Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2806

Zaaknummer

R. 3929/12.63

Inhoudsindicatie

Klacht is kennelijk niet-ontvankelijk nu klager geen althans onvoldoende feiten heeft gesteld met betrekking tot het feit dat zij acht jaar heeft gewacht met het indienen van de klacht.

Uitspraak

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het ressort Rotterdam d.d. 29 februari 2012, door de Raad ontvangen op 29 februari 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft in november 2001 de behandeling van klaagsters echtscheidingsprocedure overgenomen en in oktober 2003 overgedragen aan een opvolgend advocaat.

1.2 Verweerder heeft zich op 6 mei 2011 laten schrappen van het tableau.

1.3 Bij brief van 8 augustus 2011 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Klaagster verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:

 a. heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij jegens klaagster als advocaat had behoren te betrachten, ten gevolge waarvan klaagster schade heeft geleden;

 b.  bij de behartiging van klaagsters belangen diverse beroepsfouten heeft gemaakt; zo heeft hij geen overleg gehad over de (kinder)alimentatie en is de boedelverdeling niet goed vastgelegd;

 c. op de hoogte was van het feit dat klaagsters voormalig echtgenoot zonder klaagsters medeweten een lening heeft afgesloten van € 100.000,00 en vervolgens zijn medewerking heeft verleend aan een hypotheek op een aan klaagster in eigendom toebehorend pand te ’s-Gravenhage.

 

3 BEOORDELING

3.1 De Advocatenwet kent geen algemene termijn voor verval of verjaring van het klachtrecht. Het beginsel van rechtszekerheid brengt echter met zich mee dat een advocaat er van uit moet kunnen gaan dat een klacht over zijn verrichtingen binnen een redelijke termijn wordt ingediend, omdat hij anders geschaad wordt in zijn mogelijkheid adequaat op de klacht te reageren. Welke termijn als redelijk wordt beschouwd, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

3.2 De klachten van klaagster hebben betrekking op de periode dat verweerder de belangen van klaagster behartigde van 2001 tot en met 2003. De klacht is ingediend bij brief van 8 augustus 2011. Klaagster heeft geen althans onvoldoende feiten gesteld, waarom zij 8 jaar heeft gewacht met het indienen van de klacht. Gelet hierop is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

 

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 22 maart 2012.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 maart 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.