over is gekomen, maar dit was de enige juiste weg. Klaagsters hebben hiervan geen enkel nadeel ondervonden. Ook als de klacht in hetzelfde dossier was meegenomen had er nader onderzoek gedaan moeten worden en bovendien is aan klaagsters toegezegd dat de klacht met voorrang zou worden behandeld. Er is bij de aanbieding van de eerste klacht aan de raad van discipline melding gemaakt van het feit dat er een aanvullende klacht was ingediend, die in onderzoek was.
3.3 Verweerster heeft er alles aan gedaan om de nieuwe feiten te onderzoeken. Onderzoek van de nieuwe feiten heeft er toe geleid dat verweerster in haar dekenstandpunt heeft geconcludeerd dat deze er naar haar mening toe leiden dat gedragsregel 15 is overtreden.
3.4 Hoewel het standpunt van verweerster in de tweede zaak anders luidt dan in de eerste zaak, betekent dit niet dat dit standpunt onjuist was. Uitgaande van de op dat moment bij verweerster bekende feiten was die conclusie wel degelijk juist, ook achteraf bezien. Het valt verweerster niet te verwijten dat haar in eerste instantie niet alle feiten ter beschikking waren gesteld. Verweerster betwist formalistisch te hebben gehandeld. Haar aanpak was in lijn met datgene wat door de raad van discipline van haar als onderzoeksinstantie wordt verwacht.
4. BEOORDELING
4.1 De klacht heeft betrekking op gedragingen van verweerster in haar hoedanigheid van deken. De voorzitter stelt voorop dat het in de advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. De advocaat die zijn taak als deken uitoefent is niet werkzaam in zijn hoedanigheid van advocaat. Het tuchtrecht voor advocaten is alleen dan van toepassing op een advocaat die in de hoedanigheid van deken handelt, indien die advocaat zich bij de vervulling van zijn taak als deken zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd.
4.2 Verweerster heeft op 25 mei 2012 in haar dekenstandpunt geconcludeerd dat gedragsregel 15 niet aan de orde was, omdat mr. X zich in een andere procedure tot de rechtbank had gewend, dan waarin hij als advocaat optrad. Verweerster heeft haar conclusie gebaseerd op de brief van de rechtbank van 15 februari 2012, waarin de rechtbank te kennen gaf dat de rechtbank geen processtukken verstrekt aan degene die geen (advocaat van de) partij is bij de betreffende procedure. Niet gebleken is dat verweerster op 25 mei 2012 beschikte over andere informatie dan die haar tot dan toe door klaagsters en verweerder in het kader van het onderzoek was verstrekt en de brief van de rechtbank van 15 februari 2012. Gelet op de inhoud van de brief van klaagsters dd. 28 maart 2012 aan verweerster, is het begrijpelijk dat verweerster ervan uitging dat het stuk dat mr. X had opgevraagd betrekking had op een andere procedure dan de procedure waarin klaagsters waren betrokken.
4.3 Pas nadat verweerster haar dekenstandpunt had ingenomen zonden klaagsters een afschrift van de brief van mr. X aan de rechtbank dd. 16 februari 2012 aan verweerster. Deze brief, die een geheel ander licht op de zaak wierp, was niet eerder in het onderzoek betrokken geweest. Verweerster heeft daarom terecht overwogen dat door overlegging van de brief dd. 16 februari 2012 sprake was van nieuwe feiten en omstandigheden.
4.4 Het behoort tot de beleidsvrijheid van een deken nieuwe feiten en omstandigheden aan te merken als een nieuwe klacht en deze als zodanig te behandelen. Verweerster heeft de door klaagsters op 2 juli 2012 ingediende nieuwe klacht -bij voorrang - onderzocht en is op grond van de aangevoerde nieuwe feiten en omstandigheden tot de conclusie gekomen dat deze tot gegrondheid van de klacht leiden.
4.5 De klacht is erop gericht dat verweerster zich nodeloos formalistisch heeft opgesteld, waardoor zij mr. X de hand boven het hoofd heeft gehouden. Het moge zo zijn dat klaagster de opstelling van verweerster als nodeloos formalistisch hebben ervaren, dit betekent niet dat verweerster onjuist heeft gehandeld en daardoor het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Welke juridische weg door verweerster overigens ook zou zijn gekozen, feit was dat de nieuwe aangevoerde feiten en gegevens nader dienden te worden onderzocht, wat verweerster met voortvarendheid heeft gedaan, en welk onderzoek heeft geleid tot de conclusie dat de klacht verweerster op grond van dien nieuwe gegevens gegrond voorkwam. Dat verweerster mr. X de hand boven het hoofd heeft gehouden is op grond hiervan feitelijk onjuist.
4.6 Nu op grond van het bovenstaande niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster te maken valt, zal de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afwijzen.
BESLISSING
De voorzitter :
wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 14december 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2012
per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 3115, 4800 DC Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.