Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-10-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3812

Zaaknummer

125/11

Inhoudsindicatie

Indien een advocaat is opgetreden voor beide partijen in een echtscheidingsprocedure staat het deze advocaat niet vrij vervolgens voor een van beide partijen op te treden; ook niet als het een wijziging van alimentatie betreft waarbij de alimentatie in eerste instantie door partijen zelf, buiten hun advocaat om, is vastgesteld. Klacht gegrond; waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 12 oktober 2012

in de zaak 125/11

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [   ]

klager

 

tegen:

mr. [   ]

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 23 december 2011 met kenmerk 010/011 KG100, door de raad ontvangen op 27 december 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 juni 2012 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In 2007 hebben klager en zijn voormalige echtgenote, mevrouw W. zich gewend tot verweerster in verband met een echtscheiding. Omdat mevrouw W. voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking kwam, is namens haar het echtscheidingsverzoek ingediend. Verweerster heeft een echtscheidingsconvenant opgesteld. Vervolgens is de echtscheiding uitgesproken bij beschikking van de rechtbank G. van 18 december 2007.

2.3    In februari 2010 heeft klager via zijn advocaat bij de rechtbank G. een verzoekschrift ingediend tot wijziging van partneralimentatie. Op 9 november 2010 heeft de rechtbank G. een beschikking gegeven. In deze procedure is mevrouw W. bijgestaan door verweerster.

2.4    Vervolgens heeft klager in april 2011 opnieuw een verzoekschrift tot wijziging van partneralimentatie ingediend, in welke zaak klager is bijgestaan door een andere advocaat, mr. Z. Mevrouw W. werd wederom bijgestaan door verweerster. De rechtbank G. heeft in die zaak op 12 juli 2011 een beschikking gegeven, waarbij het verzoek is afgewezen.

2.5    Bij een ongedateerde brief die op het bureau van de orde is binnengekomen op 19 augustus 2011, heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster in juni 2010 in een procedure ter zake van alimentatieverlaging mevrouw W. heeft bijgestaan terwijl zij in 2007 het echtscheidingsconvenant voor klager en mevrouw W. heeft opgesteld. In verband met het feit dat mevrouw W. recht had op gesubsidieerde rechtsbijstand, heeft zij de echtscheiding aangevraagd. In het voor beide partijen opgestelde convenant is opgenomen dat mevrouw W. in de echtelijke woning kon blijven wonen tot aan de verkoop van de woning en dat klager  € 1.100,00 per maand aan partneralimentatie diende te betalen.

 

4    VERWEER

4.1    In 2007 hebben klager en mevrouw W. zich gewend tot verweerster met het verzoek hun echtscheiding te regelen. Omdat mevrouw W. voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking kwam, heeft verweerster namens haar het echtscheidingsverzoek ingediend. Partijen hadden de afspraak gemaakt dat mevrouw W. minimaal nog twee jaar in de echtelijke woning zou kunnen blijven wonen en dat klager een zodanige alimentatie zou betalen dat dit voor haar mogelijk was. Partijen hebben overleg gehad met een fiscaal adviseur in verband met de meest voordelige regeling voor wat betreft de door klager te betalen alimentatie en de door mevrouw W. te betalen hypotheeklasten. Partijen hebben verweerster vervolgens laten weten dat klager € 1.100,00 per maand aan alimentatie zou gaan betalen en dat mevrouw W. de hypotheeklasten zou voldoen. Er is vervolgens een echtscheidingsconvenant opgesteld. In het najaar 2009 nam klager telefonisch contact met verweerster op met de vraag of er destijds een draagkrachtberekening was gemaakt. Verweerster liet weten dat het niet het geval was omdat het alimentatiebedrag tussen partijen zelf was overeengekomen.

4.2    Vervolgens heeft klager een verzoek tot alimentatieverlaging ingediend. Mevrouw W. heeft verweerster verzocht haar belangen in deze procedure te behartigen. Alvorens dit te doen, heeft verweerster telefonisch contact opgenomen met klager om te verifiëren of hij daar bezwaar tegen had. Klager liet weten daar geen bezwaar tegen te hebben en verweerster achtte zich dan ook vrij om mevrouw W. bij te staan. Nadien, in april 2011, heeft klager opnieuw een verzoekschrift ingediend tot wijziging van de alimentatie en ook in deze procedure heeft verweerster mevrouw W. bijgestaan.

4.3    In beide alimentatieprocedures zijn de feiten en omstandigheden van de echtscheiding niet van belang geweest. Het door verweerster namens mevrouw W. gevoerde verweer in de procedures ter zake van alimentatiewijziging was gebaseerd op de voor alimentatie geldende normen. De weerlegging van de door klager aangevoerde feiten zijn door mevrouw W. aangedragen. Als klager het, ondanks zijn aanvankelijke toestemming, toch bezwaarlijk had gevonden dat verweerster optrad voor mevrouw W., dan had het in de rede gelegen dat hij dat meteen bij de eerste alimentatieprocedure in februari 2010 kenbaar had gemaakt en niet pas na afloop van twee alimentatieprocedures. Verweerster meent dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld.

 

Re- en dupliek

4.4    Klager ontkent dat verweerster contact met hem heeft opgenomen met de vraag of hij er bezwaar tegen had als zij voor mevrouw W. zou optreden in de procedure ter zake van alimentatiewijziging. Klager betwist eveneens dat mevrouw W. en hij destijds een belastingadviseur hadden ingeschakeld.

4.5    Verweerster heeft in haar dossier een aantekening gevonden waarop staat dat partijen nog een bespreking zouden hebben gehad met een fiscaal adviseur over de voordeligste regeling voor wat betreft alimentatie en de woonlasten. Partijen hebben zelf het bedrag van € 1.100,00 per maand aangegeven. In een telefonisch onderhoud heeft klager verweerster te kennen gegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat zij de belangen van mevrouw W. zou blijven behartigen inzake de alimentatie. Klager had zelf een advocaat. Klager heeft dit ook aan mevrouw W. meegedeeld. In de e-mail mevrouw W. van 13 september 2011, die door verweerster is overgelegd, staat abusievelijk dat klager zou hebben gezegd dat hij er bezwaar tegen had dat verweerster voor mevrouw W. zou optreden. In een eveneens overgelegde e-mail van 21 oktober 2011 verklaart mevrouw W. dat abusievelijk het woordje “geen” was weggevallen.

 

5    BEOORDELING

5.1    Vast staat dat verweerster in 2007 ten behoeve van klager en zijn voormalige echtgenote, mevrouw W., is opgetreden in de echtscheidingsprocedure. Enkel vanwege het feit dat mevrouw W. voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking kwam, is het echtscheidingsverzoek door mevrouw W. ingediend. Niet betwist is dat verweerster de belangen van beide partijen heeft behartigd. Onder die omstandigheid stond het verweerster niet vrij om nadien, toen mevrouw W. wijziging van alimentatie wilde vragen, haar bij te staan in die procedure. Verweerster stelt weliswaar dat zij toestemming heeft gezocht van klager en dat deze toestemming is gegeven, doch zulks wordt door klager ontkend. Derhalve is niet komen vast te staan dat klager er mee heeft ingestemd dat verweerster mevrouw W. in de procedure ter zake van alimentatiewijziging zou bijstaan. Vervolgens is dit in april 2011 nogmaals gebeurd. De raad is van oordeel dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Het argument van verweerster dat de feiten en omstandigheden die bij de echtscheiding van belang waren, niet meer een rol hebben gespeeld ten tijde van het verzoek tot wijziging tot alimentatie kan verweerster niet baten. Er mag immers van uit worden gegaan dat bij het opstellen van het echtscheidingsconvenant de financiële situatie van beide partijen bekend was bij verweerster. Bij het verzoek tot wijziging van alimentatie zijn de omstandigheden waaronder destijds de alimentatie is vastgesteld dan ook wel degelijk van belang. Niet gesteld kan worden dat deze geen rol meer speelden. De klacht is dan ook gegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    Daar niet gebleken is dat klager schade heeft ondervonden van het verwijtbaar handelen van verweerster, is de raad van oordeel dat volstaan kan worden met een waarschuwing.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht gegrond en legt verweerster een enkele waarschuwing op.

 

Aldus gewezen door mr. P. Schulting, voorzitter, mrs. P.L.G. Buisman, L.J. van der Veen, G.J. van der Veer en M.M. Wiersema, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2012.

 

griffier                          voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 oktober 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl