Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-03-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2652
Zaaknummer
11-116
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klacht over privégedragingen van advocaat. Klaagster verwijt verweerder dat hij zijn status als advocaat heeft misbruikt om haar te bewegen tot het sluiten van een islamitisch huwelijk met hem en haar door daarna de relatie te verbreken zowel materiële als immateriële schade heeft toegebracht. Op geen enkele wijze is gebleken dat er aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening van verweerder. Verzet is ongegrond.
Uitspraak
11 – 116
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
inzake:
klaagster
wonende [plaats]
tegen:
verweerder
advocaat te [plaats]
1. Bij brief d.d. 27 oktober 2011 is klaagster tijdig in verzet gekomen tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 14 oktober 2011 waarbij klaagsters klacht tegen verweerder als kennelijk ongegrond is afgewezen.
2. Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 januari 2012, waar alleen verweerder is verschenen. Klaagster heeft tevoren schriftelijk laten weten dat zij niet zou verschijnen omdat zij niet tijdig een visum had verkregen. De raad heeft bij de behandeling van het verzet zitting gehouden in de volgende samenstelling: Mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, en mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, C.J.M. de Vlieger, J.H. Brouwer en A.M.T. Weersink, leden van de raad, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier.
3. Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar alinea 2 van de bestreden beslissing, waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht.
4. Verweerder heeft ter zitting een beroep gedaan op artt. 6.5 Awb en 6.6 Awb. Hij stelt dat deze bepalingen uit de Algemene Wet Bestuursrecht op grond van art. 8.55 lid 6 Awb van toepassing zijn. Nu het verzetschrift niet is ondertekend verzoekt verweerder klaagster niet ontvankelijk te verklaren in haar verzet.
5. De raad overweegt dat de Algemene Wet Bestuursrecht niet van toepassing is op procedures bij de tuchtrechter. De raad van discipline is geen bestuursorgaan. Het beroep van verweerder op de Awb gaat dan ook niet op. Ten overvloede overweegt de raad nog dat in het dossier een tweede exemplaar van verzetschrift is aangetroffen waarvan de inhoud geheel overeenstemt met het niet ondertekende exemplaar. Dit tweede exemplaar is wel ondertekend. Klaagster heeft het verzetschrift zowel per email ter griffie van de raad ingediend als per fax. Het exemplaar van het verzetschrift dat per email is ingediend is niet ondertekend en het per fax ingediende exemplaar is wel van een handtekening voorzien. Aan verweerder is bij brief d.d. 31 oktober 2011 door de griffier van de raad een exemplaar van de per email ingediende versie van het verzetschrift gezonden.
6. Met de voorzitter en op de gronden die deze in de beslissing van 14 oktober 2011 heeft vermeld is de raad van oordeel dat de klacht van klaagster tegen verweerder kennelijk ongegrond is.
Hetgeen door klaagster tegen de beslissing van de voorzitter is aangevoerd heeft de raad niet tot een ander oordeel gebracht. De door de voorzitter vermelde gronden kunnen de beslissing volledig dragen.
DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:
Het verzet is ongegrond.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Griffier Voorzitter
Gelet op het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open.