Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-07-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3151
Zaaknummer
R. 3863/11.266
Inhoudsindicatie
Tussenbeslissing. Klacht van de vader van klaagster als haar gemachtigde terzake van de behandeling door verweerster van een BOPZ-zaak voor klaagster. De klacht wordt door de deken en de plaatsvervangend voorzitter van de Raad aangemerkt als een klacht van de gemachtigde (vader) van klaagster en wordt om die reden kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Inhoudsindicatie
In het verzet wordt geoordeeld dat de klacht door de vader namens klaagster is ingediend. Het verzet wordt in een tussenbeslissing gegrond verklaard, waarbij aan verweerster de gelegenheid wordt geboden stukken in het geding te brengen tot haar verdediging.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 15 december 2011, door de raad ontvangen op 16 december 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 11 januari 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht, die werd aangemerkt als afkomstig te zijn van klaagsters gemachtigde, als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen, welke beslissing op 16 januari 2012 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij e-mail van 25 januari 2012, door de raad op die datum ontvangen, heeft de gemachtigde van klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 juni 2012 in aanwezigheid van klaagster, haar gemachtigde (tevens vader en bewindvoerder) en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 3.
2.2 Bij brief van 4 juli 2011 heeft de heer S. Gonesh voornoemd zich namens zijn dochter bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klaagster verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij klaagsters belangen niet naar behoren heeft behartigd.
3.3 In het verzet heeft klaagster de bezwaren tegen het handelen van verweerster gehandhaafd. De gemachtigde van klaagster heeft erop gewezen dat hij namens zijn dochter optreedt.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Tijdens de behandeling van het verzet, waarbij vader G. en dochterG. aanwezig waren, is gebleken dat de heer G. de onderhavige klacht namens zijn dochter G. heeft ingediend.
Mevrouw Gonesh heeft zulks uitdrukkelijk bevestigd. Zij heeft verklaard het eens te zijn met de klacht. De raad maakt hieruit op dat mevrouw G.klaagster is en dat zij de klacht wenst te handhaven.
5.2 Het voorgaande brengt mee dat het verzet gegrond, is daar de plaatsvervangend voorzitter ten onrechte heeft aangenomen dat de heer G. klager was.
5.3 Ter zitting is voorts aan de orde gekomen dat verweerster, indien de raad zou oordelen dat het verzet gegrond is en dat mevrouw Gonesh klaagster is, in dat geval haar verweer wenst aan te passen. Verweerster deelde mee dat zij tot haar verweer dossierstukken aan de raad wenst over te leggen.
Verweerster meent dat de vertrouwelijkheid van het dossier in samenhang met haar vertrouwensrelatie met klaagster eraan in de weg zou kunnen staan dat zij dossierstukken met een vertrouwelijke inhoud aan de raad zal overleggen.
5.4 Naar aanleiding hiervan heeft de gemachtigde van klaagster verklaard tegen overlegging van stukken geen enkel bezwaar te hebben.
5.5 Gezien het voorgaande zal verweerster in de gelegenheid worden gesteld om stukken in het geding te brengen.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline:
- verklaart het verzet gegrond;
- bepaalt dat de behandeling van het verzet wordt voortgezet op een nader te bepalen zitting, waartoe partijen door de griffie zullen worden opgeroepen;
- bepaalt dat verweerster de gelegenheid heeft om, tot 14 dagen voor de bedoelde zitting, stukken in het geding te brengen;
- houdt iedere verdere uitspraak aan.
Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, P.S. Kamminga, L.Ph.J. baron van Utenhove, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juli 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.