Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-03-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2857
Zaaknummer
R. 3757/11.159
Inhoudsindicatie
In verzet wordt de voorzittersbeslissing waarbij de klacht kennelijk ongegrond wordt verklaard bekrachtigd. Niet is komen vast te staan dat er sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen met betrekking tot uitlatingen van verweerder over klager.
Inhoudsindicatie
Verzet is ongegrond
Inhoudsindicatie
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 8 augustus 2011 met kenmerk K155 2010/2011 ab/kme, door de raad ontvangen op 8 augustus 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 23 augustus 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 augustus 2011 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 8 september 2011 door de raad ontvangen op 8 september 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 januari 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 8 september 2011.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft namens een voormalige cliënt van klager een tuchtrechtelijke klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam betreffende de hoogte van een door klager aan die cliënt gezonden declaratie. In die procedure heeft verweerder gesteld dat klager een door klager aan die cliënt gestuurde brief van 2 oktober 2006 heeft geantedateerd.
2.2 Bij brief van 22 maart 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:
a. klager ten onrechte heeft beschuldigd van valsheid in geschrifte;
b. een klacht heeft ingediend over een feit uit het jaar 2006, terwijl het hem bekend is, althans behoort te zijn, dat er alsdan sprake is van verjaring;
c. in een brief van 8 februari 2010 gesteld heeft dat de toon van een brief van klager aan mr. H. van 22 maart 2007 grievend is, terwijl klagers toenmalige cliënt noch mr. H. zich daarover hebben beklaagd.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat het verweerder niet past om zonder zorgvuldige onderbouwing een advocaat te beschuldigen van ernstige zaken als valsheid in geschrifte.
3.3 Tijdens de behandeling ter zitting heeft klager zijn verzet beperkt tot de beoordeling door de voorzitter van klachtonderdeel a.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft de klacht waar klager aan refereert ingediend namens zijn cliënt. Het is aan de deken te Rotterdam om te beoordelen of de klacht al dan niet niet-ontvankelijk is wegens het tijdsverloop en voorts om te beoordelen of de klacht al dan niet gegrond is. Verweerder stelt voorts dat klager zich tijdens een zitting in 2011 laatdunkend heeft uitgelaten over mr. H. en andere advocaten. Verweerder meent dat het passend is klager erop te wijzen dat hij zijn klacht kan intrekken op het moment dat het dekenoordeel over de namens zijn cliënt ingediende klacht beschikbaar is.
5 BEOORDELING
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de
beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Door klager zijn
in het verzet geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en
herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de
plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven.
6 BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 maart 2012.
griffier voorzitter