Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-02-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3011

Zaaknummer

6104

Inhoudsindicatie

Klacht tegen verweerder inhoudende dat hij klager slecht had bijgestaan in een strafzaak. Ongegrond.

Uitspraak

                                       

Beslissing van 13 februari 2012

in de zaak 6104

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 2 mei 2011, onder nummer 10-145, aan partijen toegezonden op 2 mei 2011, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 26 mei 2011 ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.

2.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 12 december 2011, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klager heeft zich erover beklaagd dat verweerder zijn belangen niet naar behoren heeft behartigd.

Volgens klager heeft verweerder hem van begin tot eind slecht voorgelicht over de hele procedure, wist hij niet dat verweerder hem was toegewezen omdat hij vast zat, heeft verweerder hem niet voldoende voorgelicht over de aangiften door zijn schoonfamilie in februari 2009, heeft verweerder niet naar hem geluisterd en heeft hij zijn verhaal niet kunnen doen. Verweerder was voor klager slecht bereikbaar, had te weinig tijd voor hem en beantwoordde zijn vragen niet afdoende. Ook heeft verweerder ten onrechte het proces-verbaal niet voor de tweede keer aan hem verstrekt toen hij weer gedetineerd was en heeft hij hem onvoldoende geholpen toen hij zijn verhaal bij de politie wilde wijzigen.

4    FEITEN

    In overweging nummer overweging heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt, met dien verstande dat partijen het erover eens zijn dat klager op 24 april 2009 in vrijheid is gesteld.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 2 mei 2011, gegeven onder nummer 10-145.

Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter,  mrs. A. Beker, P.M.A. de Groot-van Dijken, H.M.A. de Groot en H.D. Cotterell, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2012.