Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-06-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2869
Zaaknummer
11-328A
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klacht van wederpartij over onnodig grievende uitlatingen over de afkomst van klaagster. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 18 juni 2012
in de zaak 11-328A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 december 2011 op de klacht van:
mevrouw
wonende te Amstelveen
klaagster
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 29 november 2011, door de raad ontvangen op 1 december 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 20 december 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter (hierna: de voorzitter) van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 december 2011 aan klager is verzonden.
1.3 Bij brief van 2 januari 2012, door de raad ontvangen op 2 januari 2012, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 17 april 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klaagster d.d. 2 januari 2012.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt. Wel meent klaagster dat de voorzitter enkele feiten ten onrechte niet in zijn beslissing heeft opgenomen. De door klaagster in dit verband genoemde feiten zijn voor de beoordeling van de klacht echter niet relevant, zodat die niet in de beslissing opgenomen behoefden te worden.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard, en ten onrechte heeft geoordeeld dat de gewraakte uitlatingen van verweerster functioneel en niet onnodig grievend waren.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
4.3 Daaraan doet niet af dat de raad begrip heeft voor de bijzondere gevoeligheid van klaagster voor de gewraakte uitlatingen, die te maken heeft met haar verleden. Nu niet is komen vast te staan dat verweerster die bijzondere gevoeligheid kende of behoorde te kennen, maakt dit de beoordeling niet anders. De kennis van de cliënt van verweerster over die gevoeligheid kan niet aan verweerster worden toegerekend.
4.4 Ten overvloede overweegt de raad dat het verweerster wel zou hebben gesierd als zij ter zitting haar excuses aan klaagster zou hebben gemaakt voor de gewraakte uitlatingen, die klaagster kennelijk hebben gekwetst.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. A. de Groot, H.C.M.J. Karskens, L. Hamer, B. Roodveldt, leden, bijgestaan door mr. M.E. Coenraads als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juni 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 18 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.