Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-11-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3411

Zaaknummer

11-172A

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Klacht tegen eigen advocaat. De wettelijke termijn van veertien dagen voor het indienen van een verzetschrift is overschreden. Verzet niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van 7 november 2012

in de zaak 11-172A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 juni 2011 op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 26 mei 2011 met kenmerk 1011-132K, door de raad ontvangen op 27 mei 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 20 juni 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 juni 2011 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 29 juli 2011 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is in eerste instantie behandeld ter zitting van de raad van 19 december 2011 in aanwezigheid van partijen. Ter zitting van 19 december 2011 heeft klager de voorzitter en een lid gewraakt. Ter zitting van 7 maart 2012 heeft de wrakingskamer van de raad het verzoek behandeld. Deze kamer heeft het wrakingsverzoek aangemerkt als een wrakingsverzoek van de voltallige oorspronkelijke kamer. Op 4 april 2012 heeft de wrakingskamer van de raad van discipline het verzoek tot wraking afgewezen.

1.5 De behandeling van het verzet is vervolgens voortgezet ter zitting van de raad van 3 september 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 29 juli 2011.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Verweerder stond klager bij in een tweetal procedures; een geschil met de moeder van zijn kinderen over de omgangsregeling en een procedure met betrekking tot  de echtscheiding met zijn toenmalige echtgenote.

2.3 In de omgangsregelingprocedure was een zitting gepland op 13 april 2010 voor de rechtbank Amsterdam. In het kader van deze procedure heeft verweerder met klager een bespreking gevoerd op 24 maart 2010. Klager is bij de zitting op 13 april 2010 niet aanwezig geweest. Hij kwam bij de rechtbank aan toen de zitting al was afgelopen.

2.4 In de echtscheidingsprocedure was een zitting gepland op 5 augustus 2010. Op 28 juli 2010 heeft er tussen klager en verweerder telefonisch contact plaatsgevonden. Klager liet toen weten dat hij op die zitting niet aanwezig kon zijn wegens een vakantie in het buitenland. Verweerder was ook verhinderd voor die zitting en stelde voor zich te laten vervangen. Klager ging daarmee niet akkoord. Naar aanleiding van die zitting, die toch heeft plaatsgevonden,  is de echtscheiding tussen klager en zijn toenmalige echtgenote uitgesproken en is de behandeling van de nevenverzoeken op verzoek van verweerder uitgesteld.

2.5 Bij brief van 15 oktober 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) Klager niet tijdig te berichten dat de zitting over de omgangsregeling op 13 april 2010 bij de Rechtbank Amsterdam zou plaatsvinden waardoor klager niet bij de zitting aanwezig kon zijn;

b) voor de zitting met betrekking tot de echtscheiding bij de rechtbank Haarlem zonder voorafgaand overleg met klager incomplete stukken aan de rechtbank te zenden;

c) klager niet tijdig op te roepen voor de zitting van 5 augustus 2010 bij de rechtbank Haarlem;

d) voor te stellen zich op de zitting van 5 augustus 2010 te laten vervangen door een kantoorgenoot; en

e) zonder voorafgaand overleg met klager de rechtbank Haarlem aan te schrijven en namens klager te verzoeken zijn echtscheiding uit te spreken en de behandeling van de aan de echtscheiding verbonden nevenvorderingen uit te stellen.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de plaatsvervangend voorzitter op basis van het door klager gestelde feitencomplex niet tot een ongegrond verklaring van de klacht had mogen komen.

4 BEOORDELING

4.1 Ingevolge artikel 46h lid 1 Advocatenwet dient binnen veertien dagen na de verzending van het afschrift van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter schriftelijk verzet te worden gedaan bij de raad. Dit voorschrift brengt mee dat het verzetschrift binnen die termijn door de raad moet zijn ontvangen. Gelet op het feit dat het verzet op 29 juli 2012 is ingesteld, is de termijn van veertien dagen zoals vastgelegd in artikel 46h Advocatenwet ruimschoots overschreden.

4.2 De raad heeft te onderzoeken of sprake is van een verschoonbare overschrijding van de verzettermijn. De raad is van oordeel dat dit niet het geval is nu tijdens de mondelinge behandeling niet is gebleken dat sprake zou zijn van zwaarwegende argumenten voor het te laat indienen van het verzetschrift.

4.3 Het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard zodat de raad niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het verzet. Ten overvloede merkt de raad nog op dat de raad het met de plaatsvervangend voorzitter eens is dat verweerder er goed aan zou hebben gedaan om de data van de zittingen van 13 april 2010 en 5 augustus 2010 schriftelijk aan klager te bevestigen.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 20 juni 2011 niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A.G. van Marwijk Kooy, H.B. de Regt, M.W. Schüller, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2012.

griffier       voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 november 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.