Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-11-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3892
Zaaknummer
R. 3806/11.208
Inhoudsindicatie
Klager is de wederpartij van de cliënte van verweerster in echtscheidings- en aanverwante procedures. Klacht dat verweerster de rechtbank doelbewust heeft voorzien van foutieve informatie, dat zij klager niet tijdig heeft geïnformeerd over de datum van de echtscheiding waardoor hij een maand extra alimentatie heeft betaald en dat verweerster het door de rechtbank geadviseerde mediationtraject heeft gesaboteerd. De plaatsvervangend voorzitter oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat verweerster de haar toekomende ruime mate van vrijheid in de belangenbehartiging voor haar cliënte te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Ook kan niet worden vastgesteld dat verweerster onwaarheden naar voren heeft gebracht in de procedure(s). Het lag niet op de weg van verweerster om klager direct te informeren over de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Niet is komen vast te staan dat verweerster die inschrijving heeft getraineerd. Verweerster heeft met toestemming van klager in overleg met haar cliënte het eerste en het laatste mediationgesprek bijgewoond en tijdens het laatste gesprek is afgesproken de mediation te beëindigen. Voor zover met het derde klachtonderdeel is bedoeld dat verweerster een eigen belang had bij sabotage om een hoger honorarium in rekening te kunnen brengen geldt dat klager niet rechtstreeks in zijn belang is getroffen, zodat het klachtonderdeel in zoverre kennelijk niet-ontvankelijk is. De eerste twee onderdelen van de klacht worden als kennelijk ongegrond en het derde onderdeel als kennelijk ongegrond c.q. kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Ook in het verzet heeft klager niet aangetoond dat verweerster onjuiste informatie aan de rechtbank heeft gegeven. Evenmin heeft klager aangetoond dat verweerster op de hoogte was van bepaalde door klager beweerde feiten. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 26 september 2011, door de raad ontvangen op 26 september 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 12 oktober 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond afgewezen en klachtonderdeel c als kennelijk ongegrond c.q. kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen, welke beslissing op 12 oktober 2011 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 25 oktober 2011, door de raad ontvangen op 26 oktober 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 24 september 2012 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft stukken overgelegd.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 3.
2.2 Bij e-mail van 19 april 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij:
a. de Rechtbank doelbewust heeft voorzien van foutieve informatie;
b. klager niet tijdig heeft geïnformeerd over de datum van de echtscheiding, waardoor klager een extra maand alimentatie aan de cliënte van verweerster heeft betaald;
c. het door de Rechtbank geadviseerde mediationtraject heeft gesaboteerd, in welk verband klager ook aanvoert dat verweerster er – financieel – bij gebaat zou zijn een bodemprocedure met een eventueel hoger beroep te voeren.
3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen het handelen van verweerster gehandhaafd. Klager is van mening dat verweerster een loopje neemt met de normen van de advocatuur en deze voortdurend naar haar hand zet ten nadele van klager.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 4.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.
5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter.
Wat klachtonderdeel a betreft heeft klager ook in het verzet niet aangetoond dat verweerster onjuiste informatie aan de rechtbank heeft gegeven en evenmin dat verweerster op de hoogte was van de door klager beweerde feiten.
De raad verenigt zich ten aanzien van de klachtonderdelen a, b en c dan ook met de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne.
Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, G.J. Schipper, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 november 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 november 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.