Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2546

Zaaknummer

11-258A

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Niet gebleken dat verweerder zich bewust een piket-melding heeft willen toe-eigenen. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 20 maart 2012

in de zaak 11-258A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 21 september 2011 op de klacht van:

De heer mr.

klager

tegen:

Mevrouw mr.

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 25 augustus 2011 met kenmerk 1011-854, door de raad ontvangen op 26 augustus 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 21 september 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 22 september 2011 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 4 oktober 2011, door de raad ontvangen op 6 oktober 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 januari 2012 in aanwezigheid van verweerster. Klager is, zoals tevoren aangekondigd, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

  de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klager d.d. 4 oktober 2011;

- de brief met bijlagen van klager d.d. 12 januari 2012, door de raad ontvangen op 13 januari 2012.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Op 8 juni 2011 hadden zowel klager als verweerster piketdienst. Die avond is een piketmelding voor een minderjarige arrestant per fax aan het kantoor van klager gezonden, die klager de volgende ochtend op zijn kantoor aantrof. Klager heeft de arrestant die ochtend op het politiebureau van Hilversum bezocht.

2.2 Verweerster had zich op 8 juni 2011 voor een andere arrestant op het politiebureau van Hilversum gemeld, waar haar is gevraagd om ook de minderjarige arrestant te bezoeken omdat de politie hem wilde horen. Dit heeft zij vervolgens gedaan.

2.3 Verweerster heeft op 9 juni 2011 telefonisch contact opgenomen met klager om de overname van de zaak te bespreken, maar dit heeft niet tot afspraken geleid. Vervolgens heeft verweerster de minderjarige bijgestaan bij de voorgeleiding aan de rechter-commissaris. Klager was in de veronderstelling dat de minderjarige inmiddels was heengezonden en heeft zich niet gesteld.

2.4 Bij brief met bijlagen van 24 juni 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2.5 De (plaatsvervangend) voorzitter heeft geoordeeld dat niet is gebleken dat verweerster zich opzettelijk en doelbewust een piketmelding heeft willen toe-eigenen die bedoeld was voor klager. En heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door zonder voorafgaand overleg de cliënt van klager te hebben bezocht in het arrestantencomplex in Hilversum en zonder medeweten van klager de cliënt te hebben bijgestaan bij de rechter-commissaris.

3.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de (plaatsvervangend) voorzitter ten onrechte en op onjuiste gronden de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard.

 

4 BEOORDELING

4.1 De inhoud van het verzetschrift behelst een herhaling van hetgeen reeds in het klachtdossier aan de orde komt. Naar het oordeel van de raad leidt de inhoud van het verzetschrift niet tot vaststelling van andere feiten, andere beschouwingen of andere gevolgtrekkingen dan in de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter zijn vervat.

4.2 Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet kunnen slagen en dat de (plaatsvervangend) voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

  De raad van discipline:

- Verklaart het verzet ongegrond

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. P. van Lingen, M.A. le Belle, L.D.H. Hamer en H.C.M.J. Karskens, leden, bijgestaan door mr. A.C. Beijering-Beck als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 maart 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Amsterdam   

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.