Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3328

Zaaknummer

6105

Inhoudsindicatie

Verwijt aan verweerder onvoldoende zorg te hebben betracht bij de dienstverlening, ongegrond.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 19 maart 2012

in de zaak 6105

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 2 mei 2011, onder nummer 10-317A, aan partijen toegezonden op 2 mei 2011, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerster alle onderdelen ongegrond is verklaard.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 31 mei 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerster;

-    de brief van klaagster aan het hof van 30 juni 2011;

-    de brief van klaagster aan het hof van 31 juli 2011.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 20 januari 2012, waar klaagster en verweerster zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat zij:

a.    onvoldoende kwaliteit heeft geleverd in de uitvoering van de gegeven opdracht;

b.    onvoldoende zorg heeft gedragen voor de vereiste communicatie met klaagster;

c.    onredelijke voorwaarden heeft gesteld aan haar optreden als advocaat en die voorwaarden nadien onterecht heeft aangescherpt.

4    FEITEN

    In overweging 3. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Klaagster heeft in hoger beroep onder meer aangevoerd dat de raad slechts op vier van de achttien klachtonderdelen is ingegaan. Daarbij heeft zij miskend dat de raad de klachtonderdelen, die door de deken in zijn brief van 26 augustus 2010 zijn gerubriceerd onder 3.1 tot en met 3.5, zodanig heeft samengevat dat daaronder alle verwijten van klaagster jegens verweerster dienen te worden begrepen.

5.2    Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.3    De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 2 mei 2011, gewezen onder nummer 10-317A.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.J.M.E. Arpeau, H. van Loo, L. Ritzema, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2012.