Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-12-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3670
Zaaknummer
12-158
Inhoudsindicatie
Verweerster behartigde de belangen van haar echtgenoot. In de procedure waarin haar echtgenoot en zijn B.V. gedagvaard werden, trad zij op als advocaat en ook als partijgetuige. Hierover wordt geklaagd.
Inhoudsindicatie
De raad overweegt dat het enkele feit dat tussen een advocaat en een cliënt een persoonlijke relatie bestaat, nog niet tot schending van gedragsregel 2 lid 1 hoeft te leiden. Het staat een advocaat in beginsel vrij een cliënt te vertegenwoordigen met wie hij een persoonlijke of een familieband heeft. Van belang is of kan worden vastgesteld dat deze persoonlijke band de vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar heeft gebracht. Hiervan is niet gebleken. Ook het feit dat verweerster in de procedure heeft getuigd, leidt niet tot een zodanige schending.
Uitspraak
Beslissing van 12 december 2012
in de zaak 12-158
naar aanleiding van de klacht van:
de heer [ ]
adres
klager
tegen:
mw mr. X
advocaat te
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 4 september 2012 met kenmerk RvT 112-9251LB/SD, door de raad ontvangen op 5 september 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 november 2012 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief d.d. 9 februari 2012 met bijlage van klager aan de deken;
- de brief ontvangen op 9 maart 2012 van verweerster aan de deken;
- de brief ontvangen op 28 maart 2012 met bijlage van klager aan de deken;
- de brief d.d. 16 april 2012 met bijlagen van verweerster aan de deken;
- de brief d.d. 6 juni 2012 van klager aan de deken;
- de brief d.d. 4 september 2012 van de deken aan de raad.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager heeft een geschil met A. B.V. (hierna: de B.V.) en haar directeur, de heer B. (hierna: B.). B. is de echtgenoot van verweerster.
2.2 Klager heeft een procedure aanhangig gemaakt tegen de B.V. en B. In die procedure heeft klager jegens de B.V. terugbetaling van een geldlening gevorderd en heeft hij jegens B. schadevergoeding gevorderd in verband met het niet terugbetaald zijn van de lening.
2.3 Verweerster is in die procedure opgetreden als advocaat van de B.V. en B.
2.4 Bij vonnis van 7 april 2010 is aan klager opgedragen te bewijzen dat de gestelde lening met de B.V. is overeengekomen. In het kader van deze bewijsopdracht heeft de B.V. verweerster in tegenverhoor als getuige doen horen. Haar verhoor betrof de vraag of B., op een dag waarop deze volgens klager vanuit Tunesië belde met de vraag of het leenbedrag werd uitbetaald, zich in Tunesië bevond of, zoals de B.V. stelde, in Frankrijk. Bij vonnis van 22 december 2010 heeft de rechtbank geoordeeld dat klager niet in dat bewijs is geslaagd, doch dat de B.V. (op hier niet ter zake doende gronden) desondanks veroordeeld wordt tot terugbetaling van een bedrag van € 16.000,00 aan klager. De vordering tegen B. is afgewezen.
2.5 Bij brief van 9 februari 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a. verweerster in de procedure tegen de de B.V. en B. de belangen van haar echtgenoot heeft behartigd;
b. verweerster als getuige onjuistheden heeft verklaard.
4 VERWEER
Verweerster meent dat het haar vrijstond de belangen van haar echtgenoot te behartigen. Verweerster heeft aangevoerd voldoende distantie te hebben betracht. Zij ontkent als getuige onjuistheden te hebben verklaard.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat de klacht het optreden betreft van de advocaat van de wederpartij. Bij beoordeling van een dergelijke klacht behoort ervan te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
5.2 Ad klachtonderdeel a)
Ingevolge gedragsregel 2 lid 1 dient de advocaat te vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar kunnen komen. Deze gedragsregel betekent dat de advocaat te allen tijde bedacht moet zijn op de situatie dat hij ten opzichte van zijn cliënt niet meer de vrijheid en de onafhankelijkheid bezit om deugdelijk te adviseren en te representeren, waarbij ook de indruk die bij derden wordt gewekt een rol kan spelen. Een belangenverstrengeling door bijvoorbeeld een persoonlijke relatie kan de gewenste onafhankelijkheid in gevaar brengen. Of de vrijheid en onafhankelijkheid in gevaar zijn gebracht moet worden beoordeeld aan de omstandigheden van het geval.
5.3 Klager heeft aangevoerd dat er een emotionele betrokkenheid bestaat tussen verweerster en haar cliënt/echtgenoot. Het enkele feit dat tussen een advocaat en een cliënt een persoonlijke relatie bestaat, leidt naar het oordeel van de raad nog niet tot schending van gedragsregel 2 lid 1. Het staat een advocaat in beginsel vrij een cliënt te vertegenwoordigen met wie hij een persoonlijke of een familieband heeft. Van belang is of kan worden vastgesteld dat deze persoonlijke band de vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar heeft gebracht. De raad is van oordeel dat uit het dossier en hetgeen klager ter zitting naar voren heeft gebracht niet blijkt van feiten en omstandigheden op grond waarvan gerechtvaardigd kan worden vastgesteld dat hiervan sprake is geweest. Ook het feit dat verweerster, zonder zich als advocaat van de B.V. en B. te onttrekken, op hun verzoek heeft getuigd in de procedure, leidt niet tot een zodanige schending. Daarbij telt dat de getuigenverklaring van verweerster een enkele omstandigheid van feitelijke aard betrof, waarvan zij uit eigen wetenschap kennis droeg. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.3 Klager verwijt verweerster dat zij in strijd met de waarheid heeft verklaard dat zij op de in 2.4 omschreven dag met B. in Frankrijk op vakantie was en niet in Tunesië. Uit het dossier valt niet af te leiden dat verweerster hierover onjuistheden heeft verklaard. Ook in de procedure die klager heeft gevoerd, is dit niet vast komen te staan.
De raad oordeelt ook dit onderdeel van de klacht daarom ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
Verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. J.R.O. Dantuma, J.A. Holsbrink, C.J. Lunenberg-Demenint en P.R.M. Noppen, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier, uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 12 december 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten