Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3138

Zaaknummer

R. 3870/12.4

Inhoudsindicatie

Klager heeft geen andere gronden aangevoerd in zijn verzet dan een herhaling dan wel uitwerking van zijn klacht. Verweerder heeft aangevoerd dat klagers klacht niet ziet op vermeend tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, maar dat klager beoogt het advies van verweerder inhoudelijk te laten toetsen. Een dergelijke toetsing moet desgewenst op basis van de geschillenregeling worden opgelost. Verzet ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 3 januari 2012 met kenmerk K005 2011/2012, door de raad ontvangen op 4 januari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 25 januari 2012 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 januari 2012 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 30 januari 2012, door de raad ontvangen op 31 januari 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 april 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Verweerder werd ter zitting vergezeld door de heer F.G. Schalker, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft zich tot verweerder gewend naar aanleiding van een korting van € 1.300,-- per maand op zijn ABP Pensioen.

2.3 Verweerder heeft klager in 2007 dan wel in 2008 geadviseerd dat naar zijn mening het ABP geen fout heeft gemaakt bij de berekening van het pensioen van klager.

2.4 Bij brief van 11 juli 2011 heeft klager de zaak opnieuw bij verweerder aan de orde gesteld.

2.5 Verweerder heeft klager daarop geantwoord dat hij bij zijn eerdere advies blijft, met verwijzing naar de mogelijkheid om een beroep te doen op de geschillenregeling uit de rechtsbijstandspolis.

2.6 Bij brief van 5 september 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij niet bereid is namens hem een procedure tegen het ABP te voeren. Klager verwijt verweerder voorts dat hij blindelings – het naar de mening van klager ondeskundig – oordeel van mr. M. heeft gevolgd.

3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaren gehandhaafd.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft ter gelegenheid van de zitting het advies overgelegd dat hij op 12 maart 2007 aan klager heeft verzonden. Nadien heeft verweerder niet meer van klager vernomen tot 11 juli 2011. Verweerder heeft klager daarop bericht dat hij bij zijn eerdere advies bleef en heeft klager gewezen op de mogelijkheid om een beroep te doen op de geschillenregeling krachtens de rechtsbijstandpolis. Verweerder is van mening dat klagers klacht niet ziet op vermeend tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, maar dat klager beoogt het advies van verweerder inhoudelijk te laten toetsen. Een dergelijke toetsing moet desgewenst op basis van de bij SRK Rechtsbijstand geldende geschillenregeling worden opgelost. Klager is hierover geïnformeerd bij brief van 29 september 2011. Verweerder heeft betwist dat - indien klager een redelijke kans op succes zou hebben - er sprake zou zijn van enige belemmering om tegen het ABP te procederen. Verweerder betwist te hebben gehandeld in strijd met enige gedragsregel.

 

5 BEOORDELING

 5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht(onderdelen) en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2012.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.