Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-01-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:YA2977
Zaaknummer
6095
Inhoudsindicatie
Klacht van klager niet-ontvankelijk. Te groot tijdverloop tussen gewraakte handeling en indienen van de klacht.(ruim 5 jaar)
Uitspraak
Beslissing van 23 januari 2012
in de zaak 6095
naar aanleiding van het hoger beroep van:
Klager
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 18 april 2011, onder nummer 10-341U, aan partijen toegezonden op 18 april 2011, waarbij een klacht van klager tegen verweerster, klager niet-ontvankelijk is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 mei 2011 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerster.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 28 november 2011, waar klager is verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster de zaak van klager niet op basis van een eerder aan de voorafgaande advocaat afgegeven toevoeging heeft behandeld en daardoor ten onrechte een bedrag van € 669,33 bij klager in rekening heeft gebracht.
4 FEITEN
In overweging 3. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 18 april 2011, gegeven onder nummer 10-341U.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, G.J. Visser, L. Ritzema en W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2012.