Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2894

Zaaknummer

11-72

Inhoudsindicatie

Geklaagd wordt over de kwaliteit van de dienstverlening. Verweerder zou ten onrechte een verweerschrift hebben ingediend namens klaagster terwijl dit had moeten gebeuren uitsluitend namens de executeurs. Verder zou verweerder bij de zitting bij de kantonrechter in tegen de wens van klagers ingestemd met afzonderlijke behandeling van de twee zaken. De klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.

Uitspraak

Beslissing van 11 juni 2012

in de zaak 11-72

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [ ]

adres

klager sub 1

de heer [ ]

adres

klager sub 2

tezamen: klagers

mevrouw [ ]

adres

klaagster

tegen:

de heer mr. X

advocaat te A

adres

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 20 juni 2011, door de raad ontvangen op 21 juni 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 april 2012 in aanwezigheid van klager sub 2, klaagster en de heer [gevolmachtigde]. Tevens zijn verweerders verschenen. Zij zijn ter zitting zijn bijgestaan door mr. H.C.J. Coumou, advocaat in A. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- brief van klagers d.d. 21 september 2010 alsmede de brief van Nova

 van 29 september 2010;

- brief namens deken aan klagers van 4 oktober 2010 alsmede reactie  van klagers van 10 oktober 2010;

- brief van deken aan verweerder van 15 oktober 2010;

- brief met bijlagen van verweerder d.d. 29 oktober 2010;

- brief van klagers van 29 oktober 2010 alsmede brieven namens  deken aan partijen d.d. 1 december 2010;

- brieven van klagers van 8 december 2010;

- brieven namens deken aan partijen van 10 december 2011 alsmede  brief van verweerder van 13 december 2011

- brieven van klagers van 6 januari 2011 alsmede aan partijen van 12  januari 2011;

- brieven met bijlage van klagers van 18 januari 2011 (bijlage: een brief  van klagers aan mr. Dil van 14 januari 2011);

- brieven namens deken aan partijen d.d. 24 januari 2011;

- brief met bijlage van klagers van 27 januari 2011 (bijlage: een brief  met bijlagen van de heer [gevolmachtigde] aan mr. Dil 14 januari

- 2011);

- brieven namens deken aan partijen van 2 februari 2011;

- brief met bijlagen van klagers van 14 februari 2011;

- brieven namens deken aan partijen van 21 februari 2011;

- brief namens verweerder van 4 maart 2011 alsmede brief met  bijlagen van verweerder van 14 maart 2011;

- brieven namens deken aan partijen 16 maart 2011.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 De broer van klagers en klaagster overleed op 20 maart 2002. Als erfgenamen liet hij achter zijn moeder en zijn broers en zussen.

2.2 Op 4 augustus 2005 is moeder overleden. Als erfgenamen liet zij haar kinderen achter. Moeder heeft bij haar testament twee zoons, klagers, tot executeurs benoemd.

2.3 De achterblijvende broers en zussen hebben geprocedeerd over de nalatenschappen.

2.4 Klagers zijn door verschillende advocaten van hetzelfde advocatenkantoor bijgestaan, aanvankelijk door verweerder, nadien door mrs. Y en Z. Klagers lieten zich in hun contacten met de advocaten en de rechtbank vertegenwoordigen door hun zwager, de heer [gevolmachtigde]. Zowel klagers als klaagster waren voor hun kosten van rechtsbijstand verzekerd.

2.5 Klagers waren van mening dat één van de andere erfgenamen zich ongerechtvaardigd verrijkt zou hebben als werknemer in dienst van het taxibedrijf dat aan de overleden broer toebehoorde. De andere zuster zou via een volmacht geld aan het vermogen van moeder hebben onttrokken. Klagers hebben deze zusters in rechte betrokken. Klaagster heeft zich in deze procedure gevoegd.

2.6 In juli 2009 heeft [gevolmachtigde] zich namens klagers beklaagd over de voortgang van de zaak. Afgesproken werd toen dat de zaak zou worden overgenomen door een andere advocaat en dat verweerder de concept-dagvaarding zou afronden.

2.7 Naast de dagvaardingsprocedure liep er nog een andere procedure. Door de wederpartij (de twee zusters die door klagers en klaagster in het dagvaardingsgeschil waren betrokken) was verzocht om het ontslag van klagers als executeurs in de nalatenschap van hun moeder.

2.8 In deze procedure is de zaak twee maal ter zitting behandeld. De eerste behandeling vond plaats op 23 februari 2009. Bij die zitting werden klagers bijgestaan door verweerder. Bij de tweede zitting werden zij bijgestaan door mr. Z, die de zaak onder regie van mr. Y  had overgenomen nadat klagers hun onvrede hadden geuit over het optreden van verweerder.

2.9 De kantonrechter in Z., locatie A., heeft bij beschikking van 9 maart 2010 het verzoek tot ontslag van de klagers als executeurs toegewezen. De kantonrechter overwoog daarbij dat klagers in de procedure te kennen hadden gegeven elk moment rekening en verantwoording te kunnen afleggen en dat zich daarom de vraag voordeed of partijen de kwestie buiten een procedure om tot een bevredigende oplossing konden brengen.

2.10 In de beschikking van 7 juli 2010 besliste de kantonrechter dat de tegen klagers (bij verzoekschrift) aangespannen procedure zou worden voortgezet als dagvaardingsprocedure.

2.11 Bij brief van 21 september 2010 hebben klagers zich bij de Nederlandse Orde van Advocaten beklaagd over de wijze waarop hun belangen werden behartigd.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)  Nadat met mr. Y was afgesproken dat verweerder zich niet meer met de zaak zou bezig houden, heeft verweerder toch nog bemoeienis met de zaak gehad.

b) Verweerder heeft niet adequaat gereageerd op ontwikkelingen in/rondom de zaak.

c) Verweerder heeft ten onrechte een verweerschrift ingediend namens  klaagster terwijl dit had moeten gebeuren uitsluitend namens de beide executeurs.

d) Verweerder heeft bij de zitting bij de kantonrechter in A. tegen de wens van klagers ingestemd met afzonderlijke behandeling van de twee nalatenschapszaken. Bovendien verwijten klagers dat verweerder onvoldoende verweer heeft gevoerd tegen de stelling van de advocaat van de wederpartij.

e) De inhoud van de concept-dagvaarding was niet overeenkomstig de wens van en de afspraken met klagers.

4 VERWEER

Samengevat is verweerder van mening dat hij bij de behandeling van de zaak adequaat en in het belang van klagers heeft gehandeld. Verweerder is van mening dat het gezien de omvang van en de ontwikkelingen in de zaak niet goed mogelijk en zeker niet in het belang van klagers was om de zaak van de ene op de andere dag over te dragen aan een niet in de zaak ingewerkte persoon. De behandeling van de zaak is met ingang van 1 september 2009 formeel overgedragen aan een kantoorgenoot (mr. Y) van verweerder.

Mr. Y heeft de opgestelde concept dagvaarding verder met klagers besproken, alvorens deze werd uitgebracht.

Verweerder stelt dat klaagster op uitdrukkelijk verzoek en met instemming van klagers is opgenomen in het verweerschrift. Blijkens de in deze kwestie gegeven beschikking is klaagster overigens aangemerkt als belanghebbende en niet als verweerder.

5 BEOORDELING

5.1  Ad klachtonderdeel a)

Nadat klagers hun onvrede hadden geuit over het optreden van verweerder, heeft een kantoorgenoot van verweerder, mr. Y, de behandeling van de zaak overgenomen. Tijdens de zitting waarop de klacht tegen mr. Y werd behandeld, hebben klagers erkend dat tussen klagers en mr. Y de afspraak is gemaakt dat verweerder vanwege zijn expertise op het terrein van het arbeidsrecht, intern bij de zaak betrokken zou blijven. Dat verweerder ook na de overname van de zaak door mr. Y  - intern - bemoeienis bleef houden met de zaak en de afronding van de concept-dagvaarding op zich nam, verhield zich naar het oordeel van de raad met deze afspraak. Het op dit punt tegen verweerder gemaakte verwijt acht de raad dan ook niet gegrond.

5.2 Ad klachtonderdeel b)

De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij reageert op berichten van zijn cliënten. Aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval moet beoordeeld worden of een handelen of nalaten in deze zin tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

Verweerder heeft betwist de zaken van klagers niet voldoende voortvarend hebben behandeld. Daarbij heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet waarom niet direct een dagvaarding werd uitgebracht in de zaak tegen de andere erfgenamen, namelijk onder meer omdat de zaak omvangrijk was en de woordvoerder van klagers steeds met nieuwe stukken en andere vragen kwam. Deze uiteenzetting hebben klagers niet weersproken en komt de raad overigens ook niet onredelijk noch onjuist voor. De raad overweegt dat, gezien het vorenoverwogene, het niet alleen aan verweerder kan worden verweten dat het tijdsverloop tussen het moment waarop klagers verweerder hebben in geschakeld en het moment waarop de dagvaarding werd uitgebracht, groot is geweest. Dit onderdeel van de klacht dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

5.3 Ad klachtonderdeel c)

Tijdens de zitting heeft de woordvoerder van klagers erkend verweerder te hebben verzocht om klaagster als procespartij in het processtuk op te voeren. Nu verweerder heeft gehandeld op uitdrukkelijk verzoek en met instemming van klagers, kunnen klagers daar achteraf niet over klagen. De klacht van klagers faalt daarom.

Voor zover klaagster hierover klaagt, overweegt de raad het navolgende.

5.4  Ad klachtonderdeel d)

Door klagers is erover geklaagd dat verweerder ter zitting – zonder hun instemming- heeft ingestemd met een voorstel van de kantonrechter tot afzonderlijke behandeling van de twee nalatenschappen. Verweerder heeft gesteld dat de kantonrechter hierover geen voorstel heeft gedaan, maar dat de kantonrechter zelfstandig een beslissing heeft genomen. De lezingen van klagers en verweerder staan tegenover elkaar. Omdat niet is vast komen te staan of de kantonrechter een procesvoorstel heeft gedaan waarmee wel of niet kon worden ingestemd, , kan de raad niet vaststellen dat verweerder daadwerkelijk zijn instemming heeft gegeven. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

5.5 Ad klachtonderdeel e)

Klagers verwijten verweerder dat de inhoud van de concept-dagvaarding niet voldeed aan hun verwachtingen. Volgens klagers diende het concept nog op een aantal onderdelen te worden aangepast.

De raad overweegt naar aanleiding hiervan dat het kenmerk van een concept nu juist is dat het document, na de beoordeling van de cliënten, nog tekstueel kan worden aangepast. Het enkele feit dat de concept-dagvaarding op onderdelen diende te worden aangepast, brengt naar het oordeel van de raad nog niet mee dat verweerder niet heeft gehandeld zoals van hem had mogen worden verwacht.

Het is de raad ook overigens niet gebleken dat verweerder enig tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en het klachtonderdeel dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

 BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. H.J.P. Robers, I.P.A. van Heijst, A.M.T. Weersink en A. Gerritsen-Bosselaar, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 11 juni per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.